Ook de natuur globaliseert. Met als gevolg dat we hier steeds meer planten en dieren zien, die we eerder niet voor mogelijk hielden. Dat wordt niet overal gewaardeerd. In het midden van Nederland wordt bekeken hoe de Amerikaanse rivierkreeft aangepakt kan worden. Die beesten horen hier niet thuis, zegt het Hoogheemraadschap Rijnlanden. Hoe ze hier komen is onbekend, maar ze doen zich wel te goed aan viseitjes en waterplanten. Voorlopig gaat men eerst 50 duizend euro besteden aan literatuuronderzoek en veldexperimenten om te kijken hoe de delicatesse bestreden kan worden.
Er leven meer exotische gerechten in neerlands wateren. De Chinese wolhandkrab bijvoorbeeld. Het lokale Chinese restaurant is wel blij met de krab, maar het waterschap Hollandse Delta maakt zich toch een beetje zorgen. Logisch, want de krab maakt fuiken van vissers kapot of steekt wel eens massaal een weg over en dan kan je met de auto alleen nog voort door er een paar honderd naar het hiernamaals te rijden (lees hier meer).
En wat dacht u van de Japanse oester. Ooit hier uitgezet omdat het me de inheemse oester niet zo best ging, maar nu concurreert de Japanner andere schelpdieren weg. Lekker eten in onze wateren is mooi, maar niet zo best voor de biodiversiteit.
Maar goed, je kunt de oesters, krabben en kreeften eten en dat kan bijdragen aan een wat evenwichtiger natuur. In Engeland denkt men er over de consumptie van de Chinese wolhandkrab te promoten, zodat er voldoende worden gevangen en de schade die ze aan de oevers van de Theems toebrengen tot een minimum beperkt kan worden (met dank aan Sargasso).
Ruim 10 procent van de dieren is van buitenlandse herkomst. Hoewel de laatste eeuw de exoten sterk toenemen, zitten er ook beestjes bij die hier al heel lang verblijven. De paalworm en de muskusrat bijvoorbeeld. Die zijn ook nog eens lastig omdat ze onze verdediging tegen het water kunnen ondermijnen. Samen met de bescherming van inheemse soorten, is met de aanpak van exotische dieren ruim 1 miljard euro gemoeid.
Dat is dan buiten de kosten die Haagse ambtenaren kwijt zijn aan de stomerij als ze ondergepoept zijn door de halsbandparkiet.
Wie denkt dat de stad eigenlijk niet zo geschikt is voor biologische evolutie, vergist zich. Niet alleen die papegaai gedijt goed, ook exotische planten als de mediterrane kransmuur en het afrikaanse straatliefdegras tieren welig tussen steen en beton.
Ach, zoveel natuurlijke import, het is teveel om op te noemen. De natuur gaat haar gang. Niet leuk voor de donderpad las de grondel binnen komt zwemmen en of iedereen net zo vrolijk als de Zoogdierenvereniging zal worden van de naderende wolf, is nog maar de vraag.
Maar tijden veranderen. Door het klimaat, door de globalisering. En de natuur doet daar lustig aan mee. Het lijkt me een volstrekt vanzelfsprekende ontwikkeling dat dieren en gewassen de kop op steken in een biotoop waar het goed vertoeven is. Mensen pakken dat anders aan. Althans, sommige mensen in Nederland. Die klagen over regen en kou, maar vestigen zich pas in zonniger oorden als ze uitgewerkt zijn en hun pensioentje dat toelaat. Terwijl ze natuurlijk een hartverzakking van de chagrijnigheid hadden kunnen voorkomen door al veel eerder een zonniger humeur op te zoeken.