Het leek de laatste dagen wel de week van het vuil. Alsof er nog niet genoeg smerigheid is, krijgt nu de vuile truck voorrang. Ik las het eerst verkeerd en dacht dat het om alweer een ranzig geintje van de overheid ging. Het blijkt echter om vrachtwagens te gaan, die bij stoplichten een potje CO2-uitstoot staan te produceren waar men snel van af wil. Dus voortaan zal een stoplicht dat in de duistere dampen van het beroepsvervoer wordt gehuld, gauw op groen springen. De vrachtwagen kan doorrijden, stoplicht opgelucht en voor het milieu schijnt het beter te zijn. Nou, in dat geval is er geen vuiltje aan de lucht, dus wat maakte deze week dan wel zo vies?
Om te beginnen dankzij een bijdrage van Defensie. Bij Harderwijk blijkt al jaren chemisch afval op een oefenterrein van de landmacht te liggen. Het grondgebiedje is keurig afgezet met rood-witte linten. Een persvoorlichter van Defensie heeft geen idee hoe dat spul daar is gekomen maar belooft dat een gecertificeerd bedrijf de plek zal opruimen. Dat onze landverdedigers hiermee een chemische aanval hebben gepleegd op eigen natuurgebieden wordt natuurlijk on alle toonaarden ontkent.
Smerige aanvallen op ons landje komen niet alleen van binnenuit. Naar nu blijkt heeft opnieuw een tanker met verdacht riekende afvalstoffen geprobeerd de inhoud hier te lossen. Omdat het allemaal en beetje veel leek op de affaire van vorig jaar met de Probo Kola, nam men nu geen enkel risico en heeft men de afgifte van het afval stil gelegd. Nog voor het schip de kans kreeg af te varen en de rotzooi dan maar in Afrika te dumpen, is het materiaal nu keurig in eigen land verwerkt. Dat is dan een smerig schandaal minder.
Minder fraai is het bericht dat een varkensboer en een slager zeer waarschijnlijk slachtafval in voedsel hebben laten verwerken. Het gaat vermoedelijk om afgekeurde, zieke varkens die afgemaakt zijn en tot het stempel slachtafval kregen. Dat mag niet verwerkt worden, dus de boer en de slager zijn gearresteerd.
Afval is voedsel. De aarde krijgt het ter consumptie aangeboden. Soms werkt dat goed, soms krijgt de wereldbol er diarree van. En dan moeten er wereldwijd dure milieubeschermende maatregelen getroffen worden. Die komen vaak moeizaam tot stand en de meeste vervuilers willen er niet aan meebetalen. Dat doet de consument maar.
Misschien is er enige hoop in de plannen van ontwerper William McDonough en chemicus Michael Braungart. Aanstaande maandag (20.55 u., Nederland 2) is er op VPRO's Tegenlicht een documentaire te zien over deze heren, die menen een oplossing te hebben voor al dat vuil dat in ons ecosysteem zit en er ook nooit meer uit kan.
Hun opvattingen zijn gebasserd op vier principes:
– Ontwerp producten en processen zo dat de waardevolle materialen in peperdure investeringen beschikbaar blijven voor de mens en zijn natuurlijke omgeving.
– Een product moet volledig afbreekbaar zijn in de biosfeer en voedsel zijn voor natuurlijke processen.
– De niet-afbreekbare stoffen moeten zo gemaakt zijn dat ze opnieuw te gebruiken zijn in nieuwe producten.
– Tijdens de fabricage van producten mogen er geen schadelijke stoffen vrij komen. Lovenswaardige principes, die al gedeeltelijk worden toegepast.
Slaagt men erin alle producten voor de volle honderd procent volgens die principes te maken, dan kunnen we rustig doorgaan met de huidige consumptiemaatschappij. Voorlopig is het nog niet zover en daarom mis ik een vijfde principe: stop met het procuceren van overbodige snuisterijen. Die dragen aardig bij tot bergen schadelijk afval.
Nieuwsgierig naar die documentaire ben ik natuurlijk wel. Want het zou toch prettig zijn als ik leuke, maar zinloze gadgets kan blijven kopen.