Laten we het er nu niet over hebben dat het wat vreemd is dat een partij die stelselmatig vragen en debatten uit de weg gaat, een aanklacht indient tegen een minister die hetzelfde gedaan zou hebben. Laten we ook even vergeten dat dit kabinet ontelbare keren van ambtsmisdrijven beschuldigd had kunnen worden, omdat de PVV niet de eerste en enige is, die ontevreden is met bepaalde antwoorden.
Laten we eens kijken of die aanklacht nog ergens toe zal leiden.
Volgens staatsrechtgeleerde Tijn Kortmann, in het NRC, is de aanklacht misplaatst. Ontevreden met een antwoord? Aan het werk en doorvragen. Is dat niet genoeg dan over tot de motie van wantrouwen. De heer Kortmann wijst op artikel 68 van de Grondwet, waarin staat dat het geven van informatie aan de Kamer verplicht is, mits niet in strijd met het belang van de staat.
Ik kan me voorstellen dat Van der Laan dat belang van de staat meegenomen heeft in zijn antwoord aan de PVV. Ook kan ik me voorstellen dat Kamerleden dat belang van de staat wat al te rekkelijk geïnterpreteerd vinden.
In een heel andere kwestie, de zaak Mink K., heeft de Hoge Raad in 2003 al wel eens beslist dat het recht van het parlement op inlichtingen zo fundamenteel is, dat “de minister slechts bij hoge uitzondering, en alleen met toereikende motivering, kan weigeren de Kamer in te lichten wegens strijdigheid met het belang van de Staat” (aldus de Wikipedia).
De PVV haalt echter artikel 355 van het Wetboek van Strafrecht van stal, met name lid 4: Met gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren of geldboete van de vierde categorie, worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen:
(…) die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun ministeriële departementen behoort of uitdrukkelijk hun is opgedragen.
Het is geen unicum dat sommige mensen vinden dat bewindslieden een ambtsmisdrijf plegen en de bestuurder(s) graag voor de rechter hadden gezien. Een paar voorbeelden.
In 1977 vond Tom Schalken, hoogleraar straf- en procesrecht, dat Neelie Kroes zeer dubieus heeft gehandeld in de Rotterdamse Tank Cleaning-affaire. De 2e Kamercommissie Biesheuvel had verwijtbaar en bestuurlijk nalatig gedrag geconstateerd en dus zou Neelie Kroes, destijds verantwoordelijk als minister van Verkeer en Waterstaat, wel veroordeeld kunnen worden wegens ambtsmisdrijven. Een aanklacht is er nooit gekomen.
In 2000 meende R.M. Vennix, docent strafrecht, dat de ministers Peper en Korthals zich mogelijk schuldig gemaakt aan een ambtsmisdrijf, door toestemming te geven voor de grootscheepse fouilleringsactie eind november in de Rotterdamse Millinxbuurt. Ook hier is nooit een aanklacht ingediend.
In 2003 kwam er wel een aanklacht. Prinses Margarita en Edwin de Roy van Zuydewijn beschuldigden oud-premier Wim Kok en zijn toenmalige ministers Klaas de Vries en Gerrit Zalm van valsheid in geschrifte, schending van het ambtsgeheim, oplichting en ambtsdwang Het OM en minister Donner van Justitie besloten hier geen strafrechtelijk onderzoek naar te doen.
In 2005 wees advocaat M. Wijngaarden, gespecialiseerd in het vreemdelingenrecht, op een mogelijk ambtsmisdrijf, gepleegd door minister van Justitie Korthals, bij de naturalisatie van prinses Maxima. Alweer geen heuse aanklacht ingediend en geen onderzoek ingesteld.
In 2006 deed rechtsfilosoof Afshin Ellian een oproep aan Piet Hein Donner, toen minister van Justitie, om een onderzoek in te stellen naar ambtsmisdrijven gepleegd door Rita Verdonk en Hilbrand Nawijn, in de kwestie Ayaan Hirsi Ali. Zij zouden bepalingen uit de grondwet met opzet hebben genegeerd, waardoor het mogelijk werd dat Hirsi Ali Kamerlid kon worden.
En dan hebben in 2007 nog de uitspraken van de Hoge Raad, in de zaken rond de Schipholbrand en de moord op Fortuyn. In beide gevallen werden bewindslieden van ambtsmisdrijven beschuldigd. Het Openbaar Ministerie wilde niet tot vervolging overgaan, waarna de klagers in beroep gingen bij de Hoge Raad. Die stelde echter dat “vervolging van zodanige ambtsmisdrijven uitsluitend kan worden gegeven bij Koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer der Staten-Generaal”. (In de zaal rond Fortuyn had de Hoge Raad in 2004 al eerder zo iets beslist).
Op grond van die uitspraken is het dus aan de koningin of de Tweede Kamer te besluiten of de aanklacht van de PVV in behandeling moet worden genomen. Ik zou zeggen: laten ze, tegen de traditie in, hier nou eens wel een zaak van maken. Op zich ben ik het eens met een ieder die vind dat de PVV haar werk gewoon beter moet doen. Niet alleen allerlei vragen stellen, maar met de luie reet uit het pluche en zelf informatie verzamelen en de minister er mee om de oren slaan. Het debat aangaan. Daarvoor worden ze tenslotte betaald.
Maar goed, geef de PVV nu eens de zin. Gewoon om eens te kijken wat er nou van die aanklacht overblijft. Ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken, dat er niet veel van overblijft en de klager dus veroordeeld zal moeten worden in de proceskosten, wegens belemmering van de rechtsgang.