Quote van de week: “Het is niet uitgesloten dat er werknemers zijn die al jaren zeer zware arbeid verrichten en die door de verhoging geconfronteerd zouden worden met een onverwachte verlenging daarvan.“
(Uit samenvatting van de AOW-notitie (pdf!), die het kabinet vandaag naar de 2e Kamer stuurde)
Tja, het zou zomaar kunnen dat er nog mensen zijn die zwaar werk verrichten op het moment dat de pensioengerechtigde leeftijd omhoog gaat. Want dat die omhoog moet is voor het kabinet wel duidelijk. In de AOW-notitie staat immers dat van alle oplossingen die bedacht zijn om de vergrijzing betaalbaar te houden, de verhoging van de pensioenleeftijd de meest aanvaardbare oplossing is.
In de samenvatting van die notitie zegt het kabinet het geen oplossing te vinden mensen met zware beroepen eerder met pensioen te sturen. Wel zou een nog nader te bepalen tijd een uitzondering voor werknemers in zware beroepen gemaakt kunnen worden: “Als zij binnen tien jaar na invoering van de hogere AOW-leeftijd 65 jaar worden en dan veertig jaar een zwaar beroep hebben gehad, zouden zij nog op hun 65ste jaar met pensioen kunnen in plaats van met 67 jaar“.
Nou dat valt weer reuze mee. Dit kabinet is de beroerdste niet. Maar voor het kabinet met een dergelijke regeling respect toont voor alle mensen die hun straten hebben geplaveid, hun gebouwen hebben gemetseld of hun plafonds hebben gestucd, wil het kabinet eerst weten wat dan wel zware beroepen zijn. In de samenvatting lezen we: “Aanwijzing volgens een objectief criterium is vrijwel onmogelijk. Dit is geprobeerd in het kader van de Wet VUT, Pensioen en Levensloop waarmee de fiscale voordelen van de regelingen voor vervroegde uittreding is afgeschaft“.
He kabinet houdt werkgevers en werknemers en de sociale partners in een bedrijfstak verantwoordelijk voor het verminderen van de belasting van een zwaar beroep. Het volgt daarmee een SER-advies over gezondheidsbevordering van werknemers: “Voor wie het beroep te zwaar dreigt te worden, moet het mogelijk worden over te stappen naar een minder zware functie binnen de eigen sector of daarbuiten“. De SER ziet ook geen reden voor meer prikkels bijvoorbeeld in de vorm van verdere wet- en regelgeving. De bedrijven en de werknemers lossen het zelf wel op, denkt men.
Het kabinet zegt nu dus: nou moeten jullie er snel wat aan doen, want eigenlijk willen we niet met langer met zware beroepen geconfronteerd worden. Stel je voor dat er serieus werk gemaakt moet worden van die uitzonderingsregel!
Mag ik, heel subjectief natuurlijk, stellen dat stratenmaker en verpleger/ster tot de zware beroepen horen? En dat het bekend is dat er een tekort is of zal ontstaan in deze beroepen? Dan vrees ik dat het kabinet met al de mitsen en maren om zware beroepen te sparen, de motivatie zo'n vak te kiezen er niet groter op zal maken.
Dommigheid? Welnee, dit is natuurlijk een briljante brainwave van het huidige kabinet. Die ziet de bui inmiddels dik hangen. Tegen de tijd dat de pensioenleeftijd omhoog moet, regeert de PVV mee. En die zal dan op de blote knieƫn in het verre oorden moeten bedelen om arbeidskrachten, die hier het laatste restantje zware werk moeten opknappen. In plaats van de grenzen dicht, moeten ze dan ineens weer open. Daar gaat de geloofwaardigheid van de PVV.
Regeren is vooruitzien, nietwaar?