Dit jaar bestaat de burgerlijke stand 200 jaar en gezien de efficiëntie van de persoonsregistratie die bewerkstelligd is, mogen we daar best even bij stil staan. Zo begint het Meertens Instituut een artikeltje, dat verder over achternamen gaat. Dat we, dankzij Napoleon, al 200 jaren achternamen hebben blijkt een mythe. Evenals het verhaal dat er 200 jaar geleden burgers waren, die uit protest tegen de verplichte naamsregistratie, allerlei idiote achternamen verzonnen.
Pardon? De verzetshumor, een roemrucht stukje volksaard van de Nederlander, blijkt een mythe? De fabel van de rare achternamen, vond ik altijd een sterk staaltje spotterij tegen despotisme. Door in mijn jeugd de verkeerde boekjes te lezen, kreeg ik het idee dat humoristisch verzet het tot onze volksaard hoorde. Pietje Bell en Dik Trom symboliseerden alles dat het strenge chagrijn trotseerde, door er een loopje mee te nemen.
Het Verzetsmuseum verhaalt van grappen die onder de Duitse bezetting werden uitgehaald. Humor was het wapen van de ‘gewone man’, die te weinig lef had om in het echte verzet te gaan, maar toch wilde laten blijken hoezeer men de bezetters haatte. Humor was een vorm van symbolisch verzet, vooral bedoeld om de moed er in te houden, stelt het Verzetsmuseum.
Naar mate je ouder wordt, krijg je iets meer begrip over hoe de wereld en de mensen in elkaar steken en dat gaat wel eens ten koste van de humor. Zo was ik plaatsvervangend apetrots op familieleden die verhaalden van de grappen die ze met de Duitse bezetter uithaalden. Tot ik er achter kwam dat veel van die verhalen niet door henzelf in praktijk waren gebracht, maar een overlevering van anekdotes die ze van anderen hadden gehoord.
Het geloof in de volksaardige verzetshumor werd jaren later weer versterkt door de opkomst van de provo’s. Met ludieke acties tartten zij het gezag, dat op de grappenmakerij reageerde door er de politie er vrolijk op los te laten roffelen.
Sindsdien heb ik in Nederland in die omvang nooit meer van verzetshumor gehoord. En nu lijkt het chagrijn de ware volksaard. Daar zijn natuurlijk redenen voor. De ‘efficiëntie van de persoonsregistratie’, waar het Meertens Instituut niet verder over uitwijdt, is inmiddels zover gevorderd dat de grappen en grollen uit de Napoleontische overheersing afgedaan kunnen worden als een historisch geinig mopje, dat niet efficiënt is gebleken om de staatscontrole binnen de perken te houden. Daar kan een mens moedeloos van worden, dus waarom de moed er in gehouden met de symbolische rebelsheid, waar het Verzetsmuseum op doelde?
Ik ga morgen maar eens naar de gemeente en laat me uitschrijven als staatsburger, met de mededeling erbij dat de registratie hervat mag worden als er weer flink wordt gelachen in dit land.