De minister van economische zaken realiseert zich terdege dat goede raad peperduur kan zijn. Ze voelt er dan ook niks voor om de gezamenlijke adviseurs, verenigd in de Raad voor Organisatieadviesbureaus (ROA), een wettelijke status te verlenen.
De ROA wil dat haar leden dezelfde beschermende status krijgen als advocaten of registeraccountants. De minister is bang dat zulks tot hogere administratieve lasten zal leiden.
De minister is natuurlijk bang dat haar uitgaven en die van haar collega's verder zullen stijgen. Er wordt namelijk door het Rijk al aardig wat uitgegeven aan externe adviseurs, ondanks dat men zelf al wettelijk erkende en goed betaalde adviesorganen heeft. Lees “De democratie in commissie bijeen” van 16 april jl. hier er nog maar eens op na.
Het totaal aan adviseurs dat hier aan het werk is, vormt een uitstekend bewijs dat het geloof in de maakbaarheid van de samenleving nog steeds hoog in het vaandel staat.
Vorig jaar bleek uit een onderzoek van de AdviseurMakelaar, dat overheid en bedrijfsleven 10 miljard euro uitgeven aan adviesdiensten. Ruim een kwart daarvan levert echter niet de gewenste resultaten op ( zie hier “Goede raad is weggegooid geld“, 16 augustus vorig jaar).
Kortom: de minister staat terecht op de rem.
Nu wil de ROA die status om extra te benadrukken dat de adviseurs zich aan een zelf ontworpen gedragscode houden en daarmee garanderen goed en integer werk te leveren. Dat is mooi, maar waarom zou dat tot hogere prijzen moeten leiden?
Okee, als een geleverde dienst van grote kwaliteit is, mag dat iets meer kosten dan beunhazerige knoeiwerkjes. Ook zonder een wettelijk kwaliteitskeurmerk zullen de meeste klanten bereid zijn meer te betalen voor beter werk. Goedkoop is duurkoop, luidt het immers in de volksmond.
Als “de markt” goed werkt, komen alleen de besten boven drijven en weet de klant die ook wel te vinden. Een wettelijke status voegt daar niet zoveel aan toe. Het is hooguit een pr-middeltje om klanten te lokken.
De adviseurs wel van zo'n status voorzien kan ook een voordeel hebben. De wetgever zal moeten controleren of aan de erkenning wordt voldaan. Een kwaliteit kan zijn dat de prijs binnen de perken blijft.
De minister zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat het resultaat van een advies een rendement van x-keer de prijs van het advies moet opleveren. De eerste de beste adviseur die dat niet weet te realiseren, is de wettelijke status onmiddelijk kwijt.
Met dit advies zal de minister ook niet blij zijn. Zo'n controle leidt zeker tot hogere administratieve lasten. Een paar ambtenaren moeten zo'n regeling uitdokteren en een legertje aan inspecteurs moet de adviseurs in de gaten houden.
Maar als daarmee 2,5 miljard euro wordt terug gewonnen, loont het misschien de moeite.