Het is een rommeltje in het lokale bestuur. Mensen komen, mensen gaan, maar weinig wethouders behouden hun baan. Het is blijkbaar een enerverende klus om deel te nemen aan gemeentelijk bestuur, want in 2007 is het aantal opgestapte wethouders meer dan verdubbeld. Een onderzoek onder alle 443 gemeenten wijst uit dat er 131 wethouders zijn vertrokken.
Burgemeesters doen het beter. Slecht zes moesten om een of andere reden opstappen.
Ruim de helft (77) van de wethouders kon opkrassen na een politiek conflict. Dertien zochten het hogerop en werden burgemeester en voor een stuk of zeventien was het ambt te zwaar en gingen weg om hun gezondheid te sparen.
Er wordt kennelijk snel ruzie gemaakt binnen gemeentelijke coalities. Er is slechts één geval bekend van misbruik waarbij een wethouder mocht blijven zitten, terwijl-ie wel het gemeentelijk fietsenhok voor privé-doeleinden annexeerde. Maar ja, da's Nijmegen. In Buren zou dat anders afgelopen zijn alwaar een wethouder van de Protestants Christelijke Groepering zijn biezen kon pakken wegens een buitenechtelijke affaire met een Burense ambtenaar.
De rest van de wethouders sneuvelden vooral in de strijd van partijbelangen die binnen coalities en gemeenteraden speelden. Soms loopt die strijd zo hoog op, dat een paar wethouders er genoeg van hebben en vrijwillig heengaan. Van twee wethouders (in Gorinchem en Twenterand) is bekend dat ze niet zo goed konden leven met het dualisme en een agressiever wordend debattoontje.
Heftig beroep dus, wethouder. De doorstroom is zo groot dat het interessant wordt de vacatures in de gaten te houden. Wie politieke ambities heeft kan eerst in eigen gemeente beginnen. De eerste stap op weg naar het Binnenhof, als parlementariër (1 wethouder), of staatssecretaris (2). Wie andere politieke gebieden prefereert kan naar de provincie (1) of het europees parlement (2).
Iemand interesse?