Het Opvoeddebat

Het Opvoeddebat Minister Rouvoet is er wel over uit: opvoeders zijn niet alleen de ouders. Leerkrachten, kinderopvangers en sportcoaches zijn ook opvoeders. Vandaag, de Internationale Dag van het Gezin, startte hij het Opvoeddebat. De spelregels voor dat debat zijn simpel: “Een opvoeddebat brengt ouders, maar ook andere opvoeders zoals leraren, begeleiders op een kinderopvang en sportcoaches, binnen gemeenten met elkaar in contact“. En natuurlijk “met begrip en respect voor ieders rol en verantwoordelijkheid“.

De bedoeling is de diverse opvoeders van elkaar horen hoe je kinderen een evenwichtige opvoeding kunt geven. Opvoeden doe je niet zomaar, opvoeden kun je leren.
Hoewel dat debat al eeuwenlang wordt gevoerd op verjaardagsborrels in families, op ouderavonden in de scholen en in pedagogische geschriften, meent de toezichthouder voor Jeugd en Gezin, dat we er nog lang niet over zijn uitgepraat.

Dat zal best, maar waar gaat het over? Willen we ideale opvoeders of willen we ideale kinderen?
Het ideale kind bestaat niet. Niet als product van opvoeding. Vertel een kind dat-ie niet met zijn tengels aan de verhitte oven moet zitten en de een neemt het voor kennisgeving aan en gaat weer braaf achter zijn pc'tje zitten, een ander denkt: je kunt me meer vertellen en brandt zijn vingers. Meteen een fikse blaar en janken natuurlijk. Welk kind is hier het ideale kind?

De ideale opvoeder dan. Bestaat die wel? De ene waarschuwende ouder zal de braverik toeroepen: wat ben je toch een lieverd, de ouder van het aangebrande kind zal zeggen: zie je wel, dat komt er nou van. Welke ouder is hier de ideale ouder?
Zeker, er zijn meer opties. De ouder die een kind bij de hand neemt en dicht genoeg naar de oven leidt om het kind de warmte te laten voelen. Of de ouder die, na de waarschuwing, een oogje in het zeil houdt en de bengel net op tijd bij de oven wegsleurt.

Het probleem met kinderen is: het zijn net mensen. Leidt ze in verzoeking en de een gaat er volledig in op, een ander zal zich er vanaf keren. Zal een ouder die cum laude is afgestudeerd als neuroloog, psycholoog, pedagoog en gedragswetenschapper, de ideale opvoeder zijn?
Of moeten ouders hun kroost maar afstaan aan een instelling waar een heel team van professionals de opvoeding ter hand neemt?

Rouvoet laat ongediplomeerde opvoeders, de ouders, debatteren met professionals en hoopt er het beste van. Mooi, een goed gesprek is nooit weg. Maar de problemen waar opvoeders mee te maken hebben, neem je daar niet mee weg.
Een overheid die in de gaten houdt of er nog wel wordt opgevoed, moet de opvoeders wel de gelegenheid geven voldoende hun taak uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld door ouders voldoende inkomen te garanderen, zodat hun kinderen “maatschappelijk actief” kunnen zijn. De meeste ouders redden dat wel, maar volgens het SCP groeien zo'n 350.000 kinderen op onder de armoedegrens en voor hen zit er een sportclub of vioolles niet in.
En de professionele opvoeders moeten natuurlijk hun werk in alle rust kunnen doen, bijgestaan door voldoende collega's en met ruim voldoende middelen in niet al te grote scholen.

Is dan een goede opvoeding gegarandeerd? Nee, maar het helpt wel mee. Voorkom je dan wel falende ouders of probleemjeugd? Ook niet. Wat wel een verbetering kan zijn, is dat je opvoeders (ouders, leerkrachten, sportcoaches en Rouvoet zelf) leert ook hun fouten toe te geven. Kinderen zijn kwetsbaar, maar ze voelen zich wellicht minder rottig als ze zien dat volwassenen dat ook kunnen zijn.

Wat zeker zal helpen, is de jeugd van tegenwoordig niet tot nationale ramp te verklaren, waar een compleet ministerie voor moet worden ingezet. De meeste kinderen die wat rottigheid uithalen, groeien op tot redelijk goede burgers. En verder doet de bevolkingsgroei haar werk wel. Het aantal kinderen daalt fors, meldt het NRC. Dus mag je verwachten dat het aantal probleemkinderen ook daalt.

Eén probleem groeit misschien. Over een aantal jaren zullen er zoveel meer ouderen dan kinderen zijn, dat er teveel opvoeders zijn. Daar ben je als minderjarige minderheid mooi klaar mee.

De ingenieur als idool

De ingenieur als idool

Sporthelden, bekende schrijvers, beroemde schilders, favoriete muzikanten, zelfs populaire politici, we kunnen er zo hele rijtjes mee vullen. Maar ingenieurs met een sterrenstatus? Dat wordt hard piekeren.

Welke namen van inspirerende technici zouden in Nederland in aanmerking komen voor een dergelijke aanduiding? Wat is anno 2009 de plaats van de ingenieur in de publieke ruimte?
Dat zijn vragen waar het congres “Onder Ingenieurs” zich morgen, vrijdag 15 mei, mee bezig gaat houden. Het
Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen en de Technische Universiteit Eindhoven, zouden graag zien dat de mens achter de alom aanwezige techniek wat meer bekendheid en welverdiende roem kreeg. Terecht?

Tsja, Leonardo da Vinci kent iedereen wel. Maar meer als multi-wetenschapper dan als ingenieur. Van Gustave Eiffel kennen velen alleen zijn Parijse stalen toren en James Watt mag dan met zijn stoommachine het industriële tijdperk hebben ingeluid, maar vraag een willekeurige passant: wie was James? Tien tegen een dat je als antwoord krijgt: wat?

Over de status van de Nederlandse ingenieur hoeft niet te worden geklaagd. Tenslotte zijn hele delen van dit land drooggelegd door ingenieur Leeghwater, wist Cornelis Lely de Zuiderzee in te dammen en liet Gerard Philips Nederland het licht zien. Wereldberoemd zijn we dankzij die jongens geworden.
Internationaal tellen de hedendaagse ingenieurs ook aardig mee. De grootste drie ingenieurbureaus, Fugro, Arcadis en Grontmij scoorden in 2005 nog behoorlijk goede orders in het buitenland. Dat zal misschien door de crisis nu wat teruggelopen zijn, maar men weet de Nederlandse ingenieur dus wel te vinden.

Verder nog bekende ingenieurs? Jawel, onder webloggers bijvoorbeeld. Christian Jongeneel houdt niet alleen een eigen weblog bij, hij schrijft ook voor GeenCommentaar en levert columns aan het tijdschrift De Ingenieur.
Als lid van GroenLinks is hij ook zeer geïnteresseerd in politiek en er zijn ingenieurs die vinden dat ze wat meer vertegenwoordigt zouden moeten zijn in ons landbestuur en parlementaire organen.

Ze zijn er wel hoor. Minister Eurlings is een ir. en ex-staatssecretaris Aboutaleb een echte ing. In de Tweede Kamer zitten tien techneuten, waaronder Jeroen Dijsselbloem (PvdA) en Bas van der Vlies (SGP).
Het voordeel van meer ingenieurs in de politiek zou zijn dat er beter nagedacht kan worden over projecten als de Betuwelijn. “Voor de beoordeling van grote infrastructurele projecten zou het best goed zijn als er meer bèta-Kamerleden zouden zijn“, zei Van der Vlies vorig jaar nog
in Intermediair.
Voegt het wat toe als ingenieurs ook politiek bedrijven?

Ed Nijpels, voorzitter van ONRI (brancheorganisatie voor advies-, management- en ingenieursbureaus) zei in oktober 2008 nog: “Politici en ingenieurs zijn te veel probleemgericht, dat schiet niet op“. Maar hij ziet wel een taak voor de ingenieurs hun kennis wat meer in de strijd te gooien bij maatschappelijk relevante issues. Nijpels vindt de ingenieurs wat dat betreft veel te bescheiden en stelt: “Ingenieurs moeten laten weten wat de stand van zaken is op het gebied van onder meer energietechnologie, ruimtelijke ordening, robotisering en biotechnologie. Zij zijn aan hun beroepsethiek verplicht hierover te communiceren, ook als belangrijke klanten bij de komst van nieuwe technologie vrezen voor verstoring van hun nu nog comfortabele marktpositie“.

Ingenieurs willen dus meer erkenning. Misschien moeten ze hun X-factor wat oppoetsen of zich stevig mengen in politieke in maatschappelijke debatten.
Of zien we liever nieuwe Da Vinci's? Ingenieurs die van meer markten thuis zijn. Wat dacht u van een dichtende ingenieur? De hierboven genoemde Christian Jongeneel wijdde een artikel aan de Portugese futurist Álvaro de Campos, ingenieur en dichter. En tenslotte herinneren we ons ingenieur Lely maar al te goed. Ingenieur en staatsman.

Met welke bijzondere combinaties zouden voortaan ingenieurs het tot bekende en beroemde Nederlanders kunnen schoppen? Of vindt u dat de meesters der maakbaarheid gewoon moeten blijven knutselen aan al die zaken waar we dagelijks gebruik van maken? Misschien is dat dagelijks gebruik wel de ultieme eer die je aan een ingenieur kunt bewijzen.

Praktisch wel, politiek geen prijs

Praktisch wel, politiek geen prijs De wetenschapsredacteur van GeenCommentaar, Victor, heeft een lappendeken bedacht en is daarmee beloond met een 1e prijs in de Science Park Nieuwe Ideeën Prijsvraag 2009. Een initiatief in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdam Centre for Entrepreneurship.

Victor heeft
de Play'D ontwikkeld. Een zachte, dikke plaid waar zeer jonge kinderen niet alleen lekker op kunnen dagdromen, maar die tevens dienst als interactieve leeromgeving. De deken bestaat uit meerdere vakjes die elk verbonden is met software waarmee de motorische en cognitieve ontwikkeling van het kind kan worden gestimuleerd.

Alle eer gaat naar Victor zelf, want het bloggen op GC kost hem één woensdagmiddag per week. De rest van de tijd is-ie dus van alles en nog wat aan het uitvinden. Het zou kunnen dat de lappendeken is uitgeprobeerd op de kinderen van de voltallige GC-redactie. In dat geval ook hulde aan het kroost van GeenCommentaar.

Opmerkelijk aan de uitslag is dat de jury heeft gekozen voor praktisch en niet voor politiek. De 2e prijs ging namelijk naar een robot die onderzoek naar interactie tussen mens en robot moet ondersteunen en de publieksprijs ging naar een idee de wereldwijde logistiek te verbeteren.

Buiten de prijzen viel Polidocs. Een website die parlementaire data voor iedereen open en makkelijk toegankelijk moet maken. Deze zoekmachine is ontwikkeld door mensen van de opleiding Informatiekunde van de UvA, in het kader van het project PoliticalMashup.
Bijzonder hieraan is dat de makers vinden dat
Polidocs.nl moet voldoen aan alle voorwaarden die opgesteld zijn in een brief die Sargasso-redacteur Steeph heeft verzameld en in november 2005 heeft opgestuurd aan de Tweede Kamer.

Sargasso maakt zich al jaren druk om de parlementaire democratie opener en transparanter te maken. En het liefst op een zo gebruiksvriendelijke manier. Je kunt nu zelf zien of Polidocs.nl er in slaagt kamerstukken en stemgedrag van kamerleden vlot, makkelijk en helder toegankelijk te maken.

Het zou kunnen dat de jury het niet zo'n origineel idee heeft gevonden en daarom het geen prijs waard vond.
Als een eerste stap richting de Open Democratie 1.0 gedachte van Sargasso, ontwikkelde GeenCommentaar
een tooltje om Parlando, de overheidssite om in kamerstukken te grasduinen, een stuk makkelijk door te worstelen (zie GC-Parlando).
Verder is er de site ikregeer.nl van de Stichting Scartabello. Hier vind je alle kamervragen en kamerstukken, die met trefwoorden snel te vinden zijn.
Kortom: Polidocs is zeker geen novum. Wel jammer dat de makers, nota bene ene Marx (!) niet in de prijzen zijn gevallen. Met een financieel steuntje in de rug zou het idee verder ontwikkeld kunnen worden en misschien is er dan ook ruimte om politici op hun beloftes te screenen.

Wat zou het mooi zijn als een initiatief van de Amerikaanse krant St. Petersburg Times in Polidocs geïntegreerd kan worden.
De krant houdt bij of politici hun verkiezingsbeloftes waar maken in de tijd dat ze officieel aan de bak zijn. In dat kader volgen ze met de Obamameter de nieuwe president op de voet. Met dit initiatief heeft de krant de Pulitzerprijs in de wacht weten te slepen.

Snel en makkelijk in te kijken Kamerstukken en stemgedrag gekoppeld aan beloftes, daar heb je toch veel meer aan dan verkiezingspolls en kieswijzers?

KOT-kinderen

KOT-kinderen Die jeugd van tegenwoordig toch. Wat een mensengeschiedenis lang een probleem is, heeft nu meer dan ooit de aandacht.
In 2007 werden er 10.600 kinderen onder toezicht gesteld, waarmee het totaal aantal op 29.500 Kinderen-Onder-Toezicht kwam. Volgens
het CBS is dat ruim 40 procent meer dan zeven jaar geleden.

Ongeveer 0,8 procent van alle minderjarigen zijn dus van die KOT-kinderen. Dat valt nog mee, als je bedenkt dat er 350.000 kinderen onder de armoedegrens worden groot gebracht en dat een half miljoen kinderen om overwegend financiële redenen sociaal zijn uitgesloten. Dat wil zeggen: ze zitten niet op sport, muziekles of wat voor club dan ook (lees meer over maatschappelijke participatie van kinderen, in persbericht van het SCP).

Een woordvoerster van het Jeugd Cultuurfonds zegt dat die sociale uitsluiting helemaal niet nodig is. Gemeentes krijgen wel geld voor armoedebestrijding, maar veel daarvan komt niet bij de kinderen terecht, stelt het vorig jaar opgerichte Jeugd Cultuurfonds.
De regering heeft eind 2007 besloten voor 2008 en 2009 veertig miljoen per jaar aan de gemeenten om deelname van arme kinderen aan maatschappelijke activiteiten te bevorderen. In een brief aan de Tweede Kamer zei de toenmalige staatssecretaris Aboutaleb dat begin 2008 nadere afspraken over de besteding van dat geld zouden worden gemaakt.
Inmiddels is de staatssecretaris vervangen door mevrouw Kleinsma en die wisseling van de wacht zal wel voor enige vertraging hebben gezorgd. De kinderen moeten nog heel eventjes wachten voor ze zich kunnen aanmelden om zich onder toezicht van een sportmees of muziekjuf te stellen.

Klagen via de dertigjarige Kindertelefoon zal niet veel helpen. Maar dat ligt ook een beetje aan de kids zelf. Zo'n dertig jaar waren gezinsproblemen nog het meest voorkomende gespreksonderwerp. Nu gaat het vooral over seksualiteit.
Betekent die verandering dat kinderen falende ouders een zo vanzelfsprekend en onoplosbaar probleem zijn gaan vinden, dat ze zich liever op hun eigen, intieme vragen richten? Of vermijden ze het onderwerp omdat ze om zich heen zien hoe het ene na het andere vriendje onder toezicht werd gesteld?

De Kindertelefoon heeft een directe verbinding met Jeugdzorg, die alleen ingeschakeld kan worden als het kind dat zelf wil. Maar goed, misschien is zo'n kind paranoia genoeg om te bedenken dat zijn dataverkeer wel eens gevolgd kan worden door een van de Rouvoet-brigades. Met het risico dat Jeugdzorg ineens voor de deur staat, want die wil niet opnieuw afgerekend worden op verdenking van ontoereikend toezicht.

De jeugd heeft de toekomst, is een wijsheid die alleen al door de vergrijzing achterhaald is. Maar wie daar nog in gelooft, zal moeten investeren. De regering zou dus met spoed de gemeentes moeten aanmanen de 80 miljoen voor 2008 en 2009 volledig aan de arme kinderen te besteden. Wellicht scheelt dat een paar KOT-kinderen.

Nederland rommelmarkt

Nederland rommelmarkt “De ruimtelijke inrichting van Nederland verandert, dat is zeker. Maar om te weten of zij rommeliger wordt, moet je voor ogen hebben hoe Nederland eruit behoort te zien”. Dat zei Wim Derksen, directeur van het Ruimtelijk Planbureau, in een artikel van de VNG in 2007.

Misschien moet dat anders worden geformuleerd worden. De rommeligheid van het Nederlandse landschap wordt bepaald door wat iemand zich voor zijn ogen ziet afspelen. Zo vindt minister Cramer, verantwoordelijk voor Mooi Nederland, een snelweg natuurlijk niet het fraaiste element van het landschap, maar het is wel de locatie van waaruit je een mooi uitzicht hebt op zeer gewaardeerde panorama's.
Ze schreef een burgerraadpleging uit en distilleerde daar een top-tien van de
favoriete snelwegpanorama's die door filerijders zijn aangewezen. Behalve de Veluwe, werden ook de Moerdijkbrug, de Brienenoordbrug en de Afsluitdijk bestempeld als hemelse uitzichten.
Ook
vier provinciale bestuurders deden mee. De commissarissen der koningin kozen natuurlijk voor hun eigen provinciale asfalt, waar nog aardig wat natuur langs ligt.

De gezamenlijke Provinciale Milieufederaties doen de burgerraadpleging nog eens over. Tot juli kun je stemmen op één van de zes genomineerde rommeligheden in jouw provincie. Op de website verknipt landschap konden burgers plekken melden die hun een doorn in het oog waren. Tevens kon met oplossingen aandragen om die rommel op te ruimen. In oktober willen de Provinciale Milieufederaties aan de slag met het opschonen van de meest verrommelde plekken.

Hoewel minister Cramer met 13 miljoen euro zuinig ruimtegebruik wil stimuleren, verrommeling wil tegengaan en mooiere steden en landschappen wil creëren, vinden de Provinciale Milieufederaties dat de bestaande verrommeling ons landschap blijft ontsieren en ontstaat er nog steeds nieuwe verrommeling. Ze vinden het hoog tijd dat de verrommeling van Nederland echt wordt aangepakt en opgeruimd.

Wie wil stemmen moet op de website op een wat ingewikkelde manier de genomineerde plekken zien te vinden. En dan zie je dat er net zo verschilend over rommelig landschap wordt gedacht, als voer snelwegpanorama's.
Zo wordt een
bouwlocatie bij Pijnacker (Zuid-Holland) een lastige puinhoop gevonden, die met geluidswallen en schermen aan gehoor en gezicht onttrokken zou moeten worden. Een recreatiepark in het Lauwersmeergebied (Friesland) mag nog zulke fraaie bungalows hebben, maar het aantal moet beperkt worden. In Zeeland zouden de borden weggehaald moeten worden, die actievoerders van de Groene Leugen in de akkers hebben geplaatst. De Groene Leugen is een initiatief van ondernemers die zich zwaar gehinderd voelen door milieuorganisaties.

Tja, de een zijn rommel is de ander zijn brood. Nederland is zo klein dat het niet veel moeite moet kosten het een beetje netjes te houden. Toch is dat tot één van de belangrijke problemen van dit land gebombardeerd.
Werken, recreëren en natuurbehoud moet samen gaan. Dat wordt dus puzzelen op de vierkante centimeter. En hoe lovend het ook is dat minister Cramer en de Provinciale Milieufederaties de burger raadplegen, zo kom je er niet uit. De “wisdom of the crowds” werk hier niet. Iemand die de Randstad ontvlucht om landschappelijk te gaan wonen, ziet natuurlijk liever geen loods van een betonbedrijf naast zich. En de boer, hij ploegt voort en ziet zijn akker niet graag onder water gezet.

Is Nederland te klein voor natuur? Of moeten we “rommel” tot onze natuur rekenen?

Religieuze fusie of overname?

Religieuze fusie of overname? De paus is onnavolgbaar. Ik bedoel: hij wordt wel door de media op de voet gevolgd op zijn bedevaart in het Midden-Oosten, maar hoe moet je de boodschappen duiden die hij achterlaat?

“Geweld komt vaak voort uit religieuze manipulatie”, schijnt-ie gezegd te hebben tijdens zijn bezoek aan Jordanië.
Is dat een wat laat excuus aan de slachtoffers van katholieke inquisities en kruisvaarten? Hij is tenslotte wel vaker wat aan de late kant. Het duurde even voor hij een bisschop met tunnelvisie over de holocaust corrigeerde.

Of heft hij, midden in het gekwelde gebied, de vinger naar de concurrentie en beschuldigt hij islamitische leiders van manipulatie? Het kan ook zijn dat de boodschap gericht is aan Israël. Je weet het niet.

Dat laatste lijkt me onwaarschijnlijk omdat hij ook voorstelt dat joden en katholieken samen moeten werken voor de wereldvrede. Ook die boodschap is multi-interpretabel. Bedoelt hij een fusie of is het achterliggende doel de joodse religieuzen terug te drijven in de schoot van de katholieke kerk? Meer een overname dus.

De paus betuigde ook respect voor de islam. Da's weer wat anders dan onderdelen van die leer als slecht en onmenselijk te betitelen. Dat gaf wat rumoer, waarop de paus meedeelde dat zijn woorden verkeerd waren opgevat.

Dat zal hij misschien weer zeggen als hij maandag in Israël landt en hem wordt gevraagd wat hij nou bedoelde met “geweld komt vaak voort uit religieuze manipulatie”.
En mocht er een rabbi vragen of de paus zijn voorstel tot joods-katholieke samenwerking serieus gestalte wil geven door zijn mijter te verruilen voor een keppeltje, zullen (alweer) velen teleurgesteld raken als hij het afdoet met “verkeerd begrepen” te zijn.

Nevenfuncties op de glijbaan

Nevenfuncties op de glijbaan

Mijn oudste neef werk als toezichthouder in de wijkspeeltuin. Een gesubsidieerd baantje, op de kop getikt bij een reïntegratiebureau. Hij is er reuze blij mee, maar heeft het nu wel erg druk.
Toen-ie nog werkloos was en de geraniums in de vensterbank spuugzat was, ging hij aan de slag als vrijwilliger. Zo heeft-ie het tot voorzitter van de hengelvereniging geschopt, werd bestuurder van de wijkbus, organiseerde elke week de bonte avond in het tehuis waar we oma hebben geparkeerd en hield de kas bij van de lokale vereniging van ehbo-vrijwilligers.

Dat mocht eigenlijk niet, want hij moest beschikbaar blijven om te solliciteren. Dat deed-ie volop, maar dat wilde niet zo lukken. Afijn, nu heeft dat baantje bij de speeltuin. Twintig uur in de week, dus dat vrijwilligerswerk houdt hij erbij en zit zijn agenda overvol.
Het leuke is dat hij op die manier zoveel contacten opdeed, dat hij al onze jongere neefjes aan leuke klusjes heeft kunnen helpen, die ze, vrijwillig of als vakantiewerk, naast hun schoolwerk doen. Zo komen zij er wel.

Morris Tabaksblat, godfather van de corporate governance-code, heeft inmiddels gruwelijk de pest aan nevenfuncties. Ouder en wijzer geworden? Op je 72e nog in de Raad van Toezicht van het Leids Universitair Medisch Centrum en voorzitter van de War Trauma Foundation, mag hij wel een voorbeeld worden genoemd van wat onder langer doorwerken wordt genoemd.
Vier jaar geleden bekleedde hij nog
zo'n elf functies. Onder andere als voorzitter van de Raden van commissarissen van Aegon en TPG. Het eredoctoraat dat hij in 2008 bij Neyenrode kreeg, mag geen functie worden genoemd, Da's meer een eretitel, waar nauwelijks werk tegenover hoeft te staan.

Maar nu wil de heer Tabaksblat een einde maken aan de nevenfuncties die toezichthouders in de publieke en semi-publieke sector. De mensen die in de Raden van Bestuur zitten, hebben klussen er zoveel bij dat dar de reden is voor het falend toezicht. Het is Tabaksblat een raadsel hoe ze al die functies in een normale werkweek kunnen persen. Logisch dus dat Elco Brinkman niet op tijd in de gaten had hoe slecht het met de Stichting Philadelphia ging. Om maar een boorbeeld te noemen.

De PvdA reageerde, bij monde van Staf Depla, onmiddellijk en wil dat er een maximum komt aan het aantal nevenfuncties dat bestuurders van ziekenhuizen, woningcorporaties en pensioenfondsen mogen hebben.
Tsja, hoeveel kan een mens aan?

Mijn oudste neef doet het heel aardig en wordt op handen gedragen door alle mensen voor wie hij zich inzet. Er is, tot nu toe, geen enkel ongeluk gebeurd in de speeltuin, dus die klus klaart hij prima. Of hij dat tot aan zijn 70ste volhoudt betwijfel ik.

Nu is een speeltuin wel wat anders dan een zorginstelling of een woningbouwvereniging. Daar hebben Tabaksblat en Depla dus een punt.
Maar als je al die nevenfuncties beperkt, hoe hou je voormalig ministers en topbestuurders van Unilever en soortgelijke bedrijven tot ver na hun pensioen anders van straat?

Overheid met schone handen

Overheid met schone handen Onder de intrigerende titel “Overheid werkt aan schoon geweten” publiceerde de VNU-website Inoverheid.nl een interview met Alain Hoekstra, hoofd van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS).
Integriteit is geen luxe, maar een basisaspect van goed overheidsbestuur“, zegt Alain Hoekstra in dat interview. Zijn in 2006 opgerichte bureau heeft tot taak overheden te steunen om op het rechte pad te blijven. Aanleiding was, onder andere, de bouwfraude in de jaren '90, waar ambtenaren bij betrokken bleken.

Overheden zijn altijd kwetsbaar“, meent Hoekstra, “ze beschikken over middelen, informatie en bevoegdheden die voor veel partijen interessant zijn. Sommige mensen zullen om deze reden een voet tussen de deur willen krijgen“.
Waar een overheid het meest kwetsbaar is, valt moeilijk aan te geven. Maar vandaag de dag is de hele overheid erg kwetsbaar. De kredietcrisis en de taakstellingen (bezuinigingen) leiden er wellicht toe dat de overheid weinig geld wil spenderen aan de bevordering van de integriteit.

Integriteit is een rekbaar begrip. De corruptie-waakhond Transparency International publiceert jaarlijks een Corruption Perception Index (CPI). Wie een 10 scoort is brandschoon, wie nul krijgt bezit geen greintje integriteit. Nederland doet het goed en scoorde in 2008, samen met IJsland, een 8,9. Denemarken (9,3), Zweden, Singapore en Zwitserland doen het beter. Het beroerdst is het gesteld in landen als Somalië, Afghanistan en Irak (het overzicht van 2008 – pdf – is hier als download in te zien).
Opvallend is wel dat geen enkel land de 10 met een griffel krijgt. Er is altijd wel ergens een ambtenaar of een politicus die bezwijkt voor aangeboden verleidingen of met ongewenst gedrag verkeerde voorbeelden afgeeft.

De Nederlandse ambtenaar vindt zich zelf redelijk integer, bleek uit een onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam in samenwerking met Binnenlands Bestuur. De ambtenaren geen zichzelf een bescheiden voldoende (een 7), maar hebben zo hun twijfels over de bestuurders en politici.
De ambtenaren geven hun eigen organisatie (bestuur of vertegenwoordigende organen) een gemiddelde van 6,8. De rechterlijke macht scoort nog het beste (7,3) maar de Eerste Kamer (6,9), gemeenten (6,6) en provincies (6,4) scoren lager. De Tweede Kamer komt er in de ogen van de ambtenaren met een 6,2 wel erg slecht van af.

Tot zover de stand van zaken in 2008. In internationaal verband een dikke voldoende, intern hebben de ambtenaren nog wat bedenkingen.
Zijn er dan na het onderzoek van de Algemene Rekenkamer in 2004 zo weinig vorderingen gemaakt? De Rekenkamer deed een nulmeting, om een startpunt te creëren van af welke gewerkt kon worden aan het oppoetsen van de integriteit. De conclusie was: de integriteit van de overheid was
zeer gebrekkig.
Geschrokken van de reacties begon men ijverig protocollen, gedragscodes, toetsingsinstrumenten en controlemiddelen te ontwikkelen. Het BIOS werd dus in 2006 aan het werk gezet om dat een beetje vaart te geven.

Blijkbaar was dat niet genoeg, want in 2007 lanceerde minister van Binnenlandse Zaken, Ter Horst, een experiment waarbij burgers en ambtenaren anoniem schendingen van integriteit door overheidsfunctionarissen kunnen melden. Klachtenregelingen en klokkenluidersregelingen zijn kennelijk niet voldoende. Dus kan men bij het meldpunt M (Meld Misdaad Anoniem) mogelijke corruptie inleveren.
Mij is niet bekend of de proef, die een halfjaar zou duren, tot een definitief meldpunt voor anonieme tips heeft geleid. In ieder geval kun je op de website van Binnenlandse Zaken zeker
een melding doen, maar dat kan daar niet anoniem.

Zou de Nederlandse overheid ooit de schoonste handen ter wereld kunnen hebben? Dan zullen ambtenaren toch ver uit de buurt van louche projectontwikkelaars moeten blijven. Ministers en wethouders toch uitermate zorgvuldig hun reiskosten moeten declareren. En zelfs in de privé-sfeer zullen ze zich niet in tippelzones of zoenend in fietsenhokken moeten ophouden. Een ambtenaar in functie of een beëdigd politicus kan zich geen menselijke trekjes veroorloven.
Je zou zelfs kunnen stellen dat de overheid amper integer is te noemen als ze haar eigen doelstellingen niet haalt, terwijl ze de burgers wel afstraft met maatregelen als die niet meewerkt aan de hen opgelegde doelen.

Op de CPI krijgt Nederland een 8,9. Ambtenaren geven hun overheid een 6,8. Welk rapportcijfer heeft u over om de integriteit van onze overheid te waarderen?

Nederlanders vrolijk volk

Nederlanders vrolijk volk

Na de diepe zucht, komt de bevrijdende lach. Zo verging het Hare Majesteit. Zo vergat het ook haar volk. Het onderzoeksburo Intomart gfk heeft de relativiteitszin van de Nederlanders doorgelicht. Met welk wapen relativeer je de waan van de dag? Met humor natuurlijk. En Intomart zag dat humor hoog scoort bij een volk dat stelselmatig gezeur en geklaag wordt verweten.

Uit het humoronderzoek (pdf!) blijkt dat humor erg belangrijk wordt gevonden. Na gezondheid en familieleven, voor economische zekerheid en een goed seksleven, staat humor op de derde plaats.

Nederlanders waarderen hun eigen gevoel voor humor met een gemiddelde voldoende (7,1). Grappige noot: liberalen en hoger opgeleiden waarderen hun eigen humorgevoel beter dan andere mensen. Trek daar uw enige conclusies maar uit.

Intomart zocht ook uit welke humor het beste in de smaak valt. Top drie: droge humor, de woordgrap en de subtiel grappige opmerking. In chagrijnigheid kan de Nederlander soms grof en bot zijn, als er gelachen moet worden kiest men meer voor de spitsvondigheid en subtiliteit.

Grappen maken met of over anderen wordt het laagst gewaardeerd. Dat gegeven staat haaks op het lijstje onderwerpen dat hoog scoort. Op de 1e plaats: politici. Verder scoren belgenmoppen ook nog steeds goed. Zijn politici en Belgen dan geen anderen?

Van alle Nederlandse grappenmakers scoort cabaretier Najib Amhali als kampioen van de lach. Herman Finkers doet het ook heel aardig en ook Hans Teeuwen telt nog mee. Drie heel verschillende narren. Blijkbaar hecht de Nederlander aan grote diversiteit in de humor.

Humor moet op de eerste plaats de gezelligheid dienen, vinden de meeste Nederlanders. Dat voelen de meeste cabaretiers goed aan. Venijnig humor, kritische steken, geëngageerde grappen zie en hoor je nauwelijks meer in het Nederlandse cabaret.
Da's jammer, zo blijft er voor de zaken die wat minder goed gaan in de samenleving, alleen dat notoire geklaag over. Wat relativering zou best op zijn plaats zijn en natuurlijk het liefst met humor.

De hokjesgeest als onze bevrijder

De hokjesgeest als onze bevrijder Vrijheid en identiteit is dit jaar het thema dat het 4 en 5 mei-comité verbonden heeft aan Bevrijdingsdag, want “Vrijheid en identiteit staan op gespannen voet met elkaar”.

Dat kun je wel zeggen. Sterker nog: het heeft helemaal niets met elkaar te maken. Zodra je jezelf een identiteit aanmeet, gooi je jezelf in de boeien. De hokjesgeest wordt niet alleen op “de ander” losgelaten, die geest heerst op de eerste plaats in je eigen hoofd.

We gaan wel vaker te rade bij bronnen buiten onszelf, als we antwoorden op diverse vragen zoeken. Zoeken we antwoord op de vraag “wie ben ik?”, raadplegen we de hokjesgeest. Die biedt een levenlang keuzes genoeg.
Van de rolmodellen waar je in je jongste jaren identiteit aan ontleent, tot de rolmodellen die je op later leeftijd gebruikt om je tegen het eerst aangemeten patroon af te zetten. Zelfs de individuen die een poging doen zo onaangepast mogelijk door het leven te gaan, hebben hun bronnen. Zo ook de mensen die op zoek gaan naar hun enige, ware eigen identiteit. De eersten volgen beroemde bohémiens, de tweede groep volgen hun goeroes.

Kortom: we hebben altijd anderen nodig om onze identiteit te bepalen. We conformeren ons, of zetten ons af, om uiteindelijk het hokje te vinden waar we het beste in lijken te passen. Daar is geen ontsnappen aan. En da's maar goed ook, want je hele leven alleen maar op zoek naar je identiteit, dat schiet niet op. Er zijn wel belangrijker dingen die gedaan moeten worden.

Om recht te doen aan de hokjesgeest zouden we twee zaken wat beter moeten afspreken en regelen met elkaar.
Ten eerste: de hokjesgeest biedt, zoals gezegd, talloze keuzes. Cultuur-antropologische en sociaal-culturele studies leggen aardig uit waarom mensen geneigd zijn zich massaal in een enkel hokje te persen en anderen in een ander hokje op te sluiten. Daarmee is echter voldoende verklaard waarom veel mensen geen zaken dat hok in meenemen, die ze ook de moeite waard vinden.

Wellicht is het geheugen te gebrekkig alles te onthouden wat de geest etaleerde in alle hokjes die we passeerden, voor we een definitieve keuze maakten. Of is het luiheid ook nog eens al die hokjes langs te lopen die voor ons liggen.
De hokjesgeest kan ons bevrijden van de keurslijven waar we soms zo'n last van hebben. Die geest toont ons in het ene hokje een mooie groene hoed, in een volgend hokje een leuke blauwe broek, in weer een ander hokje een fraaie paarse jas. Als dan de najaarsmode de kleur bruin dicteert, lijken velen vergeten te zijn dat ze zich prima voelden bij andere kleuren.

Misschien helpt het als, ten tweede, de vrijheid een identiteit te vormen met alles wat naar je zin is, wordt vastgelegd als een ontvreemdbaar recht. Wil je een identiteit met een of twee kenmerken? Prima. Wil je er één die als een mozaïek is samengesteld. Ook goed. Een of meerdere identiteiten, het kan en het mag.
Alleen individuen zelf, zouden het recht moeten hebben zich een identiteit aan te meten. Het opleggen van een identiteit door elk ander dan het individu zelf, zou zwaar gesanctioneerd moeten worden. De overheid, die natuurlijk geen enkele rol heeft in het bepalen van een identiteit, zou daar op moeten toezien.

Waarmee ik meteen zelf in het beklaagdenbankje terecht kom. Want wie ben ik om te zeggen hoe iemands identiteit tot stand dient te komen?