Frits van Oostrom, president van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen) en wellicht beter bekend als de bedenker van de geschiedenis-canon, vindt dat de invloed van het bedrijfsleven op de universiteiten veel te groot is. Niet alleen lijken door bedrijven gesponsorde onderzoeken belangrijker dan onafhankelijke onderzoek, ook worden de universiteiten steeds meer als een bedrijf gerund. Het daarbij behorende taalgebruik vindt van Oostrom ronduit verschrikkelijk. Zij haren gaan recht overeind staan bij termen als ''corebusinnes'' en ''outsourcing''.
Hij pleit dan ook voor een grotere onafhankelijkheid van de universiteiten. Meer vrijheid van onderzoek en minder bemoeienis van de bestuurders. En verder moet het om de kwaliteit gaan en niet om de kwantiteit. Bevlogen onderzoek is belangrijker dan ''goals'' en ''targets''.
Een mooi pleidooi, maar het gaat voorbij aan de feiten. De band tussen wetenschap en bedrijfsleven is veel inniger dan menigeen weet. Dat komt natuurlijk omdat niemand zit te wachten op vrijblijvend door een microscoop loeren naar bacteriekweekjes. Dat kost aardig wat geld en dat moet terugverdiend worden. Door maatschappelijke relevante onderzoeken te doen die producten opleveren waar we allemaal wat aan hebben.
De verkoop van die producten is in handen van ondernemers en niet van wetenschappers. En een beetje ondernemer zit weer niet te wachten op producten waar-ie niks aan kan verdienen, dus is het logisch dat het bedrijfsleven enige invloed wil. Dat kan via sponsoring van onderzoeken. Of via het wegkapen van wetenschappelijk personeel bij de universiteiten. Op die manier is menig professor in dienst gekomen van particuliere labaratoria van Shell en Philips. Niet elke academicus hield het daar vol omdat onbevangen en vrij onderzoek doen niet aan de orde is bij zulke bedrijven. De meest hartstochtelijke onderzoekers keerden dan weer terug op de universiteiten, omdat ze het inhoudelijk denken, de echte wetenschap en soms ook de studenten misten.
Maar er zijn ook professoren die de studenten en dat hele onderwijsgedoe kunnen missen als kiespijn. Stappen die over naar het bedrijsleven? Welnee, ze gaan gewoon wat minder uren op de universiteit werken en beginnen voor zichzelf. De ondernemende wetenschapper. Onder andere gedreven door het idee dat ze best zelf een behoorlijk graantje mee mogen pikken als het bedrijfsleven uiteindelijk hun uitvindingen op de markt brengen.
Daar is niks mis mee en daar waren ook goede afspraken over gemaakt met de hoogleraren. Tot voor kort mochten ze maximaal € 25.000,- bijverdienen aan de octrooien op uitvindingen die met onderwijsgelden (een deel van ons belastinggeld) tot stand waren gekomen. De rest van de eventuele verdiensten gingen naar de universiteit zelf. Nu vindt de drie technische universiteiten dat dit beter kan. Om hoogleraren te stimuleren dat ze hun octrooien meer en beter aan de maatschappij (lees: bedrijfsleven) slijten, is er de derde/derde/derde-regeling bedacht. Zo lezen we in Intermediair: "Na aftrek van de gemaakte octrooikosten gaat eenderde van de opbrengst naar de uitvinder(s), eenderde naar de betrokken onderzoeksgroep en eenderde naar de centrale kas van de universiteit. Tweederde van de opbrengst van een octrooi blijft dus binnen de universiteit. Vroeger was dat percentage hoger vanwege het oude maximum van 25 duizend euro dat de uitvinder op zijn bankrekening mocht bijschrijven." Eindelijk afgelopen dus met de schamele fooi die een hoogleraar mocht bijverdienen op het nog schameler salaris van maximaal 159.000 euro.
De hoogleraar gaat dus zelf de markt op en bij een mooi deal met een of ander bedrijf, heeft de prof, zijn onderzoeksgroep en zijn baas (de universiteit) een leuke dag. Tot één van de leden van de onderzoeksgroep gaat mekkeren dat hij/zij even hard aan de uitvinding heeft gewerkt als de prof zelf en recht meent te hebben op een wat groter deel van de buit.
Maar goed, dat zoeken ze onder elkaar maar uit. Waar het om gaat is dat ook hier het gevaar op de loer ligt dat wetenschappers hun oren teveel naar de wensen van het bedrijfsleven laten hangen. Want het wordt verleidelijk om op zoek te gaan naar uitvindingen waar het bedrijfsleven brood inziet, ongeacht de maatschappelijke relevantie. En de aloude vraag of een wetenschapper zich druk zou moeten maken of de commercie zijn uitvindingen ook op een voor de samenleving nadelige manier kan gebruiken, komt hiermee boven drijven. Het geld is immers belangrijker geworden dan het doel.
De wetenschap is van ons allemaal. Laten we daar zelf voor blijven betalen, zodat minister Plaskerk onafhankelijk onderzoek kan garanderen. Onderzoek die de belangen van de samenleving dient.