“De afronding van een proefschrift zou het einde moeten zijn van het begin van een wetenschappelijke loopbaan, voor velen is het echter het begin van het einde daarvan”.
Zo luidde een van de stellingen(1) bij het proefschrift van Gerben Mol (3), die in 2002 promoveerde op een onderzoek naar het meten van de milieukwaliteit van de Nederlandse bodem. Lees de stelling nog eens goed door. Hij is wat omslachtig geformuleerd, maar de toenmalige promovendus was er blijkbaar niet zeker van dat het halen van de doctorstitel een garantie voor baanzekerheid was.
Hij was niet de enige, getuige de stellingen (2) die promovendi de jaren daarna opvoerden:
Aldert Zomer, Rijksuniversiteit Groningen (2007): Jonge wetenschappers zijn van nature optimistische mensen: Ondanks het feit dat slechts 2 procent van de promovendi een vaste academische positie weet te bemachtigen, denkt 65 procent kans te maken op een dergelijke positie. (Bionieuws 7, 2006);
Annemarieke Vermeer-Künzli, Universiteit Leiden (2007): Het behalen van de graad van doctor zou geen reden tot ontslag moeten zijn;
Cas Eikenaar, Rijksuniversiteit Groningen (2008): De promotie tot Doctor is de enige promotie waarna je arbeidscontract met zekerheid wordt beëindigd;
Karin Moret, Universiteit Maastricht (2011): De promotie tot Doctor is de enige promotie waarna er getwijfeld wordt over een geschikte functie.
Je ziet het: baanonzekerheid alom. En blijkbaar moet men na de promotie zich vooral richten op nieuwe onderzoek, namelijk het zoeken naar werk.
Vooral de stelling van Aldert Zomer is interessant, want is er is kennelijk iets veranderd. Het CBS meldt vandaag dat meer dan 80 procent van de werkende gepromoveerden een beroep op wetenschappelijk niveau heeft. Gepromoveerden zijn bijvoorbeeld relatief vaak arts, (universitair) docent of onderzoeker, aldus het CBS (5).
Vervolgens somt het CBS wat bevindingen op, die aansluiten bij een eerder onderzoek van de Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit Rotterdam (4), die geen enkele aanleiding tot ongerustheid over de arbeidszekerheid van promovendi zagen. Sterker nog: 86 procent van de promovendi aan Nederlandse universiteiten heeft bij het verdedigen van de dissertatie al een baan.
De onderzoekers vonden dat de “vrij sterke arbeidsmarktpositie van recent gepromoveerden in Nederland is grotendeels te danken aan de inspanningen van de promovendi zelf”. Om promovendi beter bij te staan bij een vervolg van hun (academische) loopbaan, is er volgens de onderzoekers nog veel te winnen voor de universiteiten en onderzoeksscholen.
Een titel alleen zegt dus toch niet alles. Net als elke andere gediplomeerde, moet ook een doctor zelf zijn best doen de baan van zijn of haar leven te vinden. Misschien het in de toekomst wat makkelijker wordt, omdat er een tekort aan hoogopgeleiden wordt verwacht (6). Dat stelt hoogleraar arbeidseconomie Jules Theeuwes, die vindt dat er daarom nu stevig in onderwijs moet worden geïnvesteerd en niet andersom, zoals nu het geval is.
Tot slot sluit onderschrijf ik de stelling van Sabine Fuss uit 2008: Het belangrijkste resultaat van een promotie is de persoon die aan het eind van het proces wordt 'opgeleverd'; het proefschrift is daarbij van secundair belang.
Literatuur:
1. De stellingen kun je vinden op de website ‘Hora Est’. Hier worden alleen stellingen verzameld die niet op het wetenschappelijke gedeelte van het proefschrift slaan, maar als schertsende toevoeging zijn bedoeld en/of een verband houden met maatschappelijke kwesties.
2. Wikipedia: het is overigens niet verplicht stellingen toe te voegen aan een proefschrift.
3. Gerben Mol had met de nodige tegenslag te maken bij de tot standkoming van zijn proefschrift, getuige een artikel in de Volkskrant in 2002.
4. Promovendi zijn gewild op arbeidsmarkt, artikel van de Universiteit Utrecht, 2010.
5. Doctorstitel maakt verschil op de arbeidsmarkt, artikel van het CBS. 2011.
6. Over een mogelijk tekort aan hoogopgeleiden en verandering op de arbeidsmarkt in verband met de vergrijzing: artikel op Nu.nl, april 2011.