Eerder schreef ik hier en daar al het ethische vraagstuk van gebruik van menselijk materiaal in musea. Nu stelt het Rathenau Instituut het gebruik van menselijk materiaal voor behandeling, diagnose, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs, transplantatie of de ontwikkeling van producten aan de orde.
We raken heel wat lichaamsmateriaal kwijt. Je zal er geen moment bij stil staan wat je al niet weggeeft als je je oude matras bij het grofvuil zet. Verder zal niemand zich zorgen maken over losgeraakte huidcellen, haren, nagels, fluimen en neuspulken die worden afgestaan aan de openbare ruimte. Wat dat betreft zijn veel mensen nogal slordig.
Het Rathenau Instituut wijst er op dat we net zo makkelijk tienduizenden stukjes lichaamsresten laten slingeren bij de huisartsen en in ziekenhuizen. Wat er mee gebeurt weten veel mensen niet, maar als je ze er naar vraagt stellen ze ineens voorwaarden aan mogelijk gebruik van afgesneden delen, afgetapt bloed of tal van uitstrijkjes.
In het gisteren uitgegeven rapport (pdf!) schetst het Rathenau Instituut dat jarenlang menselijke resten geen probleem waren, omdat ze na operaties of onderzoek als afval werden gedumpt.
Inmiddels is dat anders. Er is steeds meer mogelijk. Niet alleen in het voortschrijdende wetenschappelijk onderzoek. Weefsels en celen zijn ook basisstoffen geworden voor het maken van medicijnen en cosmetische toepassingen. Als voorbeelden worden onder andere genoemd de stamceltherapie en behandeling van brandwonden met resten huid, afkomstig van besnijdenissen.
De mogelijkheden worden groter voor zowel puur medisch gebruik als voor commerciële toepassingen.
In de wet is geregeld dat alles wat afkomstig is van het menselijk lichaam, als eigendom geien moet worden van de mens van wie het is afgescheiden. Toch meent het Rathenau Instituut dat er ruime interpretatie mogelijk is en het dus kan voorkomen dat menselijk materiaal gebruikt wordt voor doeleinden waar de eigenaar het niet mee eens is.
Voor orgaandonatie en kunstmatige bevruchting is het veel beter geregeld dan voor uitstrijkjes, verwijderde huid of lichaamsdelen die niet voor donatie in aanmerking komen.
Het Instituut vindt dat het tijd wordt dat eens beter te regelen. Mensen moeten beter worden geïnformeerd door hun artsen en behandelaars en het eigendomsrecht moet nader worden bekeken en bijgesteld.
Ineens moet ik denken aan wat ik zo al in de loop der jaren in ziekenhuizen heb achter gelaten. Behalve de liters bloed, zijn er voor onderzoek naar de klachten een lymfkliertje, beenmerg, leverweefsel en een paar bekertjes urine ingeleverd. Zou ik nu alsnog mijn eigendomsrechten kunnen doen gelden en een vergoeding opeisen? Want wie weet wat er, behalve het noodzakelijke onderzoek, nog meer mee is uitgehaald.
Heeft het Rathenau Instituut wat jou betreft gelijk? Of maak er niet om wat er met de rommel die je achterlaat gebeurt?