Dames en heren,
Wij zijn vandaag bijeen om de te jong gestorven democratie te gedenken. In de knop gebroken, in de bloei van haar leven geknakt. Er hangt een sluier over de ontluikende lente. De eerste zonnestralen van het prille voorjaar, doen ons opleven. De democratie is echter dood verklaard, door hen die smachtend uitzien naar een zinderende zomerdag op 9 juni aanstaande.
Job Cohen wil het huis van Thorbecke renoveren en wil een Nationaal Akkoord voor de democratie. Jan Marijnissen sprak in zijn Thorbecke-lezing over een problematische democratie. Tjeenk Willink presenteerde het jaarverslag van de Raad van State en mijmerde ook wat over ons politieke stelsel. In elk verkiezingsprogramma staan wel een paar regels over bestuurlijke vernieuwing.
Terecht merkt heer Willink op dat de verkiezingsprogramma’s bestuurlijke vernieuwing vooral in het kader van bezuinigingen plaatsen. Minder overheid, dus minder ambtenaren en bestuurders.
Maar, evenals de heer Cohen, wordt de rol van de burgers niet vergeten. Betrokken moeten ze zijn. Verantwoordelijkheid nemen. De democratie is dood, maar met een vernieuwd burgerschap zouden we er niet om hoeven treuren.
Dames en heren, wat zojuist ten grave is gedragen, is het resultaat van een democratie dat een leven is gaan leiden, die niet naar ieders idealistische zin is. Met name zij die het over bestuurlijke vernieuwing hebben, mogen we verdenken van een aanslag op onze jonge democratie.
Je kunt het hebben over een groot of een klein bestuur, over de wijze waarop een bestuur kan worden gekozen of benoemd, over wie dat bestuur mag kiezen of benoemen, over wat en bestuur mag kosten en wie afgevaardigd mag worden om het bestuur te controleren. Maar dan heb je het nog altijd over het bestuur en niet over de democratie.
Was democratie bij haar geboorte niet bedoeld als een staat geregeerd door velen? Een volksheerschappij? Wel, dat betekent dat de democratie de laatste eeuwen alleen nog in naam levend was. De ‘velen’ zijn vervangen door selecte groepjes bestuurders. Daar waar ‘het volk’ een poging deed haar heerschappij terug te vorderen, werd het afgestraft met bloedige repressie of met de meer humane repressieve tolerantie. Het ontmoedigde en terneergeslagen 'volk' kreeg tenslotte de laatste slagen toegediend. Het kreeg normen en waarden en verantwoordelijk burgerschap gedicteerd. De democratische ruimte is er niet groter op geworden.
Wat als volksheerschappij geboren was, is van regentendom tot bestuurderschap verworden. Als men die democratie dood wenst te verklaren, dan kan men toch alleen nog roepen: de democratie is dood, leve de democratie?
Wat is er zo verschrikkelijk aan 'het volk', dat haar zeggenschap wordt verbannen naar dialoogtafels en de vierjaarlijkse stembusgang? Waarom is 'het volk' nu 'de burger' en niet de verzameling stratenmakers, verplegenden, rijwielhandelaren, boeren, wetenschappers, ouders, studenten, schoonmakers, boekhouders en al wat een individu kan zijn?
Waarom hebben al die individuen niet meer zeggenschap en heerschappij, dan nu het geval is? Moet dat niet de vraag zijn, als we de democratie willen reanimeren?