Een waterschap, 3 provincies en 16 gemeenten vormen (tot nu toe) het selecte gezelschapje aan lokale overheden die gezamenlijk in de rats zitten over 237,4 miljoen euro's verspreid over IJslandse en Amerikaanse banken die roemloos ten onder gaan (zie ook deel 1, voor de details en deze excelsheet).
Het nieuws leidde de afgelopen dagen de aandacht af van het onbekend aantal particuliere spaarders die ook slachtoffer dreigen te worden van overmoedige buitenlandse banken. Jan, Piet en Klaas halen de kranten niet om hun onzekere spaartegoeden publiek te maken.
De meningen:
Variërend van “tja, kan gebeuren” tot “schandalig”, is de leidende teneur dat veel mensen zich afvragen hoe dit toch kon gebeuren.
Het had niet mogen gebeuren, vinden velen. Want, zo zegt Luigi van Leeuwen, voormalig hoogleraar openbare financiën der lagere overheden aan de Universiteit van Tilburg en voormalig burgemeester van Zoetermeer, gemeenten hadden kunnen weten dat de IJslandse spaarrekeningen risicovol waren. Lees altijd de kleine lettertjes. “Strapatsen buiten het bekende patroon zijn niet verstandig”, aldus van Leeuwen in het NRC.
Ondertussen blijven gemeenten op zoek naar banken met de hoogste rente.
Een andere professor, Arnold Heertje, zegt in het AD dat “gemeenteambtenaren niet over grote geldbedragen mogen beslissen. De falende ambtenaren moeten ontslagen worden en de wethouders moeten aftreden”.
De oplossingen:
Heertje doelt op een zelfde oplossing, als de PvdA voorstelde. Voor dit soort financiële avonturen moeten kleine gemeenten toestemming krijgen van een toezichthouder.
Een andere oplossing: de Zalm-norm voor bankieren. GroenLinks lijkt het meer eens te zijn met een voorstel van Wouter Bos, dat neerkomt op een idee van voormalig geldminister Gerrit Zalm, die vind dat lagere overheden alleen bij de Nederlandse Staat mogen bankieren.
Zelf, ondeskundige leek, zie ik graag een grotere zeggenschap van de burgers bij dit soort zaken (zie dit artikel). Een gemeente zou eerst een referendum moeten houden, alvorens 12 miljoen op een of andere bank weg te zetten. En een veel actiever gebruik van het participerend budget (burgerbudget) kan voorkomen dat lokale overheden teveel geld over houden en dan speculatieve neigingen krijgen. Het Rijk zou ook eerst het volk moeten raadplegen, om goedkeuring te vragen voor eventuele reddingsoperaties.
De maatregelen:
Uiteraard wil iedereen maatregelen. Over laten waaien, uithuilen en opnieuw beginnen is geen optie.
Het kabinet is vooralsnog niet van plan de lokale overheden te redden, hoewel ze een gesprek niet uit de weg wil. Ze zoeken het zelf maar uit. Dat vindt ook het grootste deel van de lezers hier.
De uitslag van de poll bij deel 1: 87% vindt dat de gemeenten het zelf moeten oplossen, 8% meent dat het Rijk garant moet staan voor zijn gemeente en 5 % vindt dat de burgers mee moeten betalen.
Zelf meen ik dat de lokale overheden het inderdaad zelf op moeten lossen. Het eigen vermogen en de stille reserves zijn groot genoeg om dit debacle te overleven, zonder dat huidige voorzieningen en toekomstige plannen gevaar lopen.
Het is dan ook goed dat de provincie Noord-Holland het initiatief heeft genomen de gedupeerde handen ineens te slaan om gezamenlijk uit de malaise te komen.
Verder zou, op niet al te lange termijn, een grondig onderzoek naar de gehele gang van zaken wel op zijn plaats zijn. De VNG en lokale wethouders menen dat de DNB (De Nederlandsche Bank) tekort is geschoten in informatieverstrekking over de IJslandse banken.
Bovendien zou ook wel eens gespit kunnen worden naar de motieven van het kabinet om niet de helpende hand te bieden. Immers, in het regeerakkoord was vastgelegd dat de eigen vermogens van provincies in vier jaar tijd met 800 miljoen euro afgeroomd moet worden. Kortom, de rol van de centrale overheid verdient nadere beschouwing, lijkt mij.
De toekomst:
Burgers, bedrijven en overheden onttrekken behoorlijk wat geld aan de dagelijkse roulatie, door het weg te zetten als spaargeld en te beleggen in aandelen. Het idee was dat rente en winsten het spaargeld en de waarde van aandelen zouden vermeerderen en dat zou dan weer goed voor de dagelijkse economie. En al die reserves zijn een buffer voor onverwachte tegenvallers.
Nu wordt echter duidelijk dat het niet om het stimuleren van de dagelijkse gang van zaken te gaan, maar om vermeerdering van ieders eigen vermogen. Een groeiend getal op de bankafschriften bleek belangrijker dan de groeiende saldi te besteden aan tal van noden en behoeften. Sterker nog: reserves werden zo stil gehouden dat velen het wel accepteerden dat er op sommige van die behoeften bezuinigd kon worden. Hebzucht en angst (risico-dekking) zijn de leidende motieven.
Worden de woekeraars en angsthazen nu dan definitief de tempels uitgegooid? Het zal wel aan de vallende herfstblaadjes liggen, maar daar ben ik pessimistisch over. Een diepgaande herbezinning over de rol van geld zie ik er ook niet van komen.
De geschiedenis leert één ding: bloeiende rijken en economieën komen en gaan. De cyclus van rijzen en ineenstorten lijkt wel een natuurwet. De tijd lijkt nu wel weer rijp om een keuze te maken tussen het geloven in die natuurwet of de alternatieven serieus te overwegen.
Alternatieven als krimp in plaats van groei, ons consumentengedrag veranderen of meedenken op forums die uitzoeken of een wereld zonder geld mogelijk is.
Maar vooral onze eigen inbreng en verantwoordelijkheid opeisen. Want als de boel dan toch in elkaar moet storten, waarom dat overlaten aan financiële experts? Ik wil best vier jaar minister van financiën zijn of met een paar bekenden de Nederlandsche Bank runnen.
Wat ook kan, is onze aandacht houden bij geldkwesties die we nu misschien uit het oog dreigen te verliezen. Zoals de gemeente Leek. Terwijl de 14 collega's van Leek de vlag halfstok hebben hangen, gaat morgen in Leek de vlag ten top om de aandacht aan een andere kredietkwestie te vestigen.