Het is weer helemaal terug: de ouders de schuld geven van alles. Psycholoog Hans van de Sande is de ouders juist dankbaar. Dankzij de ouders bezoeken steeds meer jongeren onder de 21 jaar de eerstelijnspsycholoog. De psycholoog is dus verzekerd van een goed belegde boterham.
Meneer Van de Sande heeft een verklaring voor de drukte in zijn spreekkamer. “De missie van ouders en opvoeders is veranderd”, zegt hij in een artikel in De Telegraaf. Hij zal er de bedrijfsplannen van de firma’s in de sector Gezin wel op nagekeken hebben en ontdekte een opzienbarende verandering in de doelstellingen, die de gezinmanager nastreven. “Was het vroeger zo dat met name moeders het belangrijk vonden dat hun kind een goede baan en voldoende geld had, nu willen ze dat hun kind gelukkig is”, aldus de deskundige.
Ouders maken hun kinderen dus gek van geluk. De psychologen mogen dat weer uit de hoofdjes van het jonge volkje zien te kletsen. Want geluk kan een lastige hinderpaal zijn bij zelfontplooiing. Het is mooi dat de jongeren zich naar de psycholoog spoeden, want “hoe ouder je wordt, hoe lastiger het is om te veranderen”, zo citeert Nu.nl het Telegraafartikel.
Het roept wel vragen op. Was vroeger je kind een carrière opdringen een uitstekende therapie? Of hielden psychologen vroeger de statistieken van hun bezoekers niet bij?
Tag archieven: opvoeding
Mijn zoon kan niet tegen teleurstellingen.
Het is lovenswaardig dat steeds meer organisaties en media hun archieven on-line zetten. Zo kom je nog eens wat tegen. Soms interessante, maar helaas vergeten zaken. Soms stukken, waarbij je de indruk krijgt dat sommige problemen al zo oud zijn als de weg naar Rome.
Neem bijvoorbeeld deze ingezonden brief, gericht aan een opvoedkundige, in de “Psyche & relatie”-bijlage van de Telegraaf, uit 1971.
“Geachte opvoedkundige.
Mijn zoon G., van acht jaar kan niet goed met teleurstellingen omgaan. Als iets stuk gaat of kwijtraakt is hij dagenlang van slag. Als je hem wijst op zijn fouten, dan is er helemaal geen land meer met hem te bezeilen. Hij gaat dan als een waanzinnige tekeer. Ik ben ten einde raad. Hoe moet ik hiermee omgaan?”
Mevr. W. te Venlo (zie hier het artikel).
De opvoedkundige antwoordde;
“Beste mevrouw W.,
Vallen en opstaan; dat is onderdeel van het leven. We willen onze kinderen vaak beschermen voor dat eerste. Terwijl gevoelens van ongenoegen en frustratie bij het leven horen… Deze gevoelens mogen er zijn en we kunnen kinderen begeleiden in het gedrag wat daarvan het gevolg is.
Omgaan met frustraties moeten kinderen leren. Door je zoon de ruimte te geven en de emotie te benoemen erken je zijn emotie en leert hij dat hij er ook mag zijn met deze gevoelens. Daar heeft hij waarschijnlijk zijn leven lang profijt van”.
De initialen van het genoemde zoontje en de briefschrijfster, doen vermoeden dat het hier om de bekende politicus G.W. gaat. Een vermoeden dat wordt versterkt door de bijgeleverde foto van het 8-jarige huilebalkje.
Het mag zeer waarschijnlijk worden geacht dat de briefschrijfster het opvoedkundige advies in praktijk heeft gebracht en het menneke alle ruimte heeft gegeven voor elke frustratie die hij opboerde. Hij heeft geleerd dat hij er als gefrustreerd jongmens mag zijn. Sterker nog: hij leerde dat hij er een leven lang profijt mee zou hebben.
Waar een opvoedkundig advies van veertig jaar geleden toe kan leiden. Gelukkig zijn de opvoedkundig inzichten inmiddels drastisch veranderd. Zo vindt de politicus G.W. nu dat ouders van zich misdragende kinderen, gestraft moeten worden.
Schools gedrag
De school is een wereld, waar rust heerst en orde. In regelmaat rijpt er het pril intellect.
(Regel uit het lied “De school” – 1971, Toneelwerkgroep Proloog)
Ik ga op vakantie en neem mee… de kinderen.
Zelf gezegend met een kinderloos bestaan, heb ik tijdens de vakantie met respect gekeken naar de vele ouders in staat waren hun welverdiende vakantierust te genieten. Er waren zelfs leerkrachten met eigen kroost bij!
Die rust wordt de komende weken wreed verstoord, want de nu nog lege schoolpleinen gaan weer open. Menig ouder zal met weemoed denken aan het voorbeeldige gedrag van hun kinderen op vakantie. Jengelen om een ijsje, elkaar pesten in het zwembad, pubers die na de campingdisco in de bosjes elkaar zitten te tongen, waarna de hulpdiensten ingeschakeld werden omdat het kroost met de beugeltjes aan elkaar vastgeraakt waren.
Dat is toch en stuk rustiger dan jengelen om geen huiswerk te maken, elkaar pesten op het schoolplein en gevoos in het fietsenhok. Dat laatste leidt er soms toe dat de overheid met 1,5 miljoen euro moet bijspringen om wel erg jonge ouders een handje te helpen.
Ouders hebben vorig jaar de scholen nog gevraagd om hun kinderen eens wat sociale vaardigheden bij te brengen. Een aantal scholen zijn aan die wens tegemoet gekomen.
De Leidse Universiteit heeft onderzocht wat het resultaat is: “Het gedrag van scholieren wordt niet aantoonbaar beïnvloed door Behave, een programma dat is bedoeld om hun sociale vaardigheden te vergroten door hen een gedragscode te laten opstellen”.
Het ministerie van Justitie had de opdracht gegeven tot dat onderzoek om na te pluizen of gewelddadig en agressief gedrag op de scholen aan te pakken is. Het project Codename Future bood de scholen een programma aan, waarmee de leerlingen aan een zelfbewuste gedragscode konden werken.
Het programma heeft niet veel geholpen, stellen de onderzoekers, maar dat wil niet zeggen dat een gedragscode niet helpt. De scholen hebben te weinig gedaan om een gedragscode goed te laten werken. Te weinig tijd er aan besteed, geen draagvlak gecreëerd en het programma is niet overal uitgevoerd zoals het zou moeten.
Bijna tegelijkertijd met het persbericht van de Leidse Universteit publiceert het dagblad Trouw een artikel over de schoolse opvoeding bij onze oosterburen. Sommige Duitse scholen zijn overgegaan tot ouderwetse tucht en discipline. Opstaan als de leerkracht het klaslokaal betreedt, bijvoorbeeld.
Natuurlijk zijn vooral conservatieve politici enthousiast over die aanpak. Critici menen echter dat het aantal probleemjongeren er niet minder om zal worden. Trouw citeert een van hen, die stelt dat “de ergste probleemkinderen (…) juist uit milieus komen waar discipline en onderdrukking traditie zijn”.
Het schoolplein waar de meeste rust en orde heerst, is een leeg schoolplein. Een buurt waar het probleemloos aan toegaat, is een lege buurt. Een bedrijf waar perfect wordt gewerkt, is een bedrijf zonder werknemers. Tenzij iedereen zich schools gedraagt.
Ach, was het nog maar vakantie. Vrij van de dagelijkse beslommeringen, vrij van al die gedragscodes op school, op het werk, in de buurt en op de sportvereniging.
Het Opvoeddebat
Minister Rouvoet is er wel over uit: opvoeders zijn niet alleen de ouders. Leerkrachten, kinderopvangers en sportcoaches zijn ook opvoeders. Vandaag, de Internationale Dag van het Gezin, startte hij het Opvoeddebat. De spelregels voor dat debat zijn simpel: “Een opvoeddebat brengt ouders, maar ook andere opvoeders zoals leraren, begeleiders op een kinderopvang en sportcoaches, binnen gemeenten met elkaar in contact“. En natuurlijk “met begrip en respect voor ieders rol en verantwoordelijkheid“.
De bedoeling is de diverse opvoeders van elkaar horen hoe je kinderen een evenwichtige opvoeding kunt geven. Opvoeden doe je niet zomaar, opvoeden kun je leren.
Hoewel dat debat al eeuwenlang wordt gevoerd op verjaardagsborrels in families, op ouderavonden in de scholen en in pedagogische geschriften, meent de toezichthouder voor Jeugd en Gezin, dat we er nog lang niet over zijn uitgepraat.
Dat zal best, maar waar gaat het over? Willen we ideale opvoeders of willen we ideale kinderen?
Het ideale kind bestaat niet. Niet als product van opvoeding. Vertel een kind dat-ie niet met zijn tengels aan de verhitte oven moet zitten en de een neemt het voor kennisgeving aan en gaat weer braaf achter zijn pc'tje zitten, een ander denkt: je kunt me meer vertellen en brandt zijn vingers. Meteen een fikse blaar en janken natuurlijk. Welk kind is hier het ideale kind?
De ideale opvoeder dan. Bestaat die wel? De ene waarschuwende ouder zal de braverik toeroepen: wat ben je toch een lieverd, de ouder van het aangebrande kind zal zeggen: zie je wel, dat komt er nou van. Welke ouder is hier de ideale ouder?
Zeker, er zijn meer opties. De ouder die een kind bij de hand neemt en dicht genoeg naar de oven leidt om het kind de warmte te laten voelen. Of de ouder die, na de waarschuwing, een oogje in het zeil houdt en de bengel net op tijd bij de oven wegsleurt.
Het probleem met kinderen is: het zijn net mensen. Leidt ze in verzoeking en de een gaat er volledig in op, een ander zal zich er vanaf keren. Zal een ouder die cum laude is afgestudeerd als neuroloog, psycholoog, pedagoog en gedragswetenschapper, de ideale opvoeder zijn?
Of moeten ouders hun kroost maar afstaan aan een instelling waar een heel team van professionals de opvoeding ter hand neemt?
Rouvoet laat ongediplomeerde opvoeders, de ouders, debatteren met professionals en hoopt er het beste van. Mooi, een goed gesprek is nooit weg. Maar de problemen waar opvoeders mee te maken hebben, neem je daar niet mee weg.
Een overheid die in de gaten houdt of er nog wel wordt opgevoed, moet de opvoeders wel de gelegenheid geven voldoende hun taak uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld door ouders voldoende inkomen te garanderen, zodat hun kinderen “maatschappelijk actief” kunnen zijn. De meeste ouders redden dat wel, maar volgens het SCP groeien zo'n 350.000 kinderen op onder de armoedegrens en voor hen zit er een sportclub of vioolles niet in.
En de professionele opvoeders moeten natuurlijk hun werk in alle rust kunnen doen, bijgestaan door voldoende collega's en met ruim voldoende middelen in niet al te grote scholen.
Is dan een goede opvoeding gegarandeerd? Nee, maar het helpt wel mee. Voorkom je dan wel falende ouders of probleemjeugd? Ook niet. Wat wel een verbetering kan zijn, is dat je opvoeders (ouders, leerkrachten, sportcoaches en Rouvoet zelf) leert ook hun fouten toe te geven. Kinderen zijn kwetsbaar, maar ze voelen zich wellicht minder rottig als ze zien dat volwassenen dat ook kunnen zijn.
Wat zeker zal helpen, is de jeugd van tegenwoordig niet tot nationale ramp te verklaren, waar een compleet ministerie voor moet worden ingezet. De meeste kinderen die wat rottigheid uithalen, groeien op tot redelijk goede burgers. En verder doet de bevolkingsgroei haar werk wel. Het aantal kinderen daalt fors, meldt het NRC. Dus mag je verwachten dat het aantal probleemkinderen ook daalt.
Eén probleem groeit misschien. Over een aantal jaren zullen er zoveel meer ouderen dan kinderen zijn, dat er teveel opvoeders zijn. Daar ben je als minderjarige minderheid mooi klaar mee.
Nieuwe meldcode kindermishandeling
Sinds we een staatsburo voor jeugdzorg hebben, staat de privacy van het gezin onder curatele. Bedoeld om problemen in een vroeg stadium te ontdekken. Tevens bedoeld om er ook wat aan te doen zodat we in de toekomst er minder probleemjongeren of getraumatiseerde volwassenen zijn.
Hoewel het er soms sterk op lijkt dat de Rouvoet-brigades vooral lastpakken moeten opsporen zodat zij alsnog modelburgers worden, is er een schrijnend probleem dat wat moeilijker aan te pakken is.
Er zijn naar schatting ruim 100.000 kinderen slachtoffer van een uit de hand gelopen pedagogische tik of juist het ontbreken van enige pedagogie: verwaarlozing.
Artsen hebben een rol bij het ontdekken van mogelijke mishandeling, maar hebben ook een beroepsgeheim. Bovendien zullen ouders, maar ook de kinderen zelf, niet snel zelf opbiechten dat de opvoeding wat gewelddadig verloopt. Lastig dus om het te herkennen, lastig ook om het te melden. Een arts zal zeker moeten weten dat een kind niet tijdens een onbesuisd spelletje van de trap is gevallen, maar klem heeft gezeten tussen onmachtige ouders. Een verkeerde melding kan heel vervelende gevolgen hebben.
Nu hebben minder dan de helft van alle organisaties die met kinderen hebben te maken een meldcode. De gezamenlijke artsen hanteren een meldcode van de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunde). Vandaag heeft de KNMG een vernieuwde meldcode overhandigd aan minister Rouvoet.
De oude code schreef voor dat een arts alleen kindermishandeling mocht melden, als hij de problemen in het gezin niet meer zelfstandig kon oplossen en er toch veel gevaar voor het kind dreigde. De arts stond er dus in zijn eentje voor en had heel wat te wikken en te wegen voor hij de vertrouwensrelatie met het gezin op het spel zou zetten. In de wet is geregeld dat een arts wel degelijk het beroepsgeheim mag schenden als dat in het belang van het kind is. Waarom dan toch een nieuwe meldcode?
De nieuwe code regelt dat een arts er niet langer alleen voor staat en biedt ook een stappenplan, dat zorgvuldige melding moet garanderen. De code moet genoeg bescherming en houvast bieden, zodat artsen nu sneller dan voorheen tot actie overgaan.
De KNMG vindt dat een arts voortaan wel bij derden, zoals school, maatschappelijk werk of andere artsen, zijn bevindingen mag checken. Waarmee de privacy van het gezin wordt aangetast. Het stappenplan moet voorkomen dat dit ten onrechte gebeurt.
Vermoedt de arts, op basis van eigen onderzoek, kindermishandeling, dan raadpleegt hij eerst het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling). Daarnaast kan de arts een deskundige collega te hulp roepen. In deze fase mag de arts de personalia van het gezin niet openbaren. Zo zullen deze stappen, zegt het KNMG, een vroegtijdig contact garanderen.
Als de arts dan, op grond van het ingewonnen advies, meent dat verdere actie noodzakelijk is, wordt er met de ouders gesproken. Dat zal niet altijd verstandig worden gevonden. In dat geval neemt de arts contact op met andere professionele betrokkenen.
Met de zo verkregen informatie gaat de arts weer naar het AMK om samen te beslissen of een melding noodzakelijk is.
Als de ouders vrijwillig hulp aanvaarden, wordt de melding niet gedaan, maar houdt de arts de ontwikkelingen wel in de gaten. Blijft het verkeerd gaan, kan alsnog een melding worden gedaan. Tenzij de arts denkt dat de risico's zo groot zijn dat overleg met ouders en inschakelen van hulp eigenlijk al te laat is. Dan moet onverwijld de Raad van de Kinderbescherming of de politie worden ingeschakeld.
De nieuwe meldcode is in de kern van de zaak niet zo heel nieuw. Eigenlijk zegt de code dat artsen niet te laks moeten zij met meldingen van mogelijke kindermishandeling. Met de nieuwe code hoopt men dat de arts sneller en makkelijker, ook buiten ouders en kinderen om, aan de slag gaat als de professionele intuïtie zegt dat er wat aan de knikker is. Die professionaliteit wordt wel verbeterd door bijscholingen op gebied van kindermishandeling. Een arts zal de ene blauwe plek toch goed moeten onderscheiden van de andere. Een arts zal ook moeten herkennen wanneer de opvoeders om de hete brei heen draaien, als ze gevraagd worden naar hun opvoedkundige aanpak.
De gewetensvraag is nu: voldoet de huidige wet- en regelgeving om kindermishandeling aan te melden of is het juist goed deze te verruimen? Is de nieuwe meldcode van het KNMG een goede stap richting een vlotte aanpak van kindermishandeling?
(Bronnen: artikel op medischcontact.artsennet.nl en de website van het KNMG, alwaar de meldcode en het stappenplan in pdf-formaat gedownload kunnen worden).
Pedacode
Je mag van geluk spreken als je kind in Rotterdam bent. De wethouder voor jeugd zorgt ervoor dat het helemaal goed met je komt. Vorig jaar kondigde hij een opvoedkundig A4-tje aan en die pedagogische code is er nu.
Wethouder Geluk (CDA) noemt het overigens geen gedragscode. De tien regeltjes zijn, zo zegt hij, “vanzelfsprekendheden“.
Tot die vanzelfsprekendheden horen onder andere: het kind een warm en veilig huis bieden, kleden naar de weersomstandigheden, voor het 12e jaar van seksuele voorlichting voorzien en regelmatig met de school bespreken hoe het daar gaat.
Door gans het land vinden bestuurders dat ouders wel een steuntje in de rug kunnen hebben bij dat o zo ingewikkelde opvoeden. Denk nu niet dat het alleen een CDA of CU stokpaardje is. In Amsterdam maakt de PvdA zich hard voor pedagogische ondersteuning van de ouders.
PvdA-wethouder voor de jeugd, Lodewijk Asscher, kwam ook al tot de “formulering van minimale eisen“. Geen staatopvoeding, nee, ook van die vanzelfsprekendheden als ontbijt en warme kleren, grenzen stellen en handhaven, recht op ouders die warmte en liefde geven, moeilijke thema’s bespreekbaar maken en vaardigheden bijbrengen (Nederlandse taal).
In Den Haag heeft de VVD-wethouder Sander Dekker de opvoedprofessor René Diekstra ingeschakeld om tot een opvoedcanon te komen. De wethouder meent dat “kennis en opvoedvaardigheden van ouders essentieel zijn voor de ontwikkelingskansen van kinderen. Met het onderzoek, de Haagse Canon van de Opvoeding en de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin helpen wij ouders en aanstaande ouders bij hun opvoedingstaak”.
Wim de Bie schoot de wethouder te hulp door op zijn Bieslog al de eerste regeltjes aan te bieden. In het welbekende haagse taaltje, zodat de lokale ouders het ook echt zouden begrijpen. Haags pedagogische richtlijn om zeurende kindertjes aan te pakken: “En wie nâh nog z'n bek opendoet krègt un ongeloâflèk pak op z'n sodemieteâhr”.
Nou mag het prijzenswaardig heten om een complete bibliotheek aan opvoedkundige boekwerken terug te brengen tot een tiental regels, maar schieten we er wat mee op?
Wethouder Geluk uit Rotterdam weet niet eens of hij de pedacode zelf wel zal toepassen. Stel je ziet dat je buurkind veel te vet rondloopt. De wethouder weet niet zeker of hij de ouders er op aan zal spreken. Daarmee houdt hij zich nu al niet aan regeltje 8: Ouders zijn aanspreekbaar op hun omgang met hun kind en op het gedrag van hun kind.
Wethouder Asscher schreef in 2005 op zijn weblog al dat regels niet genoeg zijn. Wel veel geld (5 miljoen euro) voor een ambitieus plan, met gezinscoaches, centra voor ouder en kind en, om het leuk te houden, bezoekjes aan kindercircus Elleboog.
In Den Haag is wethouder Dekker er nog niet uit. Begin dit jaar zouden de resultaten gepresenteerd worden van een onderzoek naar wat de ouders zelf missen om goede opvoeders te worden. De te hulp geroepen professor is nog steeds bezig de pedagogische wereldliteratuur door te spitten en die tot een handzame samenvatting te minimaliseren. Nog even wachten dus op de opvoedcanon.
Ondertussen krijg je wel het gevoel dat zich de laatste decennia een pedagogische ramp heeft voltrokken, die nu met gedragscodes, richtlijnen en overheidscontrole opgelost moet worden. Niet met een doorwrochte visie, niet met een nieuwe pedagogisch geschrift van formaat, nee, met een A4-tje afspraken die de ouders worden opgedrongen.
Die ouders waren ooit zelf kinderen, wiens ouders maar wat aanklooiden met wat de dominee of dr. Spock ze voorhield. En de ouders van die generatie moesten het doen met katholieke canons, terwijl hun ouders weer, helemaal geen tijd hadden om grote gezinnen op te voeden. Dat gebeurde wel in de fabrieken en de landbouw, waar kinderen naar hun volwassenheid werkten.
Dat al die ouders er zo'n rommeltje van maakten is natuurlijk terug te voeren op de oude Grieken. Althans, op één oude Griek: Aristoteles. Die vond de heersende Spartaanse opvoeding maar niks en bedacht een opvoeding die meer gericht is op een minder materiële, meer vormende opvoeding.
Sindsdien slingeren opvoeders heen en weer tussen dressuur (tucht, straf en beloning) en een geestelijke opvoeding (lees eens een goed boek, laat kinderen zelf wat ontdekken). Met alle gevolgen van dien. Er is geen periode voorbij gegaan, of er waren wel kinderen die zich niet aan de geldende normen en waarden hielden en pedagogen voorschreven wat je daarmee aan moest.
Zo gaat dat met opvoeding. Kinderen doen daar hun eigen ding mee. Of om Clarence Darrow, amerikaans jurist en agnosticus, te parafraseren: De ouders verpesten je jeugd, de kinderen doen de rest.
Blijkbaar bestaat opvoeding niet. In ieder geval niet in de vorm van klassieke pedagogische geschriften, want die worden continu herschreven. En zeker niet als handzame A4-tjes, waar je jaren mee vooruit zou kunnen, want elke generatie bedenkt haar eigen passende codes.
De hele opvoedkunde zou misschien beter tot één stelregel terug gebracht kunnen worden: herinnert u zich kind te zijn.
Opvoeden doe je zo!
De Rotterdamse wethouder Leonard Geluk (jeugd, gezin en onderwijs) wordt vast het braafste jongetje in de modelklas van Rouvoet. In de geschiedenis zijn talloze dikke boeken over opvoeding geschreven en kijk eens naar de jeugd van tegenwoordig? Alcoholisten, vetmuilen, brandstichters. Nee, die dikke pedagogische pillen hebben geen meter geholpen. Rotterdam gaat dat eens rechtzetten en komt als eerste stad met een richtlijn opvoeding.
Met iemand die Geluk heet, moet Rotterdam straks wel de gelukkigste klas van de Rouvoet-school worden. Toeval of niet, heel nederland is weer Theo Thijssen's boek De Gelukkige Klas aan het lezen. Helaas is het gratis verstrekte boek niet compleet. Daar komen opvoedkundige ongelukken van, moeten ze in Rotterdam gedacht hebben. Bovendien, Theo Thijssen, da's niet van deze tijd. Eigenlijk een dik, saai boek.
Wethouder Geluk verdient de Nobelprijs voor de pedagogie. De Rotterdamse richtlijn wordt niet groter dan 1 A-viertje.
Eén A-viertje??? Dat is toch veel te lang voor de zappende en sms-ende jeugd? Dat moet dus beter kunnen.
Ik daag de lezer hier uit om de jeugd met minder dan een A-viertje op te voeden. Wie kan in één zin de jeugd weer geluk geven?