Het convenant dat de hogeschool InHolland de eerstejaars studenten laat ondertekenen, lijkt te gek voor woorden. Je gaat er toch vanuit dat studenten, hoewel niet meer leerplichtig, zich met hun inschrijving verplichten de lessen te volgen om te voorkomen dat ze zakken voor hun examen. Moet je hun gemotiveerdheid dan afdwingen met een convenant? Een overeenkomst die juridisch geen enkele bindende waarde heeft?
Zo'n convenant past prima in de berg herenakkoorden, gedragscodes en intentieverklaringen die momenteel de samenleving in het gareel proberen te houden. De wet alleen, is blijkbaar niet genoeg om gewenst gedrag en gedroomde resultaten te garanderen.
En zo is er dan een Convenant Jakobskruiskruid, waarmee men hoopt vergiftigde koeien te voorkomen. Het Convenant Tipgelden regelt niet de afdracht van de fooien die het horecapersoneel ontvangt, maar behelst afspraken tussen het Verbond van Verzekeraars, de politie en het Openbaar Ministerie en het Verbond van Verzekeraars over het al dan niet belonen ban klikspanen.
En wat te denken van de convenanten die de Amsterdamse universiteiten hebben gesloten met de gezelligheidsverenigingen die sportclub Heerenveen met de belastingdienst is overeen gekomen of die 400 burgemeesters hebben opgesteld om verder te gaan dan de 20 procent doelstellingen die de EU op energiegebied wil scoren?
Er zijn er zoveel, dat er waarschijnlijk geen digitale databank van convenanten kan worden aangelegd, omdat dan het internet overbelast zou raken.
Het convenant is geen modieuze hype. Eerder hebben we te maken met de renaissance van het contractdenken. Het convenant is een soort sociaal contract. Een samenleving bestaat uit te veel verschillende belanghebbenden om alles te regelen in een overkoepelende, nationale wet. Waar de wet tekort schiet, hebben mensen op deelgebieden en deelbelangen de mogelijkheid onderling afspraken vast te leggen. Bedoeld om de microbelangen te dienen, zonder de macrobelangen te schaden.
Een manier om federalisme goed te laten werken. Een centraal gezag regelt het algemeen belang, plaatselijk zoekt men het zelf maar uit.
Ooit was er een centraal gezag dat zich God noemde. Die had ook een convenantje lopen. Met de mensen was afgesproken dat ze het eeuwige leven zouden krijgen als ze zich aan God's geboden hielden. Dat staat bekend als het foedus operum, latijn voor werkverbond.
Dat werkte niet helemaal. De mens zat met zijn jatten aan de boom van de kennis van goed en kwaad, waarmee dat laatste was geschied. God, destijds niet de beroerdste, kwam met een nieuw convenant: de foedus gratiae, of het genadeverbond. Dat hield in: als jullie Jezus kruisigen, krijgen jullie alsnog het eeuwige leven. Ziedaar de oorzaak van de vergrijzing.
Het is niet toevallig dat de renaissance van het contractdenken te danken is aan politici van christelijke signatuur. Balkenende mag wel de godfather van het convenant worden genoemd. Met schwung poetste hij het federalisme op, dat hoogtij vierde in het VOC-tijdperk. Het centraal gezag bepaalt de normen en waarden, die men lokaal mag uitwerken in convenanten en gedragscodes. En geheel in stijl van zijn Inspirator sprak hij met het volk af: als jullie je aan mijn normen en waarden houden, dan zet ik jullie in de eregalerij der brave burgers. Het foedus gratiae van Balkenende.
En zo groeit en bloeit Nederland van de convenanten en gedragscodes. Of moeten we zeggen: het sterft in Holland van de sociale contracten?