Het is bewezen! Denken helpt. De Radboud Universiteit in Nijmegen meldt trots dat men daar als eerste heeft aangetoond dat cognitieve gedragstherapie de hersenen veranderen.
Onderzoek bij mensen met CVS (chronisch vermoeidheidsyndroom) wees uit dat na negen maanden (!) therapie de grijze stof in de prefrontale cortex was vermeerderd. CVS-patiënten hebben minder van die stof dan gezonde mensen.
Na een geslaagde cognitieve therapie was de grijze stof dus toegenomen en hoe meer stof er was bijgekomen, hoe beter men zich voelde.
Da's hoopvol nieuws voor de mensen die aanhangers zijn van het motto: ik denk, dus ik ben wie ik denk.
Nu moeten we nog wel voorzichtig zijn met zulke conclusies. Cognitieve therapie is immers specifiek gericht op de kwaal waar men mee rondloopt. Zo maar een beetje brainstormen is leuk, maar daarvan weet je niet welke hersendelen veranderen en wat voor mens je dus zult worden.
Van heel wat stofjes weet men al aardig wat die in de hersens doen en tot welk gedrag het kan leiden, maar men weet nog te weinig van die materie om te kunnen stellen dat je doelgericht kan denken om een bepaald type mens te worden.
Dankzij cognitieve therapie zijn mensen wel minder moe, minder bang, minder argwanend, minder onzeker. Ze voelen zich beter en worden er dan vaak wel wat leuker op. Maar een angsthaas, wordt dan niet vanzelfsprekend een roekeloze durfal.
En er schijnen monniken te zijn die met mediteren temperaturen onder het vriespunt kunnen overleven. Maakt ze dat ook tot een ijskonijn?
Maar dat anders denken ook tot verandering van stofjes in de hersenen leidt, is wel een opzienbarende ontdekking. Het opent de deur naar verdergaande hersenexperimenten. Welke therapie moet je volgen om en talentvolle tenor te worden? En na hoeveel gesprekken met je therapeut ben je een charismatisch politicus?
Wie weet komt er nu snel een boek uit waarin staat welke gedachten tot verandering van welke stoffen leiden. Geen NLP, geen meditatie, geen tien-tips-tot-talent, maar hersenchemie voor dummy's.