Als de berg niet naar Mohammed komt, zal Mohammed naar de berg moeten gaan. Vervang ‘berg’ door museum, theater, concert of ballet en zie daar een probleem. Mohammed is hier gemakshalve de figuur die de niet-westerse allochtoon symboliseert, zoals Jansen, Pieterse, Henk en Ingrid de inheemsen vertegenwoordigen. En wat doet Mohammed? Volgens de fabel ging hij wel naar de berg, volgens recent onderzoek gaat hij niet naar het museum, een toneel-, muziek- of dansvoorstelling.
Daar moet wat aan veranderen. Dat hebben de culturele instellingen beloofd aan de vorige minster van cultuur, Ronald Plasterk. Om die belofte na te komen, heeft men de Code Culturele Diversiteit opgesteld, die vandaag in Amsterdam is gepresenteerd.
De organisatoren hebben de huidige minister van cultuur uitgenodigd, maar Halbe Zijlstra was bang dat zijn aanwezigheid geld zou gaan kosten. In zijn antwoord aan de organisatie (pdf!) slaat hij de uitnodiging af en schrijft: “Ik ben niet principieel tegen gedragscodes die de sector zichzelf oplegt, wel maak ik bezwaar tegen de gedachte dat de rijksoverheid de invoering moet financieren en toezicht houden op de naleving hiervan. Ook dat dient een zaak van de sector zelf te zijn. Mijn aanwezigheid bij de presentatie zou ten onrechte de suggestie wekken dat de overheid toch een rol heeft”.
Verder schrijft hij dat de afspraken die ooit met Plasterk zijn gemaakt, niet passen in het huidige kabinetsbeleid. Die afspraken hoeft hij dus niet na te komen, vindt Zijlstra, en hij eindigt de brief met: “Uw opmerking over een toezegging van € 800.000 moet dan ook op een misverstand berusten”.
Wiens misverstand dat dan is, zou eens uitgezocht moeten worden (de onderste steen!), omdat dit kabinet zelf nogal wat misverstanden de wereld in helpt. Zie de 3000 extra politieagenten. Dat worden er 10 duizend minder, omdat ze plaats moeten maken voor toezichthouders.
Maar goed. De Code Culturele Diversiteit dus (pdf-je te downloaden via de website van de Vereniging van Schouwburg- en Theaterdirecties). Toen ik de term las, dacht ik eerst: waar gaat dat over? Een beetje klassiek orkest heeft ruim 20 procent buitenlanders achter de lessenaars zitten, regelmatig gedirigeerd door buitenlanders en vrolijk buitenlands werk spelend.
Een dansclub als het Nationaal Ballet heeft alleen maar buitenlandse ballerina’s op het podium rondhuppelen. In de musea werken een aantal conservatoren van buitenlandse origine en hebt u de suppoosten wel eens goed bekeken?
Alleen bij het toneel werken, op een enkeling na, louter geboren en getogen Nederlandse acteurs en actrices. Tot zover is er aan diversiteit niet zoveel mis, zou je zeggen.
Bij nadere bestudering blijkt het vooral te gaan om het publiek. Als er al veel publiek naar de Kunst komt, is het niet zo divers als men zou willen. Specifieker: hooguit 10 tot 20 procent van de Kunstliefhebbers hoort tot wat de niet-westerse allochtoon wordt genoemd.
Om dat te verbeteren schrijft de Code voor dat de culturele instellingen hun programma’s nog eens onder de loep nemen, hun publiciteit beter afstemmen, de kunstzinnige behoeftes van die niet-westerse allochtoon eens na te pluizen en dan een mooi plan van aanpak te maken.
Dat hoeft niet zo moeilijk te zijn, lijkt mij. Ik durf te wedden dat er op de jaarlijkse Uitfestivals meer publiek rondloopt, dan op een gemiddeld avondje theaterbezoek en dat het aandeel ‘niet-westers allochtoon’ boven de eerder genoemde 10 tot 20 procent ligt.
Het maakt niet uit of het publiek nou is voorzien van het etiket allochtoon, autochtoon, wel of niet-westers, boeren, burgers en buitenlui. Als de Kunst meer publiek wil, moet het de tempels uit. Niet één keer per jaar, maar elke maand. Waarom zou de Kunst een onbeweeglijke berg moeten zijn? De Kunst moet naar de mensen en niet andersom.
Tag archieven: diversiteit
We zijn allemaal gedegenereerde negers.
In de zoektocht‘Waar moet dat heen?’, vandaag aandacht voor de vraag ‘Waar komen we vandaan?’. Een deel der wetenschappers gaat er vanuit, dat het nuttig is te weten wat er was, om goed te kunnen bepalen wat er komen moet. Omzien om ver te kunnen kijken.
Meer specifiek gaan we in op de immer terugkerende vraag: Wie ben ik? Hele volkstammen blijken behoefte te hebben aan een duidelijke identiteit. Het liefst zo eenduidig mogelijk en als het even kan, anders dan anderen. Pessimisten zien daar de ellende uit voortkomen, die mensen elkaar aan kunnen doen. Optimisten zien in onderlinge verschillen een mooie toekomst.
Iedereen zal het snel met elkaar eens zijn, dat de wereld een bonte verzameling van mensen, culturen en talen is. Dat is niet altijd zo geweest. Er waren tijden dat Nederland niet eens bestond, laat staan dat Nederlanders wisten wie ze waren. Nu zijn ze er wel, maar waar kwamen ze vandaan en wat zijn ze eigenlijk?
Het antwoord, dames en heren, luidt: we zijn allemaal gedegenereerde negers.
Dat zit zo. Vroeger was slechts een klein deel der aarde bevolkt. Ergens in Afrika leefden de eerste mensen. Terwijl er toen geen sprake was van een aanlokkelijk sociaal stelsel, trokken toch enkele Afrikanen naar wat nu Nederland heet. Afrikanen staan in de volksmond bekend als negers. Zie hier een deel van het Grote Antwoord. We zijn allemaal negers. Maar gedegenereerd?
Onderzoekers zagen dat zowel in de taal, als in ons DNA de diversiteit afneemt, naar mate men verder van Afrika is verwijderd. Hoe verder van Afrika, hoe minder taalkundige diversiteit. Zo kennen Zuid-Amerikaanse talen minder klanken dan Aziatische talen en die weer minder klanken dan Afrikaanse talen. Een patroon dat men ook herkent in het DNA. Hoe verder van Afrika, hoe minder menselijke diversiteit.
Dat komt door het zogenaamde ‘stichterseffect’. Uit een gevarieerde bevolking trekken enkelen weg. Dat groepje is minder divers. Het is familie van elkaar of het is een clubje vrienden die onderling met eenzelfde taalaccent spreekt.
Eenmaal ergens gearriveerd, vertrokken ook daar weer clubjes mensen weg, met hetzelfde effect: de diversiteit nam af, naarmate men verder trok.
Dat verlies aan taalklanken, dat verlies aan een rijk geschakeerd DNA, rechtvaardigt de conclusie dat een ieder die ver van Afrika woont, een gedegenereerde neger is.
DNA bewijst: we zijn allemaal mensen.
We doen erg ons best ons te onderscheiden van dieren. Een evolutionair proces dat nog lang niet af is. Kuddegedrag is ons niet vreemd. Rondrennen als een kip zonder kop, als een struisvogel die kop in het zand steken, samenscholen als vissen, allemaal gedrag dat wen met dieren gemeen hebben. En hoe wetenschappers ook zoeken naar de erfelijke verschillen, bij elk onderzoek vindt men stukjes DNA dat ook in een muis, een zakpijpje of een kip is terug te vinden.
Dat zegt nog niets. Er is zo’n lange geschiedenis waarin levende wezens zich hebben ontwikkeld tot wat ze nu zijn. Die geschiedenis dendert sneller door, dan we die kunnen onderzoeken. Een ding weten we wel, als we om ons heen kijken. Er zijn behoorlijk veel vogels van diverse pluimage.
Dankzij archeologie en DNA-onderzoek weten we ook waar sommige van die vogels vandaan komen.
Van mensen weten we dat ook. Van oudsher zwierven mensen over de aardbol. Ze kruisten niet alleen elkaars pad, maar ook elkander. Dat brengt de Belgische kunstenaar KoenVanmechelen tot de stelling: zonder migratie was de mens al uitgestorven. Om dat nader te onderzoeken zet hij, samen met wetenschappers, de Open University of Diversity op.
Koen Vanmechelen is bekend van projecten als de Cosmopolitan Chicken Project. Zowel virtueel als in het echt kruist hij kippen, om aan te tonen dat je zo een grote diversiteit kan bereiken.
Rascisme is een hersenspinsel, eenheidsdenken een kunstmatig gedachtengoed. Zonder kruising is iedere stam eindig, dus diversiteit is een noodzaak, zegt hij in het Belgische Nieuwsblad.
Hoe verschillend we er ook uitzien, we zijn allemaal dezelfde mensen met hetzelfde DNA. Waren de ogen maar zo uitgerust, dat we op het eerste gezicht meteen dat DNA konden scannen.