Kinderen die opgroeien in de stad hebben niet zo gek veel speelruimte. Gewoon voor je huisdeur op straat spelen is er vaak niet bij. Als je een beetje geluk hebt is er een speelplaats in de buurt en met wat minder geluk moet je op de schoolvakanties wachten tot er ergens een bouwspeelplaats of vakantiedorp wordt opgezet.
Ouders met genoeg inkomen verhuizen dan ook naar een meer kindvriendelijke lokatie, maar ook daar is het behelpen. Bij de realisatie van vinexdorpen worden eerst de huizen, dan de wegen, vervolgens wat groen met een hondenuitlaatplek en op de laatste plaats wat speelruimte voor kinderen aangelegd. In veel gevallen beperkt zich zo'n plek tot keurig aangelegde rubberen tegels met een design-wipkip en de luxere uitvoeringen kennen misschien nog een glijbaantje. De speelruimte voor kinderen als sluitpost van de planologische begrotingen.
Toch zijn er genoeg mensen die zich druk maken over leuk en veilig buiten spelen. Zo zijn er in Den Haag ouders die het meer dan zat zijn dat hun kinderen onder de hondenpoep thuiskomen als ze een kwartiertje buiten hebben gespeeld. Dus die richten een stichting op die zich beijvert voor een schone leefomgeving voor hun kroost.
En staatsecretaris Bijleveld meende de gemeente waar ze burgemeester was, bij haar afscheid een pannakooi kado te moeten doen om kinderen een veilig voetbalplekje te geven. Die plek komt dan in haar eigen woonwijk waar vooral gezinnen wonen waarvan de kinderen al op hockey en tennis zitten. Sporten doen ze dus al en het tennispark ligt om de hoek.
Dan zijn er ook nog de architecten. Hoewel de buitenspeelruimte dus vaak het kind van de planologische rekening is, zijn er onder hen ook mensen die na willen denken over de ruimte voor het spelende kind. Daarbij gaan ze diep, want ze beperken zich niet tot de technische vormgeving van een speelplein of speeltoestel alleen.
Architektenburo Döll en kunsthistorica Liane Lefaivre borduren door op de ideeën van Aldo van Eyck, die in Amsterdam een netwerk van speelplaatsen mocht ontwerpen waarbij rekening wordt gehouden met de stedelijke planologie, de wensen van buurtbewoners en de leefwereld kinderen. Aldo van Eyck vond bijvoorbeeld dat de speeltoestellen zo neutraal mogelijk van vorm moesten zijn om de kinderfantasie alle ruimte te geven.
Architecte Marlies Rohmer vind dat de hut en de klimboom terug in de stad moeten. Geen keurige design speelplaatsen waar rust, reinheid en regelmaat is gegarandeerd, maar avontuurlijke plekken omdat kinderen volgens haar rommel, rotzooi en ravage willen.
De vraag is hoeveel ruimte kinderen de komende jaren zullen krijgen om geheel naar eigen inzicht buiten te spelen. De veiligheid van onze kinderen is zo'n belangrijk thema geworden dat er zelfs een ministerspost voor is opgericht. Volgens de normen en waarden die hier aan ten grondslag liggen is het helemaal nioet zo goed om kinderen maar wat aan te laten rommelen en rotzooien. De samenleving is al zo'n ravage. Dus komen er vooral veel beperkende regels en voorgekookte speelruimten.
Ik denk dat Marlies Rohmer's ideeën juist goed zijn om kinderen spelenderwijs te laten ontdekken hoe ze hun omgeving, hun wereld, naar hun speelse hand kunnen zetten. Creativiteit bevorder je niet met design-cleane speelplaatsen, maar eerder met een hoop zand en een paar losse takken en dan maar zien wat een kind ervan maakt. Rommelen en rotzooien, de mens doet haar geschiedenis lang niets anders. Daar komen net zoveel lelijke als mooie dingen uit voort.
De architecte bedoelt het goed, maar haar plannen zullen hoogstwaarschijnlijk sneuvelen op het menselijk tekort van ministers die menen dat strak gereglementeerde opvoeding de enige weg naar een veilige toekomst voor kinderen is en er dus speelplaatsen moeten komen die meer aan de waarden en normen van de minister voldoen dan aan de fantasieën van een kind.
Daarmee is Marlies Rohmer bij deze de volgende genomineerde voor de Donkey Shocking Award.