Staatssecretaris Bussemaker (Volksgezondheid) wordt de 6e genomineerde voor de Donkey Shocking Award.
Gisteren stuurde ze een kattebelletje van negen bladzijdes met plannen om de ouderenzorg een flinke impuls te geven. En het moet gezegd: het zijn negen pagina''s louter goede voornemens.
De 100 dagen die Bussemaker in gesprek is geweest met de zorgsector, heeft grote indruk bij haar achtergelaten. Ze trof zeer gemotiveerd personeel aan en zag tal van prima voorbeelden die aantoonden dat je het werk wel degelijk zo kan organiseren dat de zorg aansluit bij de wensen van de cliënten en recht doet aan de professionaliteit van de medewerkers. De problemen die er zijn worden vooral veroorzaakt door gebrek aan goede logistiek op de werkvloer. Om dat te verhelpen is het volgens Bussemaker nodig een omslag te maken “in het denken van de wereld van beleid naar de wereld van de cliënt”.
De 100 dagen die Bussemaker in gesprek is geweest met de zorgsector, heeft grote indruk bij haar achtergelaten. Ze trof zeer gemotiveerd personeel aan en zag tal van prima voorbeelden die aantoonden dat je het werk wel degelijk zo kan organiseren dat de zorg aansluit bij de wensen van de cliënten en recht doet aan de professionaliteit van de medewerkers. De problemen die er zijn worden vooral veroorzaakt door gebrek aan goede logistiek op de werkvloer. Om dat te verhelpen is het volgens Bussemaker nodig een omslag te maken “in het denken van de wereld van beleid naar de wereld van de cliënt”.
Minder aandacht voor de zakelijke benadering van procesbeheersing in de vorm van indicaties, protocollen en eindeloze verantwoordingsvragen en meer nadruk op de feitelijke invulling van de zorg (zie de
bewuste brief aan de 2e Kamer – pdf-formaat).De voorstellen van de staatssecretaris bevatten onder meer: Een grotere variatie van woonvormen aanbieden, zodat ouderen meer keuzevrijheid hebben. Meer kleinschaliger bouw en meer privacy door elke opudere een eigen slaapkamer te geven. Veiligheid vergroten, waarbij een oudere er verzekerd van is dat er voldoende eten en drinken wordt anngeboden, doorligwonden voorkomen worden en elke instelling een hitteplan kent. Van de hete zomers zullen de ouderen geen last meer hebben. De relatie tussen de ouderen en het personeel wordt hersteld. Het moeten niet de managers zijn die bepalen welke zorg iemand krijgt. De cliënt en de professional op de werkvloer bepalen samen welke zorg nodig is. Zorginstellingen die dit allemaal goed weten aan te pakken moeten bonussen krijgen. En om het allemaal mogelijk te maken moeten er meer handen aan de bedden komen dus komen er zo''n 6000 banen erbij en dat zijn dan wel goed opgeleide kwaliteitsmedewerkers.
Nou weet Bussemaker ook wel dat een opleiding niet automatisch garandeerd dat een medewerker goed werk verricht. De meest ondergewaardeerde groep zorgmedewerkers wil ze een stimulans geven die tot meer kwalteit moet leiden. De verzorgenden. Dat zijn de mensen die in een tehuis het haar wassen van uw demente vader. Of ze komen thuis langs bij uw gehandicapte moeder om het bed op te maken en de vloer te stofzuigen.
Naast betere opleidingen wil Bussemaker bekijken of die verzorgenden niet opgenomen kunnen worden in het BIG-register. Apothekers, artsen, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen verloskundigen en verpleegkundigen zijn hierin geregistreerd en er worden aantekeningen gemaakt van eventuele beperkingen in hun bevoegdheid. Ben je in dat register opgenomen dan mag je de door de wet beschermde titel voeren en aanspraak maken op de bevoegdheden die met de titel samenhangen.
Da''s mooi voor de verzorgenden want zo''n registratie geeft dus een erkende status. Bussemaker zegt hier dus eigenlijk mee dat het ''vuile werk'' in de zorg erkend moet worden als professionele hulp. Omdat je zo''n registratie ook weer kwijt kan raken als je je werk niet goed doet, hoopt ze de verzorgenden te stimuleren hun werk te verbeteren. Het moet er allemaal toe leiden dat verzorgenden een even belangrijke plek krijgen als de verpleegkundigen en andere specialisten die in de zorg rondlopen en even professioneel met de cliënten omgaan. Daarmee zou ook de verzorgende een stem kunnen krijgen in het bepalen van de juiste zorg. Een verzorgende heeft immers ook een nauw en persoonlijk kontakt en zou de wensen van cliënten goed naar voren kunnen brengen.
Prima plan! Waarom dan toch een nominatie voor de Donkey Shocking Award?
Om te beginnen kunnen Bussemaker''s idealen wel eens stuiten op de gevoeligheden tussen de verschillende beroepsgroepen in de zorg. Eénmaal de erkende status verkregen zou een verzorgende wel eens tegen een verpleegkundige kunnen zeggen: ''Zeg, ik heb net de poepluiers van meneer J. opgeruimd en ik zag dat-ie toch behoorlijke doorligplekken heeft. Moet je daar niet wat aan doen?'' Waarop de ook van beroepstrots vervulde verpleegkundige zegt: ''Wat weet jou nou van doorligwonden? Ga toch stofzuigen, mens!'' Mensen kunnen elkaar met hun status en beroepseer ook aardig in de weg zitten. Het zou niet de eerste en laatste keer zijn dat zulke gevoelens conflicten op de werkvloer opleveren. Daar wordt zeker de cliënt niet wijzer van.
En wat de rest van haar plannen betreft: Ze zijn mooi omdat ze goed heeft geluisterd naar de sector. Bijna alle genoemde voorstellen zijn al jaren te horen uit de monden van de zorgmedewerkers die de klus moeten klaren. Als eerste laat ze dus zien dat ze die honderd dagen praten goed heeft benut. En wat krijgt ze dan te horen van D66-kamerlid Koser Kaya? Of mevrouw erover nagedacht heeft hoe ze dit gaat betalen! Het kamerlid zegt dus niet: Mooi plan en de 2e kamer gaat je helpen de financiering mogelijk te maken. De kans van slagen van Bussemaker''s voorstellen zijn dus afhankelijk van de prioriteiten die de Kamer gaat stellen. Want ook zo''n 2e Kamer houdt er een bepaalde beroepstrots op na.
De zesde nominatie voor de Donkey Shocking Award gaat naar Jet Bussemaker omdat ze met alle goede bedoelingen de zorg aanmerkelijk wil verbeteren en de mensen daarin centraal wil stellen en niet de cijfers en regels. Ze houdt er echter te weinig rekening mee dat statusgevoeligheid van de zorgwerkgevers, diverse beroepsgroepen en zelfs kamerleden haar flink in de weg kunnen zitten.