Wie niets heeft met een ander, zoekt iets om bij een ander samen te komen. Meestal zoekt men dan de kleinste gemene deler: één geloof, één politieke overtuiging, één filosofie of welke hobby dan ook, waar een idee van gemeenschappelijkheid uit kan worden gepeuterd.
Als dan de gemeenschappelijkheid tegenvalt, zoekt men verder. Verzuiling, afsplitsingen en scheidingen zijn het gevolg. Het gekke is altijd geweest, dat er wel behoefte is die hoogst individuele gemeenschappelijke overeenkomst zo massaal mogelijk te delen. Herhaaldelijk worden pogingen gedaan uit elkaar gedreven kuddes weer bij elkaar te drijven.
Zo is daar nu weer iemand die een kerk voor alle geloven opricht. Eén kerk waar katholieken, gereformeerden, joden. islamieten, hindoes, boeddhisten en ook humanisme en atheïsme tezamen kunnen komen. Komt allen tezamen onder de noemer van de grootste gemene deler, het ietsisme.
Die deler bevat twee componenten: individuen herkennen zichzelf niet langer in de dogmatische noemers van de gevestigde kerken en bewegingen, en allemaal geloven ze in iets. Iets dat ze heil brengt, iets van waarde voor het leven, iets dat ten grondslag ligt aan de waan van de dag.
Anders gezegd: onvrede en geloof. Het is natuurlijk ook godsonmogelijk te denken dat er niets is. Geen god, geen mystieke kracht, geen leven voor de geboorte of na de dood. Er zal en moet iets zijn, van waaruit het menselijk tekort verklaard kan worden.
Het menselijk tekort moet niet als een denigrerende kwalificatie worden gezien. Het is de drijfveer tot alles. We begrijpen niet alles, maar willen dat wel. We kunnen niet alles, maar willen dat ook. Dat houdt ons lekker bezig.
In dat bezig zijn is sinds mensenheugenis één factor constant gebleven: groepsvorming. In je eentje krijg je niet zoveel voor elkaar. Maar breng je veel mensen bij elkaar, dan krijg je wel een opeenhoping van het menselijk tekort. Dat leidt dan weer tot mislukkingen, onvolkomenheden en teleurstelling. En dan toch uit onvrede weer een groep vormen! Degenen die een ietsisme-kerk of een politieke beweging is nog veel te benauwd vinden, zoeken het in digitale netwerken of in een V.O.F. (Vereniging van Ongebonden Figuren).
Wat kunnen we leren we uit een geschiedenis van verzamelende verenigingen, scheidende schisma's, collectieve coöperaties en botsende bewegingen?
Het lijkt mij duidelijk: zonder een ander zijn we niets. Maar nu de prangende vraag, waar ik maar geen goed antwoord op kan vinden: waarom hebben we de ander ook nodig om ons van die ander te onderscheiden? Waarom hebben we in de kudde zondebokken nodig om ons bestaan te legitimeren?