Zelfbeheersing is geen makkelijk te verwezenlijken deugd. Mijn ouders deden hun pedagogische best en hadden altijd wel een advies paraat om de zelfbeheersing te stimuleren. Zo klonk elke avond na een liefdevol 'welterusten', ook een dringend '.. en handjes boven de dekens'. Als meer kwaadaardige driften opborrelden, werd geadviseerd eerst tot tien te tellen.
Zij konden ook niet weten, dat ik daardoor nooit verder dan tien tellen kwam en het nu met een matig inkomen moet doen. Het is dus pure onkunde dat ik geen rijke graaierd ben geworden. Het zit wel in me, maar het komt er niet uit.
Op de momenten dat er enige lucratieve aanvulling op het inkomen wordt aangeboden, herinneren de ethische gedragscodes eraan zulke verleiding te weerstaan. Gunstbetoon bijvoorbeeld. Net als verpleegkundigen, mag ook ik betoonde gunsten niet incasseren. Verpleegkundigen mogen geen geschenken of vergoedingen voor deelname aan congressen aannemen. Ook in mijn werk geldt zo'n ethische code en dus neem ik de aangeboden pen en kladblokje nooit mee naar huis.
Van bonussen hebben we op mij werk geen last. Anders zouden we daar natuurlijk ook een heel gedoe ober krijgen. Ook al lopen. Mede door de kredietcrisis een stijgend aantal mensen van armoe hier de daklozenopvang binnen, en scoren we dus bovenmatige targets, van een bonus is absoluut geen sprake. Dat gaat er in andere sectoren heel ander aan toe, maar het valt gelukkig reuze mee. Wouter Bos heeft ons verzekerd dat de afgesproken bonus voor Gerrit Zalm de omvang van een simpele fooi niet te boven zal gaan.
Heer Zalm zit in een positie waar wel het goede voorbeeld gegeven moet worden. Naar mijn mening dan. Die telt niet, want ik heb nooit doorgeleerd om verder dan tien te tellen. Blij verrast was ik te merken dat ook welgeleerde mensen er ook zo over denken.
Bram Kempers, hoogleraar sociologie van kunst, zegt in een opiniestukje in het NRC: “Een van de deugden die van oudsher voor vorsten gelden is matigheid“.
Hij heeft het niet over bankiers, maar over het koningshuis. Matigheid en zelfbeheersing. Een koningin of kroonkoning dienen een toonbeeld van deugdzaamheid te zijn, zeker in onvoorspoedige tijden. Met een opsomming van directe en verborgen kosten, verwijt hij de monarchie een gebrek aan ethisch normbesef.
Zoals bankiers meer zelfbeheersing zouden moeten tonen door de bonussen te beperken, zo zou het koningshuis met een royaal gebaar afstand kunnen doen van bepaalde verworven rechten, die dan allemaal legaal moge zijn, maar ook erg kostbaar.
Bram Kempers citeert Machiavelli die beweerde dat een vorst geen moraal hoeft te hebben, maar die wel moet tonen. Je kunt op je tien vingers natellen dat de door Kempers gevraagde moraal, niet veel meer om het lijf zal hebben dan de nieuwe kleren van de keizer.
Dat kun je de monarchen ook niet kwalijk nemen. Zij zijn opgevoed met het tellen van tienen waar aardig wat nullen achter staan. Ze weten niet beter. Bovendien staan er zware plichten tegenover hun banksaldi. Dan kun je niet vragen het Paleis op de Dam in te leveren, zoals Bram Kempers voorstelt. Stel je voor dat ze bij elke representatieve taak eerst een of ander congrescentrum moeten afhuren.
Als de monarchen niet aan zelfregulering beginnen, moeten ook zij dan aan een gedragscode worden onderworpen om zelfbeheersing en matiging af te dwingen?