Atoomveteranen mogen procederen

Atoomveteranen mogen procederen De Britse regering loopt de kans alsnog miljoenen aan schadevergoeding te moeten betalen aan zo'n duizend ex-militairen, die in de 50'er jaren mee moesten doen aan atoomproeven. Aanvankelijk verklaarde de Britse regering dat eventuele claims niet gehonoreerd zullen worden wegens verjaring. De veteranen zijn veel te laat met hun verzoeken. Ook zou verband tussen die atoomtesten en ziektes na zo'n lange tijd nauwelijks bewijsbaar zijn (lees meer op BBC-News).

Het Britse Hooggerechtshof heeft dat nu rechtgezet. Blijkbaar erkent de rechter de argumenten die de advocaat van de veteranen in januari tijdens een hoorzitting heeft ingebracht. De voortschrijdende wetenschap maakt het nu mogelijk beter te bewijzen dat er een verband is tussen de destijds opgelopen nucleaire straling en ziektes als kanker, vruchtbaarheidsproblemen en huidziektes.

Groot-Brittannië loopt trouwens ook achter ten opzichte van landen die ook met deze kwestie te maken hebben. De VS kent al langer een wet die compensatie mogelijk maakt voor nucleaire veteranen en in Frankrijk wordt zo'n wet waarschijnlijk later dit jaar aangenomen.

Er is tijdens de Koude Oorlog op tamelijk amateuristische wijze omgesprongen met de inzet van soldaten bij atoomproeven. Zonder enige adequate bescherming moesten duizenden militairen kijken naar ontploffende atoombommen. Neerdalend stof werd met een borstel van de uniformen geveegd. Bloedtesten wezen weliswaar op verhoogde radioactiviteit, maar omdat de militairen niet onmiddellijk op grote schaal ernstige kwaaltjes kregen, meende men dat het allemaal wel meeviel.

Een woordvoerder van de Britse regering verklaart nu dat bij het beoordelen van schadeclaims, gekeken zal worden of de het Britse ministerie van Defensie wel verantwoordelijk kan worden gehouden. Als dat bewezen kan worden, is men bereid compensatie te betalen. Kan het ministerie van Defensie stellen dat men destijds te weinig kennis had en dus niet verantwoordelijk kan worden gehouden?
Zo gaat dat tegenwoordig in strafzaken niet meer. Dankzij DNA-technieken kunnen bepaalde zaken heropend worden, omdat er sprake is van nieuwe bewijs. Iets dergelijks lijkt me nu ook het geval bij de Britse atoomveteranen. Dat wordt dus betalen.

Er ontstaat dan wel een dilemma voor de overheid. In hoeverre staat de overheid proeven toe met technieken waarvan nog onvoldoende duidelijk is of er schadelijke gevolgen voor de gezondheid uit voort kunnen vloeien? Stel dat over 50 jaar blijkt dat proeven met gentechnologie om voedselgewassen te verbeteren, vervelende ziektes hebben veroorzaakt bij de honderden werknemers die er aan hebben meegewerkt? Als die hun claims indienen zou een regering dus in dezelfde situatie terecht kunnen komen, als nu de Britse regering. Net in tijden van economische crisis, zou ook nog eens miljoenen aan compensatie betaald moeten worden? Kan een overheid zich indekken tegen zulke toekomstige tegenvallers?

Men zo kunnen wachten met verdere proefnemingen tot de wetenschap meer weet over mogelijke risico's. Dat zou de voortgang van onderzoek naar oplossingen voor het voedselvraagstuk alleen maar belemmeren.
De overheid zou zich ook kunnen verzekeren tegen deze risico's, maar dat maakt rijk's uitgaven alleen maar duurder. Ook zou men nu wetten kunnen maken waarin verjaringstermijnen toekomstige claims uitsluiten of het gebruik van proefkonijnen, ook al zijn dat soldaten, veel beter wordt geregeld dan 50 jaar gelden het geval was.

Misschien kan de overheid toekomstige betalingsproblemen voorkomen door nu betere keuzes te maken. Huidige problemen op gebied van voedsel, energie en conflicten zijn ook op te lossen door een andere verdeling van middelen en macht. Een overheid moet zich niet verschuilen achter wetenschappers die elkaar in de haren vliegen met uiteenlopende cijfers en theorieën.

Wijzelf trouwens ook niet. Kiezen we voor doorgroeien van bevolking en consumptiegemak, dan zullen we de risico's ook moeten accepteren.

Zwaar werken tot je 65ste?

Zwaar werken tot je 65ste? Quote van de week: “Het is niet uitgesloten dat er werknemers zijn die al jaren zeer zware arbeid verrichten en die door de verhoging geconfronteerd zouden worden met een onverwachte verlenging daarvan.
(Uit samenvatting van
de AOW-notitie (pdf!), die het kabinet vandaag naar de 2e Kamer stuurde)

Tja, het zou zomaar kunnen dat er nog mensen zijn die zwaar werk verrichten op het moment dat de pensioengerechtigde leeftijd omhoog gaat. Want dat die omhoog moet is voor het kabinet wel duidelijk. In de AOW-notitie staat immers dat van alle oplossingen die bedacht zijn om de vergrijzing betaalbaar te houden, de verhoging van de pensioenleeftijd de meest aanvaardbare oplossing is.

In de samenvatting van die notitie zegt het kabinet het geen oplossing te vinden mensen met zware beroepen eerder met pensioen te sturen. Wel zou een nog nader te bepalen tijd een uitzondering voor werknemers in zware beroepen gemaakt kunnen worden: “Als zij binnen tien jaar na invoering van de hogere AOW-leeftijd 65 jaar worden en dan veertig jaar een zwaar beroep hebben gehad, zouden zij nog op hun 65ste jaar met pensioen kunnen in plaats van met 67 jaar“.

Nou dat valt weer reuze mee. Dit kabinet is de beroerdste niet. Maar voor het kabinet met een dergelijke regeling respect toont voor alle mensen die hun straten hebben geplaveid, hun gebouwen hebben gemetseld of hun plafonds hebben gestucd, wil het kabinet eerst weten wat dan wel zware beroepen zijn. In de samenvatting lezen we: “Aanwijzing volgens een objectief criterium is vrijwel onmogelijk. Dit is geprobeerd in het kader van de Wet VUT, Pensioen en Levensloop waarmee de fiscale voordelen van de regelingen voor vervroegde uittreding is afgeschaft“.

He kabinet houdt werkgevers en werknemers en de sociale partners in een bedrijfstak verantwoordelijk voor het verminderen van de belasting van een zwaar beroep. Het volgt daarmee een SER-advies over gezondheidsbevordering van werknemers: “Voor wie het beroep te zwaar dreigt te worden, moet het mogelijk worden over te stappen naar een minder zware functie binnen de eigen sector of daarbuiten“. De SER ziet ook geen reden voor meer prikkels bijvoorbeeld in de vorm van verdere wet- en regelgeving. De bedrijven en de werknemers lossen het zelf wel op, denkt men.
Het kabinet zegt nu dus: nou moeten jullie er snel wat aan doen, want eigenlijk willen we niet met langer met zware beroepen geconfronteerd worden. Stel je voor dat er serieus werk gemaakt moet worden van die uitzonderingsregel!

Mag ik, heel subjectief natuurlijk, stellen dat stratenmaker en verpleger/ster tot de zware beroepen horen? En dat het bekend is dat er een tekort is of zal ontstaan in deze beroepen? Dan vrees ik dat het kabinet met al de mitsen en maren om zware beroepen te sparen, de motivatie zo'n vak te kiezen er niet groter op zal maken.

Dommigheid? Welnee, dit is natuurlijk een briljante brainwave van het huidige kabinet. Die ziet de bui inmiddels dik hangen. Tegen de tijd dat de pensioenleeftijd omhoog moet, regeert de PVV mee. En die zal dan op de blote knieën in het verre oorden moeten bedelen om arbeidskrachten, die hier het laatste restantje zware werk moeten opknappen. In plaats van de grenzen dicht, moeten ze dan ineens weer open. Daar gaat de geloofwaardigheid van de PVV.

Regeren is vooruitzien, nietwaar?

Reclame schandpaal

Reclame schandpaal

Wie niet luisteren wil, moet maar voelen. Een uitspraak die aan dovemansoren was gericht omdat de klinkende oorvijg die er aan vooraf ging het oor deed suizen. De Reclame Code Commissie laat nu ook de oortjes gloeien. Voortaan krijgen foute adverteerders, die niet luisteren naar de uitspraken van de commissie, een virtuele draai om de oren.

Vandaag lanceerde de SRC (Stichting Reclame Code) de rubriek het Rode Oor. Met daarin “een actueel overzicht van adverteerders wiens reclame-uitingen in strijd zijn bevonden met de Nederlandse Reclame Code en onder “non-compliance” zijn genoteerd”. Dat laatste betekent dat de schuldige adverteerders niet of afwijzend hebben gereageerd op het verzoek van de SRC zich te schikken naar de uitspraak van de Reclame Code Commissie.
In de lijst staan de namen van de zondaars en links naar pdf-documenten waar de uitspraak in staat.
Een zondige adverteerder wordt uit de lijst gehaald als hij alsnog in contact treedt met de Reclame Code Commissie en aangeeft hoe hij zijn reclame-beleid heeft verbeterd.

Nu kon je altijd al de uitspraken van de Reclame Code Commissie inzien, mits je een abonnement hebt. Wil je weten of een bedrijf de uitspraak ook ter harte heeft genomen, dan is er echter geen lijst te vinden. De SRC kiest er voor alleen de weigeraars in beeld te brengen. Dat zijn er niet zoveel, want in 2008 koos 92% van de aangeklaagde bedrijven eieren voor hun geld en volgde de aanwijzingen van de SRC op.

Het lijkt een beetje op de politie die daders openbaart op internet. Of de rechtbank die alle uitspraken online zet. De vraag is of het Rode Oor daar iets aan toevoegt. Een bedrijf dat zich niet aan geldende reclameregels houdt kan immers door de Consumentenautortiteit voor de rechter gesleept worden. Wie wil weten of dat wel eens gebeurt en hoe dat afloopt moet wel wat meer moeite doen om de zaak op internet te vinden. Het Rode Oor van de Reclame Code Commissie is eigenlijk een soort snelschandpaal.

Nu zou je misleidende reclame gelijk kunnen stellen met een winkeldiefstal. Dus als een winkelier een foto van de dader in de etalage zet, mag de Reclame Code Commissie toch ook wel een lijstje ongehoorzame reclamemakers plaatsen? Of gaat ook dit net een stapje te ver?

Welke MP is de beste crisismanager?

Welke MP is de beste crisismanager? Het Historisch Nieuwsblad heeft Gerrit Zalm uitgeroepen tot de tot beste minister van Financiën sinds 1900. Het lijkt wel of de 150 deskundigen vooral de ministers van Financiën loven, die af en toe een greep in de staatskas deden om de burgers een fooi te geven. Zalm mocht in de Paarse periode nog wel eens een meevallertje weggeven. Vlak na de Tweede Wereldoorlog deelde minister Lieftinck een tientje uit aan elke burger. Lieftinck scoorde de tweede plaats.
Zalm is blij met de eretitel en gaat nu voor “beste bankier sinds 1900”, zo zegt hij in het Historisch Nieuwsblad.

Nou had Zalm het tij redelijk mee. Wouter Bos, die in de verkiezing als zevende eindigde, heeft het wel wat zwaarder. De crisis is nog niet voorbij en of hij nog wat uit mag delen aan het volk, moeten we afwachten.
Dat brengt me op een heel andere vraag.

Regeren in tijden van rampspoed en tegenslagen is natuurlijk een veel grotere opgave, dan het land besturen met de wind mee. Dat vraagt veel van een kabinet en vooral van een minister-president. Die moet zijn kabinet op de rails houden en het volk op vertrouwenwekkende wijze door de crisis heen loodsen.

Was dat Ruijs de Berenbroek, die in 1918 met Troelstra’s revolutie te maken kreeg en in 1929 tijdens de wereldwijde economische crisis dit land moest leiden?
En hoe deed Gerbrandy het tijdens de Tweede Wereldoorlog? Dat is toch een crisis van heel andere orde, dan een paar vallende banken.
Willem Drees kreeg niet alleen de taak de democratie weer op te starten in 1945, maar was crisismanager tijdens de politionele acties in Indonesië (1948) en zat in zwaar weer met het Nieuw-Guinea beleid (1951).
Premier De Quay mocht in de 60’er jaren de woningnood tackelen.

Den Uyl kreeg in de 70’er jaren met de oliecrisis te maken met een kabinet dat soms rollenbollend over straat lag.
In de 80’er jaren had Van Agt het moeilijk met de werkloosheid en de onrust onder de burgers wegens de kruisraketten.
Lubbers nam die fakkel over en kwam in economisch slechtere tijden terecht.
Onder Wim Kok ging het dan allemaal wat florissanter, hoewel hij op de valreep nog aan de Sebrenicacrisis onderuit ging.
En nu mag Balkenende zich kredietcrisismanager noemen.

Welke premier is de beste crisismanager sinds 1900? Wie slaagde (slaagt) er het beste in het land door woelige tijden te loodsen? Jouw reactie graag, met natuurlijk een motivatie waarom je een van de negen de beste crisispremier vindt.
Noem 1, maximaal 3 MP's (gerangschikt naar beste, ook wel goed en op je 3e plaats nog een redelijke kandidaat) en volgende week kom ik er op terug om dan de top-drie te presenteren.
In dit document (excel-sheet!) vind je de MP'snog eens op een rij met extra informatie.

Beeldrecht betaalt zorg

Beeldrecht betaalt zorg

Als in een soapserie Katja Schuurman een beetje ziek ligt te doen in een nepziekenhuis, weten we wel dat ze niet echt lijdt en bovendien er goed voor wordt betaald. Als een close-up van de hartmonitor aangeeft dat het gedaan is met Katja, liggen we er niet wakker van, want de volgende dag mogen we haar in de volgende goed betaalde media-klus aanschouwen.

Bij reality-series ligt dat anders. Echte mensen, die met echte ziektes en verwondingen op de buis komen in series als Traumacentrum of Ingang Oost. Een stuk spannender, want levensecht. Daar zou je wel wakker van kunnen liggen, want had je buurman niet diezelfde kwaal of was je nichtje ook niet eens onder een auto gekomen?

De RVZ (Raad voor de Volksgezondheid) heeft de ministers Klink (zorg) en Plasterk (media) aangeschreven en er op gewezen dat soms een onaanvaardbare schending van de privacy van patiënten plaatsvindt. Er moet gewaakt worden voor beïnvloeding: “Als de camera al aanwezig is, zullen patiënten geneigd zijn ja te zeggen. De implicaties – zoals beelden die op internet een tweede leven krijgen – worden hen vaak pas later duidelijk“.
Niet alleen de televisiemakers hebben belang bij kijkcijfers trekkende beelden. De RVZ stelt dat ook andere partijen belangen hebben bij dit soort programma's: “Zorginstellingen concurreren via reality-shows. Patiëntenverenigingen dragen veelvuldig financieel bij aan programma’s, om ‘hun’ ziekte onder de aandacht te brengen. Professionals willen begrip voor hun positie. Wetenschappers willen onderzoeksresultaten onder de aandacht brengen“.

Dan wil de ethiek wel eens het kind van de rekening worden en daarom is het nu tijd voor reflectie en een inhaalslag. Daarbij stelt de RVZ zich onder andere een code voor, waarin zorginstellingen hun mediabeleid duidelijk maken. Onaanvaardbare situaties, als het filmen van een bewusteloze patiënt, zouden met zo'n code in de zorgpraktijk niet langer worden toegestaan.
Het CEG (Centrum voor Ethiek en Gezondheid) ziet wel dat “de aanwezigheid van media op zelfs de meest intieme momenten van ons dagelijks leven is steeds normaler geworden” en dat ook de
medialisering van de gezondheidszorg de privacy van patiënten blootlegt.

Het is natuurlijk een wonderlijk verschijnsel dat mensen hun ziel en zaligheid, hun lief en leed, openbaren voor elke willekeurige camera. Voor de meesten geldt echter dat ze er met hun volle, gezonde verstand bij zijn en kunnen beslissen of ze zich in een mediamiek moment willen scharen in de rijen der Beroemde Nederlanders. Iemand die net total-loss is gereden op een zebrapad of van de dokter hoort welke dodelijke ziekte is geconstateerd, mag minder toerekeningsvatbaar worden geacht. Daar hebben de RVZ en het CEG wel een punt.

Nu zou je met een gedragscode daar paal en perk aan kunnen stellen, maar laat in die code wel een mogelijkheid open ook een patiënt zijn lijden tot stardom te verheffen. Het is ethisch niet verantwoord, wat ik nu ga voorstellen, maar toch een poging gewaagd.
Is een patiënt volledig bij zinnen dan is toestemming op een normale manier te regelen. Bij andere patiënten vraagt men toestemming als de genezing is geslaagd. En voor de opnames en verspreiding van de beelden wordt betaald. Ik stel voor de Balkenende-norm te hanteren. De behandelingen kunnen zo dik worden bekostigd.

Beeldrecht draagt zo bij aan beperking van de zorgkosten. Van alle patiënten die niet genezen, wordt het beeldmateriaal vernietigd. Het kan zijn dat progammamakers helemaal geen zin hebben in zulke voorwaarden en stoppen met zorg-reality. Ook goed. Want ik geloof niet dat die programma's ook maar iets toevoegen aan opwaardering voor de zorg.

Meer Toezicht

Meer Toezicht

Mensen houden zich niet altijd en overal aan de spelregels. Je kan dan de discussie aangaan over die regels. Deugen ze wel? Moeten er meer, minder of andere regels komen?

Op diverse gebieden staan de spelregels zelf steeds minder ter discussie, maar groeit de trend het over de naleving van de regels te hebben. Meer specifiek: door het toezicht daar op te verbeteren. De kreet “meer blauw op straat”, wordt nu ook vertaald naar sterker toezicht op de financiële wereld, strakker toezicht op jeugd, ouders en opvoeding, meer bevoegdheden voor Raden van Toezicht in de zorg, enzovoorts, enzovoorts.

Nu is ook het voetbal aan de beurt. De UEFA gaat experimenteren met vijf toezichthouders bij Europa League-wedstrijden. De scheidsrechter en de grensrechters krijgen assistentie van twee officials die toezicht houden op het penalty-gebied.

Dat werd tijd, zeg. Bij sporten als handbal, basketbal en ijshockey is het gewoonte dat een van de twee scheidsrechters het doelgebied in de gaten houdt vanaf de achterlijn. Bij voetbal blijven de scheids en grensrechter op een afstand. Logisch dat er dan wel eens een vergissing wordt gemaakt bij het toekennen van een penalty of het afkeuren van een doelpunt.
Het volk kan soms razend worden over een verkeerde beslissing. In dat geval is er nog het toezicht van de ME die het publiek desnoods het stadion uit ramt, als de opstand uit de hand loopt.

Voetbal is economie. Als verandering der spelregels niet leidt tot het uitbannen van excessen, dan is meer toezicht misschien de oplossing. Want voetbal afschaffen, is geen optie. Money makes the world go round en die bal moeten we dus draaiende houden.
Het grappige is dat de UEFA met dit experiment wil onderzoeken of extra menselijk toezicht een alternatief kan zijn voor het gebruik van video-apparatuur. Waar in de openbare ruimte het aantal camera's toeneemt, overweegt de UEFA dus de camera buiten spel te zetten?

Natuurlijk, beelden zijn ook interpretabel. Een beroemdheid die in een parkeergarage staat te zoenen, kan altijd zeggen dat het geen kus was, maar dat het om mondhygiënische regels nodig was de ander te flossen na een zakendiner. Iemand die bij een pinautomaat staat met een panty over het hoofd, kan stellen dat de wasdroger thuis kapot was en dat moeders heeft gevraagd de was even buiten te drogen.
Bovendien kan ook apparatuur falen. Als apparatuur langs de snelweg
niet goed werkt, kan de controlerende instantie met duur overwerk worden opgezadeld om zo'n 9300 boetes ongedaan te maken.

Meer toezicht. Wie weet helpt het een uitslag van een voetbalwedstrijd te bewerkstelligen waar iedereen het mee eens kan zijn. Wie weet houdt het ondoorzichtelijke gerommel in het strafschopgebied daar mee op. Hulde aan Het Toezicht, als het leidt tot vermakelijke, sportieve, blessurevrije wedstrijden die toch spannend genoeg blijven omdat de scheidsrechter het spel niet elke keer dood moet leggen.

Zijn we zo van god los dat de behoefte aan Het Toezicht toeneemt? Wat te doen als de Grote Oppas even een black-out heeft? Wie houdt de toezichthouder in de gaten?
De regels handhaven door er meer toezicht op te zetten leidt hooguit tot meer penalty's. De discussie zal niet moeten gaan over waar en hoeveel toezicht er moet komen, maar waarom de behoefte aan toezicht toeneemt. Als voetbal tot waanzin leidt, kun je de regels aanscherpen, het toezicht uitbreiden of het hele spel afschaffen. De waanzin zal zich dan naar een ander gebied verplaatsen.

Wat werkt dan wel? Tsja, ik heb de wijsheid ook niet in pacht (“hear, hear!”), maar de eeuwenlange vraag waarom de een iets doet, wat ten koste gaat van een ander, moet je niet smoren in meer regels die meer toezicht nodig hebben.

Het vrije woord

Het vrije woord

Sprekerd: “Voorzitter, nu ik toch het woord heb….”
Voorzitter: “Meneer de Sprekerd, u kunt het woord niet hebben”.

Sprekerd: “Pardon?”
Voorzitter: “U kunt het woord niet hebben, het woord is vrij”.

Sprekerd: “Maar u zei zelf dat ik nu aan de beurt ben, dus neem ik dan ook het woord…”
Voorzitter: “Ho! Niet zo grof alstublieft! Het woord nemen! Kuis uw taal een beetje”.

Sprekerd: “Voorzitter, ik volg u niet. In de Dikke van Dale staat het woordje nemen, dus mag ik dat gebruiken”.
Voorzitter: “In de Dikke van Dale staat: nemen – gebruikmaken van de gelegenheid; (plat) iem ~ seksuele gemeenschap hebben met; dat kan ik dus niet accepteren”.

Sprekerd: “Nou ja zeg, dit is te gek voor woorden! Het woord is geen iemand”.
Voorzitter: “Het woord is, in al haar vrijheid, wel kwetsbaar. Het kan zich niet verdedigen”.

Sprekerd: “Daar wilde ik het nu juist over hebben”.
Voorzitter: “Goed, komt u ter zake, maar let wel op uw woorden”.

Sprekerd: “Voorzitter, ik ben van mening dat het woordgebruik alle vrijheid dient te krijgen. Het is een democratie onwaardig als de burger wordt gemuilkorfd en beperkt in de vrije keuze van het woord”.
Voorzitter: “Mooi gesproken. Kunt u dat toelichten?”

Sprekerd: “Zeker! Mag ik de metafoor van de vrije markt gebruiken? We hebben zoveel woorden. Als de overheid of welke instantie of persoon dan ook gaat bepalen welke woorden er in de kraampjes van de taalmarkt worden aangeboden, dan heeft de burger toch geen vrije keuze meer? Hoe zou u het vinden als er slechts twee wasmiddelen in uw supermarkt worden aangeboden? Dat moeten we niet willen.”
Voorzitter: “Mwah, het zou een stuk makkelijker zijn en heel wat tijd schelen bij het boodschappen doen. Maar goed, de metafoor gaat mank, geachte Sprekerd. Woorden liggen niet in de winkel, ze zitten in onze hoofden”.

Sprekerd: “Juist, helemaal juist, voorzitter! U kent het gevleugelde woord: De gedachten zijn vrij?”
Voorzitter: “Dat is mij bekend, ja. Wat wilt u daar mee zeggen?”

Sprekerd: “Wel, als die vrij zijn, waarom zouden we ze dan niet mogen gebruiken?”
Voorzitter: “Daar heb je woorden voor nodig”.

Sprekerd: “Weer juist, voorzitter. Hulde! Ik pleit er nu voor de vrije keuze van het woord grondwettelijk vast te leggen”.
Voorzitter: “Ik wijs u er nog eens op dat het woord zelf weliswaar vrij is, maar zelf geen keuze heeft. Dan ontstaat er een kwetsbare positie, waarin het woord makkelijk misbruikt kan worden. Misschien is het beter in de grondwet het misbruik van het vrije woord te regelen?”

Sprekerd: “Dan zitten we met de vraag wie dan bepaalt wanneer er sprake is van misbruik”.
Voorzitter: “Heeft u een suggestie?”

Sprekerd: “Voorzitter, ik heb de wijsheid ook niet in pacht….”
De Zaal: “Hear, hear!!”
Voorzitter: “Orde! (klop, klop…) Orde!”

Sprekerd: “Dank u, voorzitter. Ik versta genoeg engels om te begrijpen dat De Zaal mij wenst te beledigen. Fijn dat u even ingrijpt”.
Voorzitter: “Ah! Daar bent u wel voor?”

Sprekerd: “Natuurlijk! Hoe kan ik anders het vrije woord voeren?”
Voorzitter: “En De Zaal mag slechts het vrije woord toeteren als u dat uitkomt?”

Sprekerd: “Eh, nee, hm, ja., ik bedoel….”
Voorzitter: “Ik vrees dat deze discussie tot in de eeuwigheid gevoerd zal worden en daar de vergadertijd reeds ver is overschreden, sluit ik nu het debat tot nader orde”.

Sprekerd: “Maar voorzitter! Ik ben nog niet uitgepraat!”
Voorzitter: “Geachte Sprekerd, ik zei tot nader orde. We zullen er ongetwijfeld op terugkomen. Het kan ook geen kwaad een tijdje in stilte onze gedachten er over te laten gaan”.

Sprekerd: “Huh? Watte?”
Voorzitter: “U kent dat woord toch wel?”

Sprekerd: “Stilte? Nooit van gehoord”.
Voorzitter: “U spreekt voor zich”.

Sluikreclame in eindexamens?

Sluikreclame in eindexamens? U herinnert zich nog wel de boosheid van de VVD over sluikreclame van de linkse kerk in een vraag bij het havo-eindexamen Nederlands? Staatssecretaris Bijsterveldt was het roerend eens met de VVD dat het eindexamen geen podium is waar je zomaar de liberalen in een kwaad licht kan zetten en ze liet de vraag schrappen.

Als het aan Wemos ligt, mag de staatssecretaris opnieuw een vraag verwijderen. De lobbyclub voor verbetering van de gezondheid van mensen in ontwikkelingslanden is boos over een vraag in het VW0-eindexamen scheikunde. Er zou reclame zijn gemaakt voor kunstvoeding voor te vroeg geboren baby's. En omdat de WHO (World Health Organization) heeft bepaald dat fabrikanten van zulk spul zich niet op een groot publiek mogen richten, past het noemen van een merknaam niet in een eindexamen.

Veel meer schrijft Wemos er niet over, maar verwijst voor nadere informatie naar een aantal links. Onder andere naar de protestbrief (pdf!) die een particulier borstvoedingscentrum heeft gepubliceerd. Da's dan weer sluikreclame die wel kan?

Waar de VVD-boosheid nog enigszins begrijpelijk was, valt bij nadere lezing van de stukken niet goed te vatten waarom Wemos nou zo boos is. Het genoemde borstvoedingscentrum is zelfs laaiend en schrijft dat het verbijsterend is dat “de overheid (…) er niet voor terugdeinst om Vwo-leerlingen (…)een centraal schriftelijk eindexamen voor te schotelen waarin op ostentatieve wijze reclame wordt gemaakt (met onder andere het bij herhaling noemen van geregistreerde handelsmerken) voor kunstvoeding van een fabrikant die wereldwijd op grote schaal internationale gedragscodes en wetgeving overtreedt“.

Afijn, Wemos heeft gelukkig ook een link naar het bewuste examen (pdf!) staan en wie naar pagina 6 en 7 scrollt ziet daar een paar teksten staan waarover juist de fabrikant van het genoemde goedje zich boos zou kunnen maken. Wemos en het borstvoedingscentrum zouden juist blij moeten zijn dat in de vraag gewezen wordt op herhaalde onzorgvuldigheden van de fabrikant.

Op pagina 6 staat dat de fabrikant keurig allerlei codes vermeldt, maar bepaalde informatie over een gebruikt zuur achterwege heeft gelaten. Verder worden in de vraag twee voorbeelden gegeven van onnauwkeurig chemisch taalgebruik. Het komt er op neer dat de fabrikant reuze wetenschappelijk doet, maar met verkeerde termen en berekeningen.
De scheikundige Vwo'er die van plan is na het slagen een gezin te stichten, zal nu zeker het genoemde product niet aanschaffen wegens de onbetrouwbaarheid van de informatie.

Het lijkt er op dat Wemos de VVD-stunt kopieert en aldoende reclame maakt voor haar goede zaak. De eindexamens bevatten dus niet alleen onbedoelde sluikreclame, ze zijn ook een reclamevehikel geworden voor partijen en organisaties die in het nauw zitten.
De VVD moet alle zeilen bijzetten om kiezers terug te krijgen. Wemos dreigt wat steun van minister Koenders te verliezen. Hij wilde vele particuliere hulporganisaties niet allemaal zomaar subsidiëren en ze met premies tot samenwerking dwingen. Cily Keizer, de directeur van Wemos, ziet de bui al hangen en “vreest de kracht en deskundigheid van onze niche in de lobby verdwijnt als we in een groter verband opgaan” (zie 11e alinea en verder, onder kopje Versnippering in
dit artikel op ViceVersa).

Misbruik van de eindexamens voor reclamedoeleinden. Het zou een geslaagde actie van de staatssecretaris zijn als ze daar een eind aan maakt, in plaats van vragen te schrappen zodra iemands zere tenen gaan opspelen.

Burgerbudgetrecht

Burgerbudgetrecht In haar speech in de Tweede Kamer, deelde de president van de Algemene Rekenkamer mee dat het kabinet onvoldoende weet te verantwoorden of met het uitgegeven geld de gestelde doelen wel worden gehaald. Ze waarschuwde het parlement dan ook en zei: “Wij wijzen er op, dat de kwaliteit van het leggen van die relatie ons zorgen baart en daarmee de kans voor u om uw budgetrecht ten volle uit te oefenen“. (zie hier de hele speech, pdf!)

Nou, de oppositie vond de verantwoording inderdaad geen toonbeeld van transparantie. GroenLinks en D66 vonden het maar gegoochel met cijfers, de SP zegt met die brij aan cijfers en papier niets te kunnen en de VVD vond het wel lef hebben dat het kabinet zich een dikke voldoende gaf voor haar verantwoording.
En dat is het dan voorlopig, want om nu dat
budgetrecht uit te oefenen heeft de Kamer dus concretere informatie nodig.

Nu hoort de 2e Kamer het hele jaar door het kabinet te controleren en daar waar zij dat nodig acht wijzigingen in de begroting of uitgaven voor te stellen. Moet het parlement wachten op gehaktdag om tot daden over te gaan? Of is Prinsjesdag een beter moment? En zou ook het parlement niet elk jaar verantwoording moeten afleggen over haar controlerende taak?

Dat doet de burger natuurlijk bij de verkiezingen. Helaas is dat slechts eens in de vier jaar, mits een kabinet overeind blijft. Het kabinet en het parlement worden alleen gescreend via opiniepolls, die nauwelijks van betekenis zijn om beleid en volksvertegenwoordiging tussentijds bij te sturen.

Dat moet beter kunnen. Niet alleen de Kamer ook de burger zou een soort budgetrecht kunnen krijgen.
Hoogleraar Paul de Beer stelde al eens voor iedere burger op zijn jaarlijkse belastingaangifte de mogelijkheid te geven ook in te vullen aan welke zaken de overheid meer geld zou moeten besteden. Een bepaald percentage van rijk's uitgaven zou dan ook volgens die wensen moeten worden verdeeld (zie
hier dat voorstel op Sargasso).

Wie dat wat te ver gaat, kan misschien wel akkoord gaan met een jaarlijks burgertussenrapport. Een Tussentijdse Evaluatie met behulp van de Digid. Men kan op een speciale website van de overheid aangeven of het kabinet goed, voldoende, matig of slecht op koers ligt.
Op dat tussenrapport kan de burger ook aangeven met welke beleidsonderdelen het kabinet op de ingeslagen weg verder moet gaan, welke veranderd moeten worden en met welk beleid het kabinet maar beter kan stoppen. (zie hier dat voorstel op dit weblog).
Met zo'n tussenrapport krijgt het parlement vanzelf een goede vingerwijzing of men haar taak, naar oordeel van de burger, goed uitvoert. Immers een “ja, ga zo maar door” van de burger, zou voor de volksvertegenwoordiging aanleiding kunnen zijn over een eventuele afwijzing van kabinetsplannen nog eens goed na te denken.

Een andere mogelijkheid is de Algemene Rekenkamer er een extra taak bij te geven. De Rekenkamer kan ook de burger betrekken bij een oordeel over de resultaten van het beleid. De Rekenkamer stelde dat de 2e Kamer amper kan nagaan wat er van het armoedebeleid terecht komt. Het Rijk delegeert dat naar de gemeenten. De verantwoordelijke minister Donner vindt dat de lokale overheden dus verantwoording moeten afleggen en meent dat niet hij in details te hoeft treden over dat armoedebeleid.
Als de Rekenkamer dat nou eens bij de burgers checkt? Tenslotte ervaren die dagelijks wat er van dat beleid wordt waar gemaakt.

Drie voorstellen om de burger ook jaarlijks de gelegenheid te geven de overheid ter verantwoording te roepen. In onderstaande poll kun je aangeven welk voorstel je wel ziet zitten. Mocht je een ander idee hebben, vink dan “ander, namelijk” aan en leg in een reactie je idee uit.
Wie helemaal geen betrokkenheid van de burger bij gehaktdag wil, kan voor de optie “Nee, want” kiezen. Met uiteraard ook een toelichting in de reacties.

Zoals de prikklok thuis tikt….

Zoals de prikklok thuis tikt... Wie weet zit je nu lekker thuis te werken en werpt even een blik op dit weblog. Dat je dat dus in de baas zijn tijd doet, maakt niet uit, want die kijkt niet over je schouder mee. Heerlijk, dat thuiswerken. Zelf je werktempo bepalen en een grote mate van zelfstandigheid beperkt het ziekteverzuim, zo meldt het CBS. Maar werknemers zonder collegiale belangstelling verzuimen weer vaker, staat in datzelfde bericht. Misschien is het verstandig een collega mee naar huis te nemen op je thuiswerkdag.

Thuiswerken, wie wil dat niet? Jeugdminister Rouvoet ziet het als middel om gezinnen gelukkiger te maken. “Als werknemers (…)een deel van hun werk thuis zouden kunnen verrichten, dan zou dat heel veel gezinnen helpen in het spitsuur van hun leven“, liet hij in een toespraak in februari weten.
Rouvoet had
een onderzoek naar thuiswerken gelast, waaruit bleek dat werknemers het wel heel aardig vinden, maar de werkgevers de voordelen nog niet zo zien zitten.

De overheid stimuleert thuiswerken wel, door norm voor een onbelaste reiskostenvergoeding te verlagen. Het minimum aantal reisdagen voor woon-werkverkeer is verlaagd van 150 naar 128 dagen.
GroenLinks diende een initiatiefwet in om het recht op thuiswerken wettelijk vast te leggen. Meer thuiswerken zou minder files tot gevolg kunnen hebben en minder stress voor de werknemers.

Er werken al aardig wat mensen thuis. Een op de tien werkenden gebruikt huis en haar als werkplek of als uitvalbasis, volgens het CBS. Nu gaat dat in veel gevallen om beroepen die dat goed kunnen hebben. Vertegenwoordigers, consultants of computerprogrammeurs.
De Arbo Unie somt de voor- en nadelen van thuiswerken op: Mensen kunnen thuis vaak rustig en efficiënt werken, reistijd en files worden vermeden, afstemming van werk en privé verplichtingen zoals zorg, worden makkelijker. De nadelen: minder sociale contacten met hun collega’s en een te grote vermenging van werk en privé.

Zowel in het CBS-bericht als bij de Arbo Unie zien we wat tegengestelde elementen. Thuis minder stress door grote eigen zelfstandigheid. Thuis ongezonder door gebrek aan collegiale belangstelling en vermenging van werk en privé-beslommeringen.
Als mensen meer thuis gaan werken en dus meer tijd in en rond de eigen woning doorbrengen, zou dan het aantal
privé-ongevallen ook stijgen? Ongelukken in het huishouden dragen immers sterk bij aan de bijna onbetaalbaar geworden ziektekosten.
Natuurlijk zou een ongevalletje tijdens werktijd, ook al is dat thuis, tot de arbeidsongevallen gerekend moeten worden. Het zal lastig zijn dat goed te bepalen. Je zal even naar der wc willen, maar struikelen over het speelgoed dat je kind net achter je bureaustoel heeft gedeponeerd. Privé-ongeval? Ongelukje op de werkvloer?

De werkgever kan de Arbo-dienst te hulp roepen, om eerst een risico-inventarisatie te laten maken van je thuiswerkplek. Vervolgens krijg je te horen wat je thuis allemaal moet veranderen. Als je werktafel en bureaustoel niet aan de Arbo-richtlijnen voldoen, zal je die moeten vervangen. Betaal je dat nou zelf, of krijg je het vergoed van je werkgever?

Het zal een heel gesteggel worden om dat allemaal in cao's of wetten goed te regelen, omdat zowel werknemers als werkgevers natuurlijk niet graag zelf voor allerlei bijkomende kosten willen opdraaien. Of zal de overheid moeten bijspringen? Een beter milieu (minder files) en groot welzijn (gelukkig gezinnetjes) horen tot het lijstje ambities dat dit kabinet wil realiseren. Maar ja, dan zul je al die mensen, die door de aard van hun beroep nooit thuis zullen werken, klagen dat ze daarvoor geen belasting betalen.

De maakbaarheid van thuiswerken. Moet dat sterk door de overheid worden bevorderd, door wetten, fiscale voordeeltjes en desnoods herenakkoorden? Of moet het alleen in de cao-onderhandelingen ter tafel komen? Of moet het worden overgelaten aan de initiatieven van de individuele werknemer en de welwillendheid van zijn/haar werkgever?