Het CBS houdt dit land nauwlettend in de gaten en doet met grafieken en diagrammen verslag van de toestand in de polder. Feiten en cijfers. De statistieken der alledaagse werkelijkheid.
Vandaag presenteerde het CBS een heel wonderlijk rijtje. De beweeglijke grafieken van onze economie.
Het gaat goed, volgens de consumenten. Ze klagen wel steen en been, dat doen ze al jaren, maar nu klagen ze ineens wat minder. Het vertrouwen in de economie is licht gestegen, becijferde het CBS.
Het gaat slecht, vinden de industriële producenten. Het vertrouwen in de economie is onder het nulpunt gedaald. Men vreest dat de orders zullen uitblijven, constateerde het CBS.
Het gaat goed, menen de huishoudens. En om dat te bewijzen hebben ze meer uitgegeven aan goederen en diensten dan vorig jaar. De huishoudens worden wel wat kieskeuriger. Aan voedings- en genotsmiddelen geeft men minder uit, aan duurzame goederen weer wat meer.
Het gaat slecht somberen de zakelijke dienstverleners. Ze zijn niet zo tevreden over de orderontvangsten. Echter, in tegenstelling tot hun industriële collega's blikken ze wel hoopvol de toekomst in. Men verwacht de komende drie maanden weer een hogere omzet.
Het gaat goed volgens het CBS zelf, dat een aardige banengroei noteerde. Zakelijke dienstverlening, handel en de zorg boden meer banen, de industrie en de overheid deden nauwelijks mee.
Het gaat slecht, zegt datzelfde CBS. De conjunctuur is over de top heen. Nu geen golvende grafieken en diagrammen om het te staven, maar een speeltje waarmee je zelf kan zien hoe in de afgelopen jaren en maanden de economie grotendeels floreerde, maar verwachtingen en vertrouwen de schitterende economie een stuk doffer heeft gemaakt. Vijftien indicatoren zeggen hoe het er met de nederlandse conjunctuur voorstaat.
Het gaat goed, beweert opeens het CBS tegen haar eigen feiten en cijfers in. De economische groei nam in het tweede kwartaal van dit jaar met 3 procent toe. Er werd behoorlijk meer geproduceerd in de bouw en aardgas. Andere sectoren groeieden echter minder. Er werd wel flink geïnvesteerd.
Wat uit deze feiten en cijfers blijkt is dat je de economie net zo kunt meten als het weer. Het KNMI begon ooit naast de werkelijke temperaturen de gevoelstemperatuur weer te geven.
Het CBS doet hetzelfde. De harde cijfers over productie, import, export, consumentenbestedingen, werkgelegenheid, investeringen, kosten en prijzen, worden afgezet tegen het gevoel van consumenten en producenten.
Die laatste twee graadmeters worden meegenomen in het plaatje van de conjunctuur. Niet onlogisch. Neem opnieuw het weer. Als de gevoelstemperatuur een stuk kouder is dan de werkelijke, zouden de consumenten natuurlijk eerder behoefte hebben aan warme jassen sjaals en handschoenen.
In het economische klimaat vinden de consumenten het nog wel wat kil, maar toch een stukje warmer dan een maand of drie geleden. Wie er wat warmpjes bijzit, geeft ook wat makkelijker geld uit. Dus die wat hogere bestedingen van de huishoudens zijn daarmee verklaard.
Toch moet je oppassen met dat gevoel. Even kort door de bocht: als men in Groningen zich wat kouder voelt wegens een wat straf oostenwindje, kan dat van invloed zijn op de landelijke gevoelstemperatuur. Voor je het weet krijgen ze in Brabant de griep, terwijl het redelijk windluw was.
De sombere industriëlen en zakelijke dienstverleners zouden de stemming landelijk flink kunnen drukken. Echter, in deze zelfde maand berichtte het CBS ook dat we meer wijnboeren in ons land hebben (groei), de omzet in de computerbranche 10 procent hoger was dan vorig jaar (meer groei), de detailhandel 5,4 procent meer had omgezet (nog meer groei) en de export met 4 procent was toegenomen (en alweer meer groei).
Zonder groei geen gezonde economie, luidt het devies van ons stelsel. Als dat waar is, dan moet de depressiviteit van een paar sectoren natuurlijk niet de economische gevoelstemperatuur van heel het land omlaag jagen.
Tot nu toe is het wel gebruikelijk om andere factoren dan louter economische parameters mee te nemen om de conjunctuur te schetsen. Dat gaat dan wel om factoren die direct invloed hebben op de economie: klimaat, politiek, oorlogen, technologie en jawel, de psychologie van de consument.
Tenslotte maakt die uit of er veel of weinig wordt gekocht en dus even zoveel of weinig kan worden geproduceerd. Nou is dat een zeer betrekkelijk gegeven. Behalve dat producenten met behulp van reclame de consument “motiveren” en aan het kopen houden, blijkt een sombere consument zijn depressiviteit ook wel eens weg te willen kopen. Met lekker eten of een luxe hebbedingetje. Een depressieve consument koopt liever vandaag nog wat, want morgen kan het allemaal wel eens helemaal over zijn.
Een van optimisme blakende consument denkt wellicht dat zijn geld lekker groeit op de spaarrekening en zet hele bedragen vast. Ja, ook een consument denkt wel eens aan groei van zijn kapitaaltje. Zonde, want wat je daar al niet van kan kopen. En of een consument nou uit voorzichtig pessimisme of overmoedig optimisme zijn geld op de spaarrekening stort, het maakt niet uit.
De baas van De Nederlandse Bank zei eind 2004 al dat geld moet rollen om de economie springlevend te houden. Niet potten, maar uitgeven dus.
Maar goed. Het CBS concludeert dat het wel even minder wordt met de algehele conjunctuur. Dat kan alleen maar kloppen als het duurzaam pessimisme van de consument wordt mee gemeten. De consument mag dan ietsjes vrolijker zijn gestemd, blijkbaar weegt dit minpunt zo zwaar, dat de plusjes van groeiende sectoren, dalende werkloosheid en stijgende investeringen teniet wordt gedaan.
Kortom: de conclusie van het CBS heeft evenveel gevoelswaarde als enkele van de door het CBS gemeten parameters.
De economie volgens het CBS: het is net het weer. Hebben ze in Amerika ook een CBS?
Wellicht zouden ze dan niet zo'n moeite doen de kredietcrisis te bezweren. Want de feiten en cijfers geven weer: het kan vriezen, het kan dooien.