De Nationale Ombudsman moet op zijn woorden letten. Hij mag van alles over de overheid zeggen, zolang het geen kritiek is op kabinet of Tweede Kamer. Daar komt de bijdrage van het kersverse VVD-kamerlid Litjens op neer.
De Tweede Kamer debatteerde vandaag over de laatste twee jaarrapporten van de Nationale Ombudsman. Voor de VVD mocht Pieter Litjens het woord voeren, daarmee in de gelegenheid gesteld zijn ‘maidenspeech’ te houden.
Hij was erg tevreden over zijn entree in het parlement en gaf in zijn inleiding al een voorschotje op het feitelijke onderwerp: “De manier waarop wij de afgelopen tijd hier zijn ontvangen, zou model kunnen staan voor de manier waarop de overheid met haar burgers om dient te gaan, namelijk professioneel en efficiënt en tegelijkertijd zeer menselijk en warm ”.
Burgers kunnen bij de Nationale Ombudsman terecht als de overheid niet zo “professioneel en efficiënt” blijkt en klachten daarover niet worden gehoord door de overheid. Dat vindt ook de heer Litjens belangrijk en noemde drie voorbeelden uit de Ombudsmanrapporten, waarvan ook de VVD vindt dat de overheid er werk van moet maken.
De voorbeelden gingen echter vooraf door een sneer aan het adres van de Ombudsman. De heer Litjens denkt dat de Ombudsman zich niet aan de wet zou willen houden. Uit de notulen: “(…) put ik graag uit een artikel in NRC Handelsblad van 7 april van dit jaar waarin de Ombudsman aangeeft dat de wet hem tot taak geeft het oordeel “behoorlijk” of “onbehoorlijk” uit te spreken: “Daarmee dreig je een 'boekhouder van de behoorlijkheid' te worden. Dat wil ik niet.” De Ombudsman geeft daarmee met zoveel woorden aan dat hij zich eigenlijk niet aan die wet zou willen houden. Dat zou toch niet zo horen te zijn”.
Er zat de heer Litjens nog meer dwars: het lerend vermogen van de Ombudsman schiet tekort. Litjens: “liever had ik gehoopt dat het lerend vermogen van de Ombudsman zodanig was geweest dat ik hier niet over hoefde te beginnen”.
De Ombudsman stelt zich, naar de zin van de VVD, niet onafhankelijk op. Een uitspraak dat het minderheidskabinet-Rutte “opereert op het scherp van de snede van het politieke vertrouwen”, vindt Litjens veel te ver gaan. Hij wees er tevens op dat een Kamermeerderheid eerder dit jaar de Ombudsman bekritiseerde toen deze het boerkaverbod, het verbod op de dubbele nationaliteit en de dierenpolitie symbolische wetsvoorstellen noemde.
En dus sloot Litjens zijn maidenspeech af met: “De VVD zal de Nationale ombudsman en daarbij ook de substituut ombudsmannen waaronder de Kinderombudsman, scherp in de gaten blijven houden op de depolitisering van hun uitspraken, juist om te waken over het recht van de burger op een onafhankelijke en onpartijdige ombudsman”.
De depolitisering van de uitspraken van Ombudsmannen? Dat kan helemaal niet! Elk woord, elke maatregel van een kabinet of Tweede Kamer heeft gevolgen voor het dagelijks leven van alle Nederlanders. Ofwel: alles is politiek. Als de Ombudsman kan aantonen dat die gevolgen minder goed uitpakken, dat is immers zijn taak, mag hij er alleen wat van zeggen als het overeenkomt met de politieke agenda van de VVD?
De Nationale Ombudsman mag, gevraagd en ongevraagd, onderzoek doen naar de “gedragingen van bestuursorganen van het Rijk en van andere bij of krachtens de wet aangewezen bestuursorganen” (artikel 78a van de Grondwet). Wie onderzoekt, zal vinden. Soms meer dan gevraagd is. Moet een Ombudsman daar over zwijgen?
Minister Spies zei in het debat: “De Nationale ombudsman is vooral een instituut dat de overheid de spiegel voorhoudt. Soms zul je er blij mee zijn en andere keren zul je er minder blij mee zijn, maar het is een buitengewoon nuttige spiegel”.
Wie in die spiegel kijkt en tot de conclusie komt dat de Ombudsman zijn mond moet houden over zaken die een politieke partij niet zo goed uitkomt, laat zien absoluut geen lerend vermogen te willen hebben. Wie dat als beginnend Kamerlid in zijn maidenspeech durft te zeggen, diskwalificeert zichzelf tot een politicus die niet beseft hoe je het vertrouwen tussen burger en politiek kunt verbeteren.