Ruggengraat

RugToon toch eens wat ruggengraat, sprak mijn vader als ik weer eens lamlendig op de bank lag. Nou was ik niet de allerlamlendigste, dus ik toonde hem mijn ruggengraat. Dat ziet niet best uit, zei de buurman die op visite was.
Ik bleek wel een ruggengraat te hebben, maar die zag er niet uit als de ferme steunpilaar die normale mensen zo'n karaktervol aanzien te geven.

Afijn, dat was veertig jaar geleden en ik heb sindsdien heel wat op mijn rug genomen. Maar is dat ooit in de statistieken terecht gekomen? Nee! Hetgeen regelmatig tot identiteitscrisissen leidde. Wat ik ook deed, ik leek niet mee te tellen. Ik haalde zelfs het gemiddelde niet. Hoewel, één keer had ik de gemiddelde leeftijd van Nederlandse mannen. Dat was een goed jaar.

Gisteren was ik blij verrast er weer eens bij te horen. “Het merendeel van de
Nederlanders beoordeelt zijn gezondheid als goed of zeer goed”, meldde
de nationale statistiekenboer
, het CBS. Aha, ik besta dus toch. Want ik ben

zeer tevreden over mijn gezondheid. Het was een kort moment van euforie. Het CBS had meer te melden. “Vooral mensen met een rugaandoening voelen zich minder vaak gezond” en “ongezond voelen hangt samen met langdurige aandoeningen”.

Je raad het al: dat gebrek aan ruggengraat wordt bij mij veroorzaakt door een langdurige aandoening. Aandoening klinkt wat armzalig, maar gelukkig hebben de medici er een sjieke term voor bedacht. Bechterew, of nog interessanter: spondylitis ankylopoëtica.

Ik heb een aandoening en toch reken ik me tot de acht van de tien Nederlanders, die volgens het CBS een goede gezondheid menen te hebben. Maar dat telt niet, want over zulke mensen staat in de statistieken niets vermeld. Dus nu heb ik een slechte ruggengraat en een identiteitscrisis.

Jongen, zei mijn vader, trek je er maar niets van aan, statistieken zijn soms net zo krom als jij.
Moet ik dat nou opbeurend vinden? 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *