(lees ook mijn gastlog op GeenCommentaar, die een andere kant van dit onderwerp aan de orde stelt)
De Universele verklaring van de rechten van de mens zou een museumstuk moeten zijn. Helaas is het nog niet zover. Maar mocht het ooit zover komen, dan zijn de musea inmiddels hopelijk een toonbeeld van rechtsschapen instituten.
Een beginnetje is gemaakt door het hoofd van een Ghanese koning terug te sturen naar zijn geboorteland, zodat die fatsoenlijk en naar Ghanese normen kan worden begraven. Een en ander is het gevolg van langlopende discussie over hoe erfgoedinstellingen dienen om te gaan met menselijke resten en materiaal met een religieuze betekenis. Het tentoonstellen en bewaren van gevoelig materiaal, noemt men dat.
De gevoeligheid voor de resten van de mens in musea is de laatste jaren toegenomen. Enerzijds omdat voormalige koloniën hun voorouders beginnen op te eisen, anderzijds omdat sommige musea steeds meer prijsgaven van hun dode schatten.
In 1998 liet de Kunsthal Rotterdam, met de expositie “Botje bij botje“, zien wat er aan veenlijken, scalpen en menselijke resten op sterk water in de Nederlandse collecties voorkomen. De Kunsthal startte met een symposium de discussie over de zinnigheid van het bewaren en tentoonstellen van zulk materiaal.
In 2007 was er enige ophef over de reizende expositie “Bodies“, hier te zien in de Beurs van Berlage. Een deel van het publiek vond het exposeren van geplastificeerde Chinese lijken te ver gaan en van weinig respect voor overledenen getuigen. De exposanten werden beschuldigd van sensatiezucht.
Ook in 2007 reageerden sommige bezoekers geschokt bij het zien van een uitgepakte mummie. Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden liet een goed geconserveerd jongetje zien, afkomstig uit een Egyptische sarcofaag.
Nu trekken musea die de menselijke geschiedenis willen vertonen, nauwelijks bezoekers met saaie prenten en foto's. Hoe realistischer, hoe beter. En laten we eerlijk zijn: willen we niet allemaal een foetus met drie neuzen, of een indiaan van 600 jaar oud van dichtbij zien? En wat maakt het uit dat er doden uit ons en andermans verre verleden in een museum liggen?
Het Teylinger Museum in Haarlem houdt maandag 23 maart de discussie levend met een symposium. Overigens in het kader van een tentoonstelling die wellicht ook wat discussie losmaakt. De musea hebben zichzelf een ethische code (pdf!) opgelegd, waarin in vrij algemene bewoordingen respectvol omgaan met menselijke resten is geregeld. Ook zijn er, vrij vage, richtlijnen over wat te doen als nazaten de resten opeisen. Dat gebeurt vaker, evenals het opeisen van kunstschatten die door archeologen uit diverse landen zijn weggeroofd.
Op de website museumethiek.nl worden vier cases tegen het licht van die ethische code gehouden en kun je zelf meedoen aan een discussie hierover.
Interessant in verband met het terugsturen van het Ghanese hoofd, is de vierde case. Dat houdt verband met artikel 4 uit de ethische code: “art. 4.4 Verwijdering uit een openbare tentoonstelling
Verzoeken tot verwijdering van menselijke resten of objecten met een religieuze betekenis uit een openbare tentoonstelling, komende uit de betrokken gemeenschappen, worden met respect en gevoel behandeld. Voor verzoeken tot teruggave geldt hetzelfde. Voor de behandeling van dergelijke verzoeken worden heldere richtlijnen opgesteld”.
Wie deze case leest, ziet dat niet alleen voormalige koloniën hun dierbaren opeisen. Ook in eigen land speelt een zaak, waarin een Urker comité een aantal voorvaderen overgebracht wenst te hebben naar de Urker begraafplaats.
In het Utrechts Universiteitsmuseum liggen een paar Urker schedels, die in de 19e eeuw voor rassenonderzoek van de Urker begraafplaats zijn gehaald. Zonder toestemming. Het comité stelt dat de geloofsprincipes van hun voorouders hiermee danig zijn geschonden, want die gingen ten grave, in de verwachting van de wederopstanding. Dat wordt een beetje lastig zonder hoofd.
De Universiteit wil de schedels niet teruggeven. De Ethische Commissie van de Museumvereniging mag zich nu over de kwestie buigen. Beide partijen hebben verklaard zich bij een uitspraak van die commissie neer te zullen leggen.
Hopelijk kan de Museumvereniging-commissie zich onpartijdig genoeg opstellen. Voor het geval men daar wat moeite mee heeft: lees de case van de Urker schedels en vel zelf uw oordeel. Moeten de hoofden terug, net als het hoofd van de Ghanese koning?
Moeten eigenlijk alle stoffelijke resten naar de begraafplaatsen van oorden van herkomst? De mummies terug naar Egypte, de veenlijken terug naar Drenthe? Of vind je dat juist je opa zo'n bijzonder exemplaar is, dat hij na overlijden een plaatsje in het Rijksmuseum verdient?