We waren de tijd te ver vooruit. Een uur te ver, om precies te zijn. Keihard ingrijpen was noodzakelijk. Dat zijn we wel gewend in deze tijden, dus dat moet geen probleem zijn. Het zat helaas wat tegen.
Om 3 uur ‘s nachts moest de klok een uur terug worden gezet. Dat stond op de voorpagina van mijn ochtendkrant. Wetende dat mijn termijngeheugen wel eens tekort schiet, meteen het alarm op de wekker op tien voor drie gezet. Dat kon dus niet mis gaan.
Om een uurtje of twaalf ’s avonds naar bed gegaan. Redelijk vroeg voor de zaterdag, maar ik had me al een paar uur stierlijk zitten vervelen. Het was namelijk ook de nacht van de nacht. Een grappige actie. Een nacht lang alle lichten uitdoen, om het milieu te redden.
Het gaat niet goed met het milieu, het klimaat en de energiebronnen. Keihard ingrijpen is noodzakelijk. Het was tijd dat ik daar ook eens mijn steentje aan zou bijdragen. Geen halfzachte maatregelen. Om er zeker van te zijn dat ik nog geen tiende kilowatt zou verspillen, heb ik om zes uur ’s avonds alle stoppen in de meterkast omgezet.
Geen tv, geen pc, niet eens een radio om de avond door te komen. Een boek lezen ging niet. Heeft u wel eens uren in het donker doorgebracht, zonder enige afleiding? Het valt niet mee.
Om twaalf uur dus naar bed. Geen idee of het echt twaalf uur was, maar een mens mag toch wel op zijn biologische klok vertrouwen?
Al snel in een bizarre droom geraakt. Ik zat in een immens raderwerk en middenin dat complex hing een klok. Alles was met die klok verbonden. Omdat de totale existentie op hol was geslagen en op de klok vooruit was gelopen, moest die klok worden teruggedraaid. Als ik dat niet op tijd zou doen, zou heel het universum ontregeld raken.
Telkens als ik via een radertje vooruit was gekomen, wierp een volgend radertje me weer terug. Hoe ik mijn best ook deed, ik kreeg het niet voor elkaar de klok te bereiken. Ik zag het universum rondtollen. Ik zag hoe de klok oververhit raakte en langzaam begon te smelten.
U begrijpt dat het alarm van de elektronische wekker het af liet weten. Gelukkig wekte mijn droom me. Badend in het angstzweet schrok ik wakker. Geen idee van de tijd.Op de hoek van onze straat staat een klok. Even uit het raam gehangen om te kijken of ik daar wijzer van zou worden. Gelukkig. De gemeente deed niet mee aan de nacht van de nacht. Het was tien voor drie. Ik was dus precies op tijd!
Gauw naar de meterkast, alle stoppen weer omgezet en de wekker deed het weer. Stipt om drie uur zette ik het apparaat een uur terug. Ik kon gerust verder slapen.
Nu ik stukje zit te tikken is het tien uur. Op mijn klok. Ik kijk naar buiten en zie dat de gemeenteklok elf uur aanwijst. Wat is er fout gegaan? Ik had toch braaf om drie uur ’s nachts mijn klok teruggezet? Braafheid kent geen tijd, zei mijn oma wel eens. Nou, dat klopt. In al mijn braafheid ben ik het spoor volledig bijster geraakt. Ik weet nu niet meer in welke tijd ik leef. De enige houvast is de klok in de straat. De overheidsklok.
Ik besef dat als ik nog bij de tijd wil blijven, mijn vertrouwen in de overheid zal moeten herstellen. Ik zal die klok moeten volgen, om mee te kunnen draaien in de samenleving. Als het verantwoordelijke radertje, dat meedraait in de machinerie van de hedendaagse tijd. Dat is mijn tijd niet, maar wie heeft nog wat te zeggen over zijn eigen tijd?