Ruggengraat

RugToon toch eens wat ruggengraat, sprak mijn vader als ik weer eens lamlendig op de bank lag. Nou was ik niet de allerlamlendigste, dus ik toonde hem mijn ruggengraat. Dat ziet niet best uit, zei de buurman die op visite was.
Ik bleek wel een ruggengraat te hebben, maar die zag er niet uit als de ferme steunpilaar die normale mensen zo'n karaktervol aanzien te geven.

Afijn, dat was veertig jaar geleden en ik heb sindsdien heel wat op mijn rug genomen. Maar is dat ooit in de statistieken terecht gekomen? Nee! Hetgeen regelmatig tot identiteitscrisissen leidde. Wat ik ook deed, ik leek niet mee te tellen. Ik haalde zelfs het gemiddelde niet. Hoewel, één keer had ik de gemiddelde leeftijd van Nederlandse mannen. Dat was een goed jaar.

Gisteren was ik blij verrast er weer eens bij te horen. “Het merendeel van de
Nederlanders beoordeelt zijn gezondheid als goed of zeer goed”, meldde
de nationale statistiekenboer
, het CBS. Aha, ik besta dus toch. Want ik ben

zeer tevreden over mijn gezondheid. Het was een kort moment van euforie. Het CBS had meer te melden. “Vooral mensen met een rugaandoening voelen zich minder vaak gezond” en “ongezond voelen hangt samen met langdurige aandoeningen”.

Je raad het al: dat gebrek aan ruggengraat wordt bij mij veroorzaakt door een langdurige aandoening. Aandoening klinkt wat armzalig, maar gelukkig hebben de medici er een sjieke term voor bedacht. Bechterew, of nog interessanter: spondylitis ankylopoëtica.

Ik heb een aandoening en toch reken ik me tot de acht van de tien Nederlanders, die volgens het CBS een goede gezondheid menen te hebben. Maar dat telt niet, want over zulke mensen staat in de statistieken niets vermeld. Dus nu heb ik een slechte ruggengraat en een identiteitscrisis.

Jongen, zei mijn vader, trek je er maar niets van aan, statistieken zijn soms net zo krom als jij.
Moet ik dat nou opbeurend vinden? 

Het oproer der notabelen.

NotabelenNotabelen, een woord met historische lading. In 1814 kwamen ruim 470 notabelen bij elkaar, waaronder burgemeesters, rechters, advocaten, hoogleraren, officieren en kooplieden van stand. Velen droegen een adellijke titel, Ze moesten zich uitspreken over het ontwerp voor de Grondwet.
Mannen van aanzien. Vrouwen
werden geacht te weinig aanzien te hebben om zich over een kwestie van staatshervorming uit te spreken. Handwerkslieden als stratenmakers en ijzergieters weren in die tijd blijkbaar ook tot vrouwen gerekend.

De geschiedenis schreed voort en het woord notabel devalueerde enigszins. Tot in de 50’er jaren werden naast de burgemeester en de advocaat, ook de
huisarts, de hoofdonderwijzer, de predikant en de notaris tot de notabelen van een gemeenschap gerekend. Tegenwoordig heeft men uit hoofde van zulke beroepen nauwelijks nog aanzien. Het respect dat alleen al op grond van een titel of positie in de maatschappij als vanzelf sprak, moet nu verdiend worden.

Ook al spreken we niet meer van notabelen, laat staan dat er dat ouderwetse respect voor is, de burgemeesters, hoogleraren en advocaten worden nog steeds niet tot het ‘gemene volk’ gerekend. Misschien heeft dat te maken met het gegeven dat deze lieden doorgaans loyaal waren aan de geldende staatsvorm en gezaghebbende normen en waarden. Nu er ineens een anarchist aan de macht is, lijkt die houding radicaal te veranderen.

Een anarchist aan de macht? Jazeker. Rutte ontmantelt het staatsapparaat en schaft de overheidsbemoeienis af. Zo min mogelijk ambtenaren, zo min mogelijk ministeries, zo weinig mogelijk overheidsregeltjes en zo veel mogelijk naar de verantwoordelijkheid van de burger. Dat riekt toch sterk naar een maatschappij met burgerzelfbestuur. Om de gezagstrouwen niet helemaal tegen zich in het harnas te jagen, roept hij wel iets van ‘een kleinere overheid is een sterkere overheid’ en de majesteit verdedigt hij met verve, maar dat doet hij om te voorkomen dat het leger rebelleert. De militairen hebben immers hun trouw gezworen aan de majesteit.

Helemaal zeker van het leger kan Rutte niet zijn. Ook notabele officieren deden mee aan de Mars voor Waardering en protesteerden tegen de inkrimping van Defensie. En zij waren niet de enige notabelen die in het ‘volksoproer’ een middel zagen hun grieven te uiten.
Het begon met de (hoofd)onderwijzers, huisartsen en hoogleraren. Allen protesteerden publiekelijk tegen Ruttes bezuinigingen. De burgemeesters volgden toen het Bestuursakkoord door hun strot werd geduwd. En sinds kort verheffen de advocaten hun stem. Ze protesteren tegen het invoeren van kostendekkende griffierechten.
Op 14 september willen de advocaten het voorbeeld van de hoogleraren volgen en in toga demonstreren in Den Haag. De
burgemeesters, wethouders en gemeenteraadsleden zullen de advocaten steunen, als het aan het VNG ligt.

In 1814 kwamen ruim 470 notabelen bij elkaar. Er waren er 600 uitgenodigd. Los van wat zieken en overledenen, waren er een paar niet verschenen omdat ze weinig vertrouwen in de vrijheid van meningsuiting hadden. Van de aanwezigen stemden slechts 26 tegen, wegens onoverkomelijke bezwaren. De Grondwet werd nog wel aangenomen.
Nu protesteren veel meer dan 600 notabelen. Deze keer tegen Ruttes Grondwet (de nieuwe term voor de Zalmnorm). Kan Rutte dat negeren?

Geld is het probleem

WC rolHet verhaal gaat dat er van die types zijn die hun kont afvegen met briefjes van honderd. Die types hebben een probleem: hun wc-papier is op. Dat is erg vervelend, maar gelukkig voor hen zijn er de redders in nood.
“De kosten van de crisis zijn door de overheid voorgeschoten en dat gaan we terugdraaien”, sprak Rutte, toen hij aankondigde een graai in onze koopkracht te zullen doen. De premier na hem mag dan kijken of hij ‘dit prachtige geld terug gaat geven aan de hardwerkende burgers’.

De overheid heeft aardig wat voorgeschoten en een groot deel is terugbetaald door ING, SNS Reaal en Aegon. Alleen de ABN Amro heeft een terugbetalingsachterstand. Natuurlijk vreest de bank de deurwaarder, dus treft Gerrit Zalm zijn maatregelen. Hij incasseert 864 miljoen winst over het eerste half jaar en gaat 1500 banen via gedwongen ontslag saneren. De komende jaren schrapt de bank 2350 arbeidsplaatsen.
Rutte legt alvast beslag op onze koopkracht om ook deze kosten van de crisis op te vangen. De daadkracht en samenwerking van overheid en bedrijfsleven loopt in ieder geval een stuk beter dan de economie.

Alle staatssteun ten spijt, lijkt een nieuwe crisis op komst. Het lijkt wel of Marx zijn posthume gelijk krijgt. Populair gezegd: het systeem deugt niet en heeft het verval ingebakken. Wat je ook doet om het te redden, uiteindelijk stort het toch in. Volgens critici zijn de maatregelen om ons uit de crisis te redden, niet meer dan een “verpleeghuisconstructie”. Een pilletje hier, een pleister daar, de patiënt overlijdt toch. Het economisch stelsel zou drastisch op de schop moeten.
Dat is voer voor deskundigen. Ik zeg wel eens: als geld het probleem is, schaf dan het geld af. Waarna de deskundigen de vloer aangeven met deze huis-tuin- en keukenwetenschap. Misschien hoeft het hele stelsel niet vervangen ter worden, maar zijn een paar kleine wijzigingen genoeg om de boel niet te laten ontsporen.

Ik doel dan niet op de reparaties die de overheid uitvoert. Met staatssteun, een gedragscode voor bonusvretende bankiers, de Balkenendenorm voor bobo’s in de non-profit sector, bezuinigingen verkopen als stimuleringsmaatregelen voor de economie, zijn de weeffouten in het systeem nog niet weggewerkt.
Eén van die weeffouten is het geld. Natuurlijk is geld zelf niet het probleem, maar wat mensen ermee doen. Zolang mensen geld verdienen en het weer uitgeven, is er niet zoveel aan de hand. Zodra geld wordt onttrokken aan die circulatie, gaat het mis. Er staat niet voor niets straf op diefstal.

Een kleinewijziging in het stelsel zou kunnen voorkomen dat geld wordt onttrokken aan de samenleving. Dat principe moet ook hard-core kapitalisten aanspreken. Zij klagen immers over het vele geld dat in zaken wordt gestoken waar de maatschappij niets voor terugkrijgt? Kunstsubsidies en uitkeringen zien ze als waardeloze geldsmijterij, in tegenstelling tot staatssteun voor het bedrijfsleven en WW om werktijdverkorting te financieren.

Ter redding van onze prachtige economie twee voorbeeldjes van geldontrekkerij, waar eens een eind aan kan worden gemaakt.
Voorbeeld 1: Geld uitgeven aan gokken. Anders gezegd: geld besteden in de hoop er meer geld voor terug te zien. Zolang het via de Staatsloterij gaat, wordt het geld tenminste nog besteed aan een goed doel. Maar de hele aandelenhandel is een raadsel. Zodra er iets negatiefs in het jaarverslag van een bedrijf staat of er roept iemand ‘crisis!’, ontstaat er paniek en is een aandeel veel minder waard. Iemand die er duizend euro voor heeft betaald, is het grootste deel kwijt. Weg geld.
In plaats van speculeren, zou men het geld ook kunnen besteden aan zaken die we hard nodig hebben. Speculatie zou gelijk gesteld moeten worden aan diefstal.

Tweede voorbeeld: Waarom zou iemand geld mogen besteden aan de aanleg van een zwembad, waar hij vervolgens nauwelijks gebruik van maakt, omdat hij zo hard moet werken? Geld besteden aan zaken, die leuk staan bij je huis, maar amper worden gebruikt, is geld weggooien als water.
Iedereen doet dat wel eens. Elk huis kent prullaria waar niet naar wordt omgekeken. Betaald met ‘doelloos geld’. Geld uitgeven aan luxe zaken waar geen gebruik van wordt gemaakt, zou eveneens tot diefstal van de samenleving gerekend moeten worden. Met dat geld had menig openbaar zwembad geopend kunnen blijven.

Spreektijd

Toespraken

Veel van het politieke werk gaat op aan spreektijd. Een deel daarvan hoort tot het reguliere werk: debatten, interviews, vergaderingen, overleg met de ambtenaren, enzovoorts. Een ander deel valt onder representatieve verantwoordelijkheden. Nou hebben we voor dat decorum een functionaris in dienst: Hare Majesteit. Die functie berust op een historische blunder, die de overheid heeft gerepareerd door de majesteit vooral de zwaai- en kniphandelingen te laten verrichten. Het spreekrecht is de majesteit zo goed als ontnomen.

Dat spreken moet het kabinet zelf dan maar doen. En het moet gezegd: de ministers en staatssecretarissen beoefenen het spreken in het openbaar alsof het dagelijkse kost is. In de 318 dagen dat het kabinet nu regeert, hebben de leden 307 toespraken gehouden. Bijna 1 per dag dus. Tellen we daar de talloze interviews bij op en de dagen dat er niet wordt gesproken (de recessen), dan begrijpt u wel waarom het feitelijke regeren soms zo traag gaat.

In het plaatje linksboven zie je het aantal toespraken verdeeld per ministerie en per minister en staatssecretaris. Algemene Zaken (AZ) heeft geen staatssecretaris. Rutte houdt de boel alleen draaiende. Hij heeft maar 13 toespraken gehouden, maar dat wordt goedgemaakt door zijn joviale toespraakjes die hij na elke ministerraad houdt. Opvallende koploper is het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). Minister Schultz-van Haegen wordt blijkbaar vaak gevraagd een symposium of een nieuwe snelweg te openen met een toespraak. Haar staatssecretaris mocht de verbale honneurs 20 keer waarnemen en daarmee lijkt dit ministerie het vaakst aan het woord te zijn.

Melanie Schultz-van Haegen houdt een wedstrijdje met Maxime Verhagen van Economie, Landbouw en Innovatie (ELI). Beiden hebben op 11 procent van hun werkdagen tijd besteed aan toespraken.
Joop Atsma van I&M wedijvert op zijn (spreek)beurt
met staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie (VenJ). De heren hebben 20 keer de kansel beklommen.

Wie je erg weinig hoort op conferenties, openingen, feestelijke bijeenkomsten of herdenkingen, zijn de dames Schippers en en Veldhuijzen- van Zanten van VWS. Ook heer Hillen van Defensie houdt niet zo van toespraken. Of nemen zij hun werk zo serieus dat ze er geen tijd voor hebben?
Even de ranglijsten op een rij:

ToesprakenSommige bewindslieden zijn eigenlijk wel vaak buiten de deur aan het spreken. Het is gissen naar de reden hiervoor. Ongetwijfeld worden ze vaak uitgenodigd, maar waarom slaat de ene minister zo goed als alles af, en lijkt een ander bijna alles aan te nemen?
Het zou kunnen dat enkele bewindslieden hun spreekvaardigheid op peil wensen te houden. Minister of staatssecretaris is immers een ambt van niet al te lange duur. Behalve lucratieve commissariaten, zijn ook de spreekbeurten een leuke inkomstenbron, als de regeerperiode er op zit. 
Balkenende doet het voor 8500 euro. Hij wordt gemanaged door een bureau, dat ook Gerrit Zalm, Wim Kok en Gerd Leers in de aanbieding heeft.

Het kabinet zit 318 dagen in het zadel. Op 97 procent daarvan sprak het kabinet voor een of ander publiek. Ministers hielden op 62 procent van die dagen een toespraak, staatssecretarissen waren voor 35 procent aan het woord.
Waarover spraken zij? Dat kun je op de website van de Rijkspoverheid vinden, door op een van de bewindslieden te klikken en dan in de linkerkolom de link naar hun toespraken te openen.

Honger update: We zijn er bijna

giro 555Na eerdere artikeltjes op dit weblog en op Geen Commentaar, wordt het eens tijd te kijken hoe de inzamelingsactie voor de Hoorn van Afrika er nu voor staat. De SHO stelt dat er 1,1 miljard euro nodig is. Vandaag werd bekend dat de Afrikaanse Unie 263 miljoen euro doneert. Wat heeft Nederland tot nu toe gegeven?

Het kabinet stelde 5 miljoen beschikbaar en op giro 555 staat de teller op moment van dit schrijven op 23.579.680 euro. Nederland geeft dus ruim 28,5 miljoen euro.
De EU doneerde 175 miljoen, de VS gaf 75 miljoen. België deed met 4 miljoen mee en de Wereldbank trok 350 miljoen tevoorschijn. Met al deze bedragen zijn we nog dik 204 miljoen euro verwijderd van die 1,1 miljard euro.

Per hoofd van de bevolking hebben Nederlanders nu 1,34 euro aan giro 555 geschonken. Als alleen de Nederlanders het gat naar de 1,1 miljard euro zouden vullen, dan is er per hoofd van de bevolking ongeveer 12,25 euro nodig (de bevolkingsteller staat op 16.692.292 mensen). Een pas getrouwd stel zou dus 24,50 euro op moeten hoesten en een 4-persoons gezin 49 euro.

Vorig jaar werd er 27,86 euro per hoofd van de bevolking uitgegeven aan sinterklaaskadootjes. Het gehuwde stelletje gaf dus dik 55 euro uit en dat gezin was ruim 111 euro kwijt.
Het zou niet onaardig zijn als sinterklaas dit jaar wat vroeger in het nieuws komt dan gebruikelijk.

Thriller

BoekenVanavond kreeg ik de schrik van mijn leven. Wat een genoeglijk gesprek over een zoektocht in de bibliotheek was, bleek een ontmoeting met een moordenares te zijn. Tachtig procent van de moordlustigen  is een bekende of familie van het slachtoffer. Degene met wie ik eerder op de avond  sprak ken ik al jaren, dus ik moet voor mijn leven vrezen.

Ze leest thrillers. Thrillers zijn boeken die op de schavotten van de bibliotheek staan te ‘shaken’ van spanning als ze langs komt.  Zal ze me lezen, vragen die boeken zich af. Dat wil zeggen: de boeken die in de rij staan onder de letters d, e, f en verder. Nu zoekt ze thrillers van auteurs wiens namen met een c beginnen. Auteurs met en a en een b heeft ze al gehad. Voor hun boeken is de spanning er al af.
Elke week gaat ze naar de bibliotheek en neemt een stuk of vier thrillers mee. Ze selecteert op twee criteria: de beginletter van de auteursnaam en de  tekst op de achterkant van het boek. Het eerste criterium bepaalt haar zoekpositie, het tweede criterium bepaalt welke boeken terug het schavot op gaan en welke over de scanner van de uitleenbalie gehaald zullen worden.

Dat vond ik een grappige methode. Of ze zo de hele bibliotheek doornam, wilde ik weten. Nee, alleen de thrillers. Waarom? Omdat ze geen televisie heeft, zei ze. En omdat thrillers wel zo lekker weglezen. Lekker spannend.
Hoort ze tot de grote schare lezers die thrillers tot hun favoriete genre rekenen? Dat interesseerde haar niet. Ze vind ze gewoon leuk. Gewone detectives heeft ze wel gehad. Geen Wallanders en Nicki French meer. Pure horror boeit haar ook niet, maar psychologische thrillers wel. Einde gesprek.
Veel dacht ik er niet over na, tot ik het nieuws doornam en ineens las: “De fascinatie voor deze donkere kant in onszelf zien we terug in de populariteit van het genre van de psychologische thriller”.

Dat zegt het CPNB, de grote boekenpromotor, die vandaag bekend maakte wat het thema zal zijn van de Maand van het Spannende Boek, volgend jaar juni. Het thema is ‘Het kwaad in jezelf – waar ligt jouw grens?’ Het CPNB hakt er meteen op los met : ‘In ieder mens schuilt het kwaad, sterker nog: ieder mens zou kunnen moorden’, om vervolgens die statistiek over tachtig procent van de moordenaars erbij te halen.
U begrijpt dat mijn haren recht overeind sprongen. Ik zat te trillen alsof ik zelf een spannend boek was. Ze is al bij de c. Weet ze dat ik onder het pseudoniem P.J. Cokema schrijf? Ben ik het volgende slachtoffer van een thrillerfanaat?

Joh, wat maak je je weer onnodig druk, zegt mijn vrouw als ik mijn angst met haar wil delen. Jij schrijft helemaal geen thrillers en wat je wel schrijft is absoluut niet spannend. Nu zou ik opgelucht moeten zijn, maar u begrijpt: dat was de doodsteek. Dat van die tachtig procent zeer nabije ‘killers’ klopt dus.

Burgerlijke verzetshumor een mythe?

NamenDit jaar bestaat de burgerlijke stand 200 jaar en gezien de efficiëntie van de persoonsregistratie die bewerkstelligd is, mogen we daar best even bij stil staan. Zo begint het Meertens Instituut een artikeltje, dat verder over achternamen gaat. Dat we, dankzij Napoleon,  al 200 jaren achternamen hebben blijkt een mythe. Evenals het verhaal dat er 200 jaar geleden burgers waren, die uit protest tegen de verplichte naamsregistratie, allerlei idiote achternamen verzonnen.

Pardon? De verzetshumor, een roemrucht stukje volksaard van de Nederlander, blijkt een mythe? De fabel van de rare achternamen, vond ik altijd een sterk staaltje spotterij tegen despotisme. Door in mijn jeugd de verkeerde boekjes te lezen, kreeg ik het idee dat humoristisch verzet het tot onze volksaard hoorde. Pietje Bell en Dik Trom symboliseerden alles dat het strenge chagrijn trotseerde, door er een loopje mee te nemen.
Het Verzetsmuseum verhaalt van grappen die onder de Duitse bezetting werden uitgehaald. Humor was het wapen van de ‘gewone man’, die te weinig lef had om in het echte verzet te gaan, maar toch wilde laten blijken hoezeer men de bezetters haatte. Humor was een vorm van symbolisch verzet, vooral bedoeld om de moed er in te houden, stelt het Verzetsmuseum.

Naar mate je ouder wordt, krijg je iets meer begrip over hoe de wereld en de mensen in elkaar steken en dat gaat wel eens ten koste van de humor. Zo was ik plaatsvervangend apetrots op familieleden die verhaalden van de grappen die ze met de Duitse bezetter uithaalden. Tot ik er achter kwam dat veel van die verhalen niet door henzelf in praktijk waren gebracht, maar een overlevering van anekdotes die ze van anderen hadden gehoord.
Het geloof in de volksaardige verzetshumor werd jaren later weer versterkt door de opkomst van de provo’s. Met ludieke acties tartten zij het gezag, dat op de grappenmakerij reageerde door er de politie er vrolijk op los te laten roffelen.

Sindsdien heb ik in Nederland in die omvang nooit meer van verzetshumor gehoord. En nu lijkt het chagrijn de ware volksaard. Daar zijn natuurlijk redenen voor. De ‘efficiëntie van de persoonsregistratie’, waar het Meertens Instituut niet verder over uitwijdt, is inmiddels zover gevorderd dat de grappen en grollen uit de Napoleontische overheersing afgedaan kunnen worden als een historisch geinig mopje, dat niet efficiënt is gebleken om de staatscontrole binnen de perken te houden. Daar kan een mens moedeloos van worden, dus waarom de moed er in gehouden met de symbolische rebelsheid, waar het Verzetsmuseum op doelde?

Ik ga morgen maar eens naar de gemeente en laat me uitschrijven als staatsburger, met de mededeling erbij dat de registratie hervat mag worden als er weer flink wordt gelachen in dit land.

De surrealistische A7

JeunesseIn Noord-Holland, op de snelweg A7, is een surrealist aan het werk. Iemand lijkt La Jeunesse Illustrée van Magritte (afbeelding hier links) te kopiëren.
Op La Jeunesse Illustrée (De geïllustreerde jeugd) zien we in ieder geval een regenton, een torso, een leeuw, een biljarttafel, een tuba, een psalmenstandaard en een fiets geplaatst op een landweg. Aan beide zijden van de weg strekt zich een vlak landschap uit.

Op de A7 beleven automobilisten al een tijdje de vreemdste ontmoetingen. Met een plastic geit, een fiets en een keramieken koe. Eerder werden een televisie, een klikobak, een magnetron en een betonblok op een stoel aangetroffen. In een paar gevallen kwam het tot een aanrijding met de voorwerpen. Het bleef gelukkig beperk tot schade aan voertuigen en voorwerpen, maar de politie neemt de zaak hoog op. Er kunnen evengoed slachtoffers vallen, meent de politie. De politie houdt de A7 extra in de gaten. Met name het stuk tussen Abbekerk en Den Oever, het traject waar de voorwerpen werden geplaatst.

Wacht even, Abbekerk? Dat ligt 6,5 kilometer boven Wognum en ook ongeveer even ver ten oosten van Opmeer en Spanbroek.
In Wognum stond het hoofdkantoor van Dick Scheringas DSB-bank. In Spanbroek stond Dick Scheringas Museum voor Realisme, waarvoor nieuwbouw was gepland in Opmeer. Zover is het niet gekomen. Niet aleen de DSB-bank ging failliet, ook het museum ging ten onder. Het museum had, onder andere, werk van Magritte in bezit. De ABN Amro heeft in 2009 beslag gelegd op de collectie.

Citeert nu iemand Magritte om ons iets duidelijk te maken? Is het een protest tegen het grijpen en graaien van banken, met name de ABN Amro, waardoor een prachtig museum verloren is gegaan? Of is het doorgedraaide gelovige, die terroriseert tegen goddelijke losbandigheid, beschreven in Les chants de Maldoror door Comte de Lautréamont, pseudoniem voor Isidore Lucien Ducasse?
Les chants de Maldoror  was volgens museum Boymans een inspiratiebron voor vele surrealisten. Magritte zou een citaat uit dat werk hebben verbeeld op de prent die je hier linksboven ziet.

Op dit gedeelte van de A7 mag men sinds kort 130 km. per uur rijden. Dat is veel te snel om eens te mijmeren over andere surrealistische verklaringen?

Van onderop of van Donner op?

GoereeHet CDA vindt dat herindeling alleen kan als de gemeenten er zelf voor kiezen. Het mag dus niet van bovenaf opgelegd worden. Dat staat in het rijtje standpunten waar het CDA voor staat. Het komt overeen met wat het regeerakkoord over gemeentelijke fusies zegt: Gemeentelijke herindeling komen alleen van onderaf tot stand.
Het VVD-verkiezingsprogramma, onder het kopje ‘kleine overheid’: gemeentelijke herindeling wordt gestimuleerd.

Daar zit dus een meningsverschil met het CDA. Maar het CDA kent eigenheimers. Hoewel heel Goedereede, van burgemeester tot de bevolking, tegen herindeling met Flakkee is, laat minister Donner  de gemeente weten dat “het draagvlak onder de bevolking hoeft niet uniform te zijn” en omdat het vreselijk urgent is gaat de herindeling dus door.
Slikken of stikken. Een motto waar Donner wel ervaring mee heeft. Eerder hield hij er ook zo’n standpunt op na, toen een grote meerderheid van de Nederlandse gemeenten dwars lagen bij het Bestuursakkoord. Nu schoffeert hij de VVD-burgemeester van Goedereede, de complete gemeenteraad (in zetels: SGP 5, Verenigd gemeentebelang 3, CDA 2, VVD 2, PvdA2 en CU 1) en het overgrote deel van de bevolking.

Tijdens de verkiezingen voor de Tweede Kamer verkondigden vooral de christelijke partijen dat gemeentelijke herindelingen alleen ‘van onderop’ tot stand moesten komen. Ook de SGP en de CU huldigden dat standpunt. Geen gedwongen fusies.
In april liet Donner nog weten de opvattingen van een aantal gemeenten te respecteren, die betrokken waren bij controversieel verklaarde herindelingen. Drie voorgenomen fusies werden controversieel verklaard, nadat het kabinet Balkenende was gevallen. Dat betekende dat het demissionaire kabinet er geen definitieve besluiten over mocht nemen. In een brief aan de Tweede Kamer (pdf) deelde Donner mee twee fusies af te blazen, omdat een paar gemeenten (Renswoude, Bergen (L), Mook en Middelaar) tegen waren en één fusie door te laten gaan, maar daar waren alle betrokken gemeenten het wel over eens. Dit besluit was dus geheel conform het principe dat fusies voldoende draagvlak moesten hebben.

In juli kwam het kabinet met het beleidskader gemeentelijke herindelingen (pdf). Dat was nodig omdat de ervaring van de laatste jaren leert dat “gemeentelijke herindeling die niet kan rekenen op steun van de betrokken gemeenten al snel een averechts effect kan hebben”, zo schreef het kabinet in dat beleidskader.
Het beleidskader stelt drie criteria voor gemeentelijke fusies: draagvlak bij de gemeenteraden, de inwoners en de regio; inhoudelijke noodzaak (zoals de mate waarin maatschappelijke opgaven kunnen worden gerealiseerd) en urgentie. Van urgentie kan sprake zijn als een gemeente grote moeite heeft de financiën op orde te krijgen of wegens krimp het hoofd amper boven water kan houden.

Donner vindt dat er in het geval van Goedereede sprake is van een inhoudelijke noodzaak en een urgentie. Als de gemeente niet fuseert kan ze de zware maatschappelijke taken onvoldoende uitvoeren, meent Donner.
Daar denken de Goedereeders anders over. Burgmeester van de Velde-Wilde legt dat uit in een brief aan Donner. De gemeente heeft een goede bestuurskracht en is financieel gezond. Het kan de maatschappelijke taken prima aan. Van urgentie is ook geen sprake omdat er al een uitstekend samenwerkingsverband is, waarin veel is bereikt. “We delen soms werknemers, we zorgen voor vervanging indien nodig, we hebben op veel dossiers al gezamenlijke inkoop, en nog veel meer. De voorziene efficiency is dus al lang ingeboekt en uiteindelijk heeft de provincie dat in hun definitieve ontwerp ook aan u toegegeven”, zo schrijft de burgemeester.

Toevallig reis ik vandaag af naar Goedereede. Mooie gelegenheid om zelf een te kijken wat Donners arrogantie rechtvaardigt om Goedereede anders te behandelen dan Renswoude, Bergen en Mook en Middelaar. Waarom zou het doordrukken van de fusie nu geen averechts effect hebben? In ieder geval lijkt Donner absoluut geen vrees te hebben zijn christelijke broeders in Goedereede van zich te vervreemden.

Het Nationale Geschenk

KadoJan de Burger (JdB) in gesprek met de Gulle Gever (MR).
JdB: Uw ruimhartigheid lijkt beloond?
MR: U bedoelt?

JdB: U geeft uw excuses en uw ontvangt ruim steun, nietwaar?
MR: Wel waar! Ja, dat was mooi. Ik heb altijd gezegd: het blijft geven en nemen.

JdB: Over geven gesproken: in maart heeft u het Nationale Geschenk aangekondigd.
MR: Ik volg u even niet…

JdB: U heeft een tijdje terug gezegd dat u dit prachtige land aan de Nederlanders terug gaat geven.
MR:  Oh dat ja. Daar werken we hard aan.

JdB: Ongetwijfeld, maar heeft u enig idee wanneer dat er van gaat komen?
MR: Ter zijner tijd.

JdB: En wanneer is dat precies?
MR: Dat moeten we nog even afwachten.

JdB: Hoezo? Wat is het probleem?
MR: We hebben een minderheidskabinet zoals u weet.

JdB: Dat is toch geen reden om het land niet terug te geven?
MR: We gaan het ook teruggeven. Maar met een minderheidskabinet gaat dat niet zomaar.

JdB: Nou, dat is toch prima? Een minderheid die het land teruggeeft aan de meerderheid?
MR: Ach, minderheid, meerderheid, dat zijn rekbare begrippen.

JdB: Ah! Daarom rekt u tijd!
MR: Nee, nee, we moeten alleen zorgvuldig zijn. We staan er immers niet alleen voor.

JdB: Huh? Een heel kabinet is niet genoeg om nou eens op de proppen te komen met dat Nationale Geschenk?
MR: U weet ook wel dat we in een gedoogconstructie zitten, waarbinnen bepaalde afspraken gelden.

JdB: Vormen die dan een belemmering om het land aan de Nederlanders terug te geven?
MR: Tja, binnen de gedoogcoalitie zijn we het roerend eens met elkaar over ‘dit prachtige land’. Er is echter een klein verschil van opvatting over de term ‘Nederlanders’. We moeten het dus eens zien te worden aan wie we uiteindelijk het land terug zullen geven.

JdB: Kunt u dat niet zelf uitmaken? U bent toch de Gulle Gever en niet uw gedoogpartner?
MR: Zeker, maar om het voortbestaan van dit kabinet te garanderen moet er met respect voor elkaar gemanoeuvreerd worden.

JdB: Ach kom, uw gedoogpartner legt u geen strobreed in de weg. Keihard tegen het sinterklaas spelen voor Griekenland en toch mag u van de gedoogpartner miljoen of vijftig meer weggeven.
MR: Juist, ziet u, het resultaat van wederzijds respect.

JdB: Ik weet niet hoeveel dit prachtige land waard vind. Hopelijk is dat wat meer dan de 50 miljoen waar u uw excuses voor heeft aangeboden. Ik denk dat de Nederlanders het zo gauw mogelijk terug willen krijgen. Uw gedoogpartner zal niet over het bedrag vallen. Waar bent u nou bang voor?
MR:  Ik ben niet bang. Sterker nog, ik ben uitermate in content.

JdB: Waarover?
MR: Ik vind het heerlijk het land eens in mijn handen te hebben. Het is een bijna niet te beschrijven, overweldigend gevoel.

JdB: Ach nee, hè. Dus we kunnen het Nationale Geschenk wel op onze buik schrijven?
MR: Nee, u krijgt het terug.

JdB: Maar wanneer dan?!
MR: Met Sint Ruttemis.