Als er iemand is die aan 'en-en'-oplossingen werkt, dan is dat minister Verburg wel. Nu moet ze ook landbouw èn natuur èn voedselkwaliteit beheren. En moet ze boeren, vissers en collega's te vriend zien te houden. Dat vraagt dus om listig combineren.
Enerzijds dient ze Europese afspraken over de hervorming van het platteland er door te drukken, anderzijds komt ze Nederlandse boeren en vissers tegemoet door op te komen voor hun belangen. Een boer wil ploegen, zaaien, oogsten. Een visser wil varen, netten uitgooien en binnenhalen. Dat mag allemaal nog, maar het wordt aan steeds striktere regels gebonden. Waardoor boeren en vissers het steeds lastiger vinden hun boterhammen goed belegd te houden.
Het is wel grappig te zien hoe Verburg te werk gaat. Presenteert ze de ene keer enthousiast de Europese plannen om het agrarische bedrijf definitief om te vormen tot milieu- en natuurbeheer. Een andere keer remt ze de snelheid af waarmee die plannen uitgevoerd moeten worden.
Onze boeren en vissers doen het namelijk al heel aardig, vindt ze. Ze doen erg hun best rekening te houden met de natuur, het milieu en het dierenwelzijn. Dus rustig aan met het inkrimpen van de vissersvloot en een betere huisvesting voor kippen hoeft ook niet vandaag op morgen. Een en ander gemotiveerd met de stelling dat de agrarische ondernemers op een verantwoorde manier de tijd krijgen hun bedrijven te reorganiseren.
Die reorganisatie leidt er misschien toe dat we in de nabije toekomst geen boer meer mest uit zien rijden, want het telen van gewassen heeft-ie opgegeven. De enkele, overgebleven visserman, zie je als kapitein op een rondvaartboot op de Noordzee, om toeristen van dichtbij het windmolenpark te tonen.
Met aardig wat geld wordt die omslag gestimuleerd. De subsidies die direct aan productie zijn gekoppeld worden de komende jaren afgeschaft. Dat gaf alleen maar ellende in de vorm van melkplassen en boterbergen. Nu gaan ook de slachtpremie voor rundvee en de steun voor zetmeelaardappelen, vlas, hennep en gedroogde voedergewassen op de helling.
Tegelijkertijd wordt vijf procent van de inkomenssteun overgeheveld naar de plattelandsontwikkeling. Dat moet de milieuschade door landbouw beperken, meer biodiversiteit in de akkerranden opleveren en de waterkwaliteit opkrikken. Ook moet het geld worden besteed aan innovatie en de ontwikkeling van hernieuwbare energie.
Minister Verburg ziet wel in dat een boer meer tijd moet besteden aan het schoonhouden van de sloten en het bijhouden van de houtwallen, dan aan het melken van zijn koeien. En dan komt ze dus met zo'n fraai 'en-en'-oplossing. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de boeren zich de bijstand inschoffelen.
Verburg gaat experimenteren met hectaresteun. Een vergoeding voor bewezen groene en blauwe diensten. Een boer die het “typische Nederlandse boerenlandschap” in stand houdt, maar dan wel zonder die penetrante geur van ammoniak, levert een “maatschappelijk gewaardeerde” dienst en moet daarvoor worden beloond, stelt Verburg.
En zo is het maar net. Dat de boer voor ons eten zorgt, wordt is al lang geen maatschappelijk gewaardeerde dienst meer. We zien hem liever als campingbaas die op onze tenten let of als energieleverancier. Verder moet hij de natuur verfraaien, anders zou onze natuurwandeling maar een saai loopje worden.
Voor alle duidelijkheid: iedereen, dus ook een boer, zal anders met milieu en natuur om moeten gaan, dan gebruikelijk was. Maar moet dat er toe leiden dat we over een jaar of tien geen voedselproducerende boer meer hebben? Kunnen we zonder? Of vergissen we ons en is over een paar jaar een televisieprogramma nodig, getiteld “Maatschappij zoekt boer”?