Dave Brubeck, de jazzpianist van het beroemdste mopje muziek in een oneven maatsoort is overleden. Hij meldt zich aan de hemelpoort.
Petrus: “Als we daar meneer Brubeck niet hebben!”.
DB: “Jawel, daar hebt u me wel”.
Petrus: “Man, wat we aan jou al niet te danken hebben”.
DB: “Doe geen moeite. Ik heb lof genoeg gehad tijdens mijn leven. Ik kom hier voor mijn rust”.
Petrus: “Ik bedoel de aardse dankbaarheid niet, man”.
DB: “Niet? Wat dan?”
Petrus: “We kregen het hier zo’n jaar of 65 hier ineens druk dankzij jouw muziek”.
DB: “Goh, nooit geweten. En heeft u ervan genoten?”
Petrus: “Helemaal niet! Ik zat tegen een burn out aan.”
DB: “Van mijn muziek??”
Petrus: “Nee, van al die lieden die daarop wilden dansen maar niet uit de voeten konden met die oneven maten van je. Er waren er heel wat die ongelukkig ten val zijn gekomen. Er waren dagen bij dat er wel vijftig van die brekebeentjes tegelijk aan de poort stonden”.
DB: “Je bedoelt breakdancers”.
Petrus:“Nee Davie, breakdancers stampen er gewoon in vieren op los. Die breken enkel hun nek bij een spin, maar dat gebeurt hoogst zelden. Maar jij moest zo nodig met vijfkwartsmaten en elf-achtsten in de weer”.
DB: “Nou, als mensen daar op gaan dansen is dat toch niet mijn schuld? Ze hadden ook gewoon op hun stoel naar de muziek kunnen luisteren”.
Petrus: “Alsof dat je bedoeling was! Je genoot er best van dat je pingelarij zo populair was en dat ook popliefhebbers er voor gingen. Die wisten niet beter dan dat muziek er voor was om op te dansen”.
DB: “Okee, ik vond dat allemaal wel aardig, ja. Maar ik maakte die muziek niet om ze de dood in te jagen. Integendeel zelfs”.
Petrus: “Dat snap ik”.
DB: “Goed, en mag ik er nu in?”
Petrus: “Onder één voorwaarde: je blijft van de piano af”.
DB: “Mag ik dan op het orgel?”
Petrus: “Als je maar weet dat die bedoelt is voor religieuze hymnen”.
DB: “Ja, en?”
Petrus: “Die zijn gewoon in vieren. Als ik ook maar één tel teveel hoor, stuur ik je terug”.
DB: “Akkoord. Ik ben uitgeteld. Laat me nu rusten”.