Je mag van geluk spreken als je kind in Rotterdam bent. De wethouder voor jeugd zorgt ervoor dat het helemaal goed met je komt. Vorig jaar kondigde hij een opvoedkundig A4-tje aan en die pedagogische code is er nu.
Wethouder Geluk (CDA) noemt het overigens geen gedragscode. De tien regeltjes zijn, zo zegt hij, “vanzelfsprekendheden“.
Tot die vanzelfsprekendheden horen onder andere: het kind een warm en veilig huis bieden, kleden naar de weersomstandigheden, voor het 12e jaar van seksuele voorlichting voorzien en regelmatig met de school bespreken hoe het daar gaat.
Door gans het land vinden bestuurders dat ouders wel een steuntje in de rug kunnen hebben bij dat o zo ingewikkelde opvoeden. Denk nu niet dat het alleen een CDA of CU stokpaardje is. In Amsterdam maakt de PvdA zich hard voor pedagogische ondersteuning van de ouders.
PvdA-wethouder voor de jeugd, Lodewijk Asscher, kwam ook al tot de “formulering van minimale eisen“. Geen staatopvoeding, nee, ook van die vanzelfsprekendheden als ontbijt en warme kleren, grenzen stellen en handhaven, recht op ouders die warmte en liefde geven, moeilijke thema’s bespreekbaar maken en vaardigheden bijbrengen (Nederlandse taal).
In Den Haag heeft de VVD-wethouder Sander Dekker de opvoedprofessor René Diekstra ingeschakeld om tot een opvoedcanon te komen. De wethouder meent dat “kennis en opvoedvaardigheden van ouders essentieel zijn voor de ontwikkelingskansen van kinderen. Met het onderzoek, de Haagse Canon van de Opvoeding en de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin helpen wij ouders en aanstaande ouders bij hun opvoedingstaak”.
Wim de Bie schoot de wethouder te hulp door op zijn Bieslog al de eerste regeltjes aan te bieden. In het welbekende haagse taaltje, zodat de lokale ouders het ook echt zouden begrijpen. Haags pedagogische richtlijn om zeurende kindertjes aan te pakken: “En wie nâh nog z'n bek opendoet krègt un ongeloâflèk pak op z'n sodemieteâhr”.
Nou mag het prijzenswaardig heten om een complete bibliotheek aan opvoedkundige boekwerken terug te brengen tot een tiental regels, maar schieten we er wat mee op?
Wethouder Geluk uit Rotterdam weet niet eens of hij de pedacode zelf wel zal toepassen. Stel je ziet dat je buurkind veel te vet rondloopt. De wethouder weet niet zeker of hij de ouders er op aan zal spreken. Daarmee houdt hij zich nu al niet aan regeltje 8: Ouders zijn aanspreekbaar op hun omgang met hun kind en op het gedrag van hun kind.
Wethouder Asscher schreef in 2005 op zijn weblog al dat regels niet genoeg zijn. Wel veel geld (5 miljoen euro) voor een ambitieus plan, met gezinscoaches, centra voor ouder en kind en, om het leuk te houden, bezoekjes aan kindercircus Elleboog.
In Den Haag is wethouder Dekker er nog niet uit. Begin dit jaar zouden de resultaten gepresenteerd worden van een onderzoek naar wat de ouders zelf missen om goede opvoeders te worden. De te hulp geroepen professor is nog steeds bezig de pedagogische wereldliteratuur door te spitten en die tot een handzame samenvatting te minimaliseren. Nog even wachten dus op de opvoedcanon.
Ondertussen krijg je wel het gevoel dat zich de laatste decennia een pedagogische ramp heeft voltrokken, die nu met gedragscodes, richtlijnen en overheidscontrole opgelost moet worden. Niet met een doorwrochte visie, niet met een nieuwe pedagogisch geschrift van formaat, nee, met een A4-tje afspraken die de ouders worden opgedrongen.
Die ouders waren ooit zelf kinderen, wiens ouders maar wat aanklooiden met wat de dominee of dr. Spock ze voorhield. En de ouders van die generatie moesten het doen met katholieke canons, terwijl hun ouders weer, helemaal geen tijd hadden om grote gezinnen op te voeden. Dat gebeurde wel in de fabrieken en de landbouw, waar kinderen naar hun volwassenheid werkten.
Dat al die ouders er zo'n rommeltje van maakten is natuurlijk terug te voeren op de oude Grieken. Althans, op één oude Griek: Aristoteles. Die vond de heersende Spartaanse opvoeding maar niks en bedacht een opvoeding die meer gericht is op een minder materiële, meer vormende opvoeding.
Sindsdien slingeren opvoeders heen en weer tussen dressuur (tucht, straf en beloning) en een geestelijke opvoeding (lees eens een goed boek, laat kinderen zelf wat ontdekken). Met alle gevolgen van dien. Er is geen periode voorbij gegaan, of er waren wel kinderen die zich niet aan de geldende normen en waarden hielden en pedagogen voorschreven wat je daarmee aan moest.
Zo gaat dat met opvoeding. Kinderen doen daar hun eigen ding mee. Of om Clarence Darrow, amerikaans jurist en agnosticus, te parafraseren: De ouders verpesten je jeugd, de kinderen doen de rest.
Blijkbaar bestaat opvoeding niet. In ieder geval niet in de vorm van klassieke pedagogische geschriften, want die worden continu herschreven. En zeker niet als handzame A4-tjes, waar je jaren mee vooruit zou kunnen, want elke generatie bedenkt haar eigen passende codes.
De hele opvoedkunde zou misschien beter tot één stelregel terug gebracht kunnen worden: herinnert u zich kind te zijn.