Op 9 juni zul je, bijna zeker, 17 tot 18 partijen op je stembiljet zien staan. Naast de elf die nu in de 2e Kamer zitten, nog 6 tot 7 anderen. Waaronder de Partij voor de Mens en alle andere aardbewoners en de Piratenpartij. Na controle van de formaliteiten, valt de Evangelische Partij Nederland waarschijnlijk buiten de boot.
De Kiesraad heeft de partijen van hun rugnummers voorzien en natuurlijk staat het CDA op één. De nummers worden toebedeeld op grond van het aantal stemmen dat vorige keer is gehaald. De partij met de meeste stemmen krijgt nummer 1. Opvallend is dat van de nieuwkomers de Partij voor de Mens en alle ander aardbewoners en de partij Nieuw Nederland een plaats boven Trots van Verdonk hebben gekregen.
Het aantal partijen valt nog mee, want 61 partijen hebben zich voor de 2e Kamerverkiezingen laten registreren. Bijna 30 procent kreeg het niet voor elkaar genoeg steunbetuigingen en inschrijfgeld te verzamelen en die zien we op 9 juni dan ook niet terug.
Er zijn altijd wel meer politieke liefhebbers die zich voor de verkiezingen laten registreren, dan er uiteindelijk op een kieslijst terecht komen, laat staan dat ze ook een zetel in de Kamer halen. Dat er nu 19 partijen op de voorlopige kieslijst staan, is tamelijk laag. Van 1918 tot vandaag stonden er gemiddeld 24 partijen op de kieslijst. Daarvan haalden er, ook weer gemiddeld, 10 tot 11 partijen de 2e Kamer.
De animo om zich in de politieke arena te willen storten is altijd al groot geweest. Er is in zoverre niets mis met Neerlands democratie. Of je kan zeggen: de burgers denken het altijd beter te weten dan de politici en stellen zich in drommen verkiesbaar. Voor de 2e Wereldoorlog was de zeteldrang stukken hoger, dan in de jaren erna. Zoals te zien is in dit plaatje en in dit overzicht (excelsheet).
In 1922 en 1933 deden respectievelijk 53 en 54 partijen mee. Dat is nooit meer voorgekomen. In 1922 kregen vrouwen kiesrecht en wellicht was dat een reden dat zoveel politiek ambitieuzen een kans zagen. De verkiezingen van 1933 vonden plaats in de roerige 30’er jaren, waar het oorlogzuchtige gebral van Hitler de sfeer bepaalde en de Beurskrach tot ellende leidde. Reden waarom de Anti-crisis Partij zich meldde. Ook de partij Marktkooplieden deed mee. Geen van beiden haalden de Kamer.
Vlak na de oorlog leek de democratie stil te liggen. In 1946 deden maar zeven partijen mee, die allemaal in de Kamer kwamen. Pas in 1967 kreeg de kiezer weer een volle kieslijst te zien. Pas in de roemruchte jaren van provo’s, ‘geen woning, geen kroning’ en een bouwvakkersoproer, kreeg de kiezer weer een overvolle kieslijst te zien. In 1967 deden 23 partijen mee, waarvan D66 de verrassende nieuwkomer was.
Dat aantal is slechts zeven keer overtroffen. In 1972 deden 29 partijen mee, met kabinet Den Uyl tot gevolg. In 1971 kwam van de 28 meedingende partijen ook een nieuwkomer verrassend uit de bus: DS’70 van de jonge Willem Drees. Ook in 1989 deden er 29 partijen en weer verraste D66, die van 8 naar 17 zetels ging.
Dat is niet elke nieuwe of jonge partij gegeven. De SP deed, naast 26 anderen, in 1994 voor het eerst mee, maar haalde maar 2 zetels.
Hoe dan ook, kijken we naar de geschiedenis dan blijkt dat er toch veel mensen zijn die politieke verantwoordelijkheid op hun schouders willen nemen. Onder klinkende namen als de Anti-stemdwang Partij (1929) en de Rapaille Partij (1925), die wel gemeenteraadszetels wisten te halen, maar voor wie de Kamer een brug te ver was.
En natuurlijk de vele one-issue belangenpartijen. Zoals de Politiepartij (1918), de Partij voor ongehuwden (1967), de Partij voor de Belastingbetaler (1977) of de 5 (!) bejaardenpartijen, die in 1971 meededen.
Wie denkt dat op de huidige kieslijst namen als de Partij voor de Mens en alle ander aardbewoners en de Piratenpartij bijzonder zijn, is vast vergeten dat er ooit een Wereld Welzijns Bewustwording en een Partij Likwidatie van Nederland meedeed (1981).
Nee, geen gezeur ovr burgers die geen verantwoordelijkheid willen nemen. Nederland kent een zeer levendige democratie.
De partijen zijn geteld
Geef een reactie