Het laatste verhaal 'Natuur' uit Johnny van Doorn's bundel 'De geest moet waaien' (1977), beschrijft een nachtelijke wandeling die hij met twee vrienden door het bos maakt. Een 'oorverdovend geknor' duidt op de aanwezigheid van 'een mannetjeszwijn, een beer die in de bronst stond'.
Eén van zijn vrienden wil het zwijn wel eens van dichtbij zien en gaat er op af, de andere twee angstig achter latend. Het loopt goed af, maar het ontzag voor het natuurvarken zit er goed in.
Het is oppassen met varkens. Niet dat ze op een Orwelliaanse wijze de wereld zullen veroveren. Nee, ze hebben wel verfijndere tactieken om de mens te belagen.
In het amerikaanse Minnesota bezorgen ze bepaalde mensen op sluwe wijze een zenuwziekte: rondwaaiende hersenweefsel van geslachte varkens blijken het zenuwstelsel aan te tasten. Met als gevolg grote vermoeidheid, algehele zwakte, pijntjes en tintelende benen en voeten.
Niet iedereen in de slagerij kreeg daar last van. Alleen de mensen die met een hoge drukspuit de hersens van de gekeelde zwijnen vernevelden werden het slachtoffer. En een paar collega's die er dichtbij stonden.
Het tot pulp gespoten varkensbrein wordt als lekkernij geëxporteerd naar China en Korea. In sommige delen van amerika's zuidelijke staten roert men het door de gebakken eieren. Van die consumptie is nog niemand ziek geworden, althans, daar is geen medische literatuur over te vinden.
De relatie tussen de zenuwzieke arbeiders en de vernevelde varkensbreinen was nu vastgesteld. Eén brandende vraag bleef over: waarom werden er nu pas mensen ziek? Die hoge drukspuit werd al vanaf 1998 gehanteerd. Eén patiënt werkte al 15 jaar naast de breinvernevelaar, maar kreeg pas in 2006 de eerste klachten. Hoe kan dat dan?
De betrokken artsen menen het antwoord nog wel te kunnen vinden. Als ze nou hun neus eens uit de boeken haalden en hun hoofden van de microscoop hieven, dan zouden ze het antwoord net zo makkelijk in de lucht kunnen vinden als rondzwevende varkenshersens mensen ziek maken.
Kijk, vroeger was het slachten van varkens nog wel een lolletje. Het bos afstruinen tot je een exemplaar tegenkwam en dan maar hopen dat je hem goed raakte en je had weer voor dagen te eten. Als je tenminste niet ondersteboven gelopen werd door een bronstige beer, om vervolgens door de hele rotte opgevreten te worden.
Dat is inmiddels wel anders. Het zwijn is in zulke grote hoeveelheden gedomesticeerd dat er zelfs varkensflats worden overwogen om de zwijnenwoningnood te ledigen. Maar of ze nou te krap of bio-ruim gehuisvest zijn, massaal eindigen ze in de fabriek alwaar ze tot bacon, zult en worsten naar een tweede leven worden getransformeerd.
Je kunt je voorstellen dat de zwijnengemeenschap daar door de eeuwen heen flink de pest over heeft gekregen. Die vroeger jacht was nog wel lachen, maar met die fokkerijen en slachtfabrieken was de lol er toch echt wel af. Dat ze hun geest zo weinig hebben laten waaien dat ze de menselijke genialiteit niet konden overtreffen!
Wel, al die jaren hebben de beesten niet alleen in de modder gewroet. Nee, ze neusden ook tot in de uiterste krochten van hun brein, op zoek naar een briljant idee die de evolutie wel eventjes recht zou zetten. Dat idee is dus gevonden.
Er was er eentje, een soort goeroe, die had bedacht dat ze al hun eigen chagrijn wel anders konden gebruiken. Hij riep al zijn lotgenoten op vanaf het transport naar de fabriek tot aan de finale doodsteek continu een mantra in gedachten te herhalen: 'Krijg nou de ziekte, krijg nou de zenuwe….'
Elke vezel van het hersenweefsel zou doordrenkt zijn van deze giftige gedachte. En jawel hoor……
(VPRO's Noorderlicht meldde dit bijzondere geval, dat uitgebreid te lezen valt in de New York Times)