Aanstaande dinsdag, 10 november houdt de Unesco weer de World Science Day for Peace and Development. Ofwel: een dag om te laten zien wat wetenschap bijdraagt aan een vreedzame en duurzame wereld (lees hier meer).
Dit jaar in het teken van de astronomie. Heel goed, je moet verder kijken dan je neus lang is. Of het wat oplevert? Ach, Jules Deelder dichtte al: het heelal, hoe verder men keek, hoe groter het leek.
Er zijn fraaie lijstjes van wat wetenschap ons aan moois heeft gebracht. De populaire overzichten halen wetenschap en knutselarij vaak door elkaar. Toevallig gevonden uitvindingen en diep doorwrochte vondsten, van de uitvinding van het vuur tot Einsteins’s relativiteitstheorie. Van de Romeinse waterwerken tot de waterkoker. Van Archimedes’ badkuip tot Niels Bohr’s atoommodel.
Het is prachtig om de zeventig belangrijkste uitvindingen uit de oudheid eens op een rij te zien. Brian Fagan verzamelde ze en dat het vuur de Romeinse badhuizen mogelijk maakte, dat er onder stenen gereedschap ook al een naald met oog met viel, het laat zien dat één ontdekking grote gevolgen kan hebben.
Eigenlijk is het niet meer dan onderzoeken wat we met water, vuur en aarde kunnen. Geen idee wat de Romeinen zelf vonden van hun watersystemen en badhuizen, maar de moderne mens vindt nu de wc wel de belangrijkste uitvinding der mensheid. Het oeroude kleitablet is dik vergeten en nu staat de computer glansrijk tweede op de lijst van belangrijke uitvindingen (zie Trouw over een onderzoekje van BBC Focus magazine, uit 1997).
Hebben we dat aan wetenschappers, scheppers of knutselaars te danken? De uitvinder van boiler zou zonder Isaac Newton misschien nooit tot zo’n apparaat zijn gekomen. De techneuten die de kerncentrale bedachten, zouden zonder Niels Bohr nooit zover zijn gekomen. John Simmons kwam in 1997 met een top 100 van wetenschappers, waar Newton, Einstein en Bohr de top drie vormen. De oude Griek Archimedes sluit de rij op de laatste plaats. Maar zouden we zonder zijn “eureka!” mammoettankers hebben gehad?
Uiteindelijk gaat het om de praktische toepassing van wetenschappelijke theorie. Klopt die theorie niet, of is de theorie te beperkt, dan krijg je falende toepassingen. De ontwikkeling van vuur naar Romeinse badhuizen en de hedendaagse centrale verwarming, heeft zich zonder de theoretische modellen van fysici nooit kunnen voltrekken. Het heeft comfort opgeleverd, maar ook de moderne ongemakken op gebied van milieu, waterbeheersing en klimaatperikelen.
De pijl en boog heeft zich ontwikkeld tot geavanceerde, computergestuurde raketten. De oorlogen zijn er niet minder mee geworden, noch doeltreffender. Mijns inziens allemaal het gevolg van teveel geknutsel met wetenschappelijke vondsten.
Rechtvaardigt die conclusie de keuze van de Unesco onze aandacht dit jaar maar eens op de sterren te focussen? In het aardse hebben we het niet gevonden, dus dan maar de lucht in?
Je weet maar nooit. In ieder geval is tot wetenschappers al lang doorgedrongen dat grensoverschrijdende wetenschap nodig is om een duurzame wereld in vrede te bereiken. Wetenschappers moeten ook buiten hun vakspecifieke kaders kunnen treden en samenwerken.
De nieuwe Archimedesen wentelen zich niet langer alleen in het water van hun eigen badkuip. Zal dat dè duurzaamste en meest pacificerende ontdekking aller tijden opleveren?
Dat zal afhangen van de vragen die tot nieuwe exploratie leiden. Je kunt concluderen dat de ontdekking van het vuur tot veel goeds en zeker tot veel kwaads heeft geleid. Dan zou een belangrijke vraag kunnen zijn: kunnen we zonder vuur?
Twee vragen tot slot.
Moeten de knutselaars zorgvuldiger omgaan met de wetenschappelijke theorieën? En: welke belangrijke vragen moet de wetenschap als uitgangspunt nemen voor de toekomst?