In de zoektocht‘Waar moet dat heen?’, vandaag aandacht voor de vraag ‘Waar komen we vandaan?’. Een deel der wetenschappers gaat er vanuit, dat het nuttig is te weten wat er was, om goed te kunnen bepalen wat er komen moet. Omzien om ver te kunnen kijken.
Meer specifiek gaan we in op de immer terugkerende vraag: Wie ben ik? Hele volkstammen blijken behoefte te hebben aan een duidelijke identiteit. Het liefst zo eenduidig mogelijk en als het even kan, anders dan anderen. Pessimisten zien daar de ellende uit voortkomen, die mensen elkaar aan kunnen doen. Optimisten zien in onderlinge verschillen een mooie toekomst.
Iedereen zal het snel met elkaar eens zijn, dat de wereld een bonte verzameling van mensen, culturen en talen is. Dat is niet altijd zo geweest. Er waren tijden dat Nederland niet eens bestond, laat staan dat Nederlanders wisten wie ze waren. Nu zijn ze er wel, maar waar kwamen ze vandaan en wat zijn ze eigenlijk?
Het antwoord, dames en heren, luidt: we zijn allemaal gedegenereerde negers.
Dat zit zo. Vroeger was slechts een klein deel der aarde bevolkt. Ergens in Afrika leefden de eerste mensen. Terwijl er toen geen sprake was van een aanlokkelijk sociaal stelsel, trokken toch enkele Afrikanen naar wat nu Nederland heet. Afrikanen staan in de volksmond bekend als negers. Zie hier een deel van het Grote Antwoord. We zijn allemaal negers. Maar gedegenereerd?
Onderzoekers zagen dat zowel in de taal, als in ons DNA de diversiteit afneemt, naar mate men verder van Afrika is verwijderd. Hoe verder van Afrika, hoe minder taalkundige diversiteit. Zo kennen Zuid-Amerikaanse talen minder klanken dan Aziatische talen en die weer minder klanken dan Afrikaanse talen. Een patroon dat men ook herkent in het DNA. Hoe verder van Afrika, hoe minder menselijke diversiteit.
Dat komt door het zogenaamde ‘stichterseffect’. Uit een gevarieerde bevolking trekken enkelen weg. Dat groepje is minder divers. Het is familie van elkaar of het is een clubje vrienden die onderling met eenzelfde taalaccent spreekt.
Eenmaal ergens gearriveerd, vertrokken ook daar weer clubjes mensen weg, met hetzelfde effect: de diversiteit nam af, naarmate men verder trok.
Dat verlies aan taalklanken, dat verlies aan een rijk geschakeerd DNA, rechtvaardigt de conclusie dat een ieder die ver van Afrika woont, een gedegenereerde neger is.
Tag archieven: migratie
DNA bewijst: we zijn allemaal mensen.
We doen erg ons best ons te onderscheiden van dieren. Een evolutionair proces dat nog lang niet af is. Kuddegedrag is ons niet vreemd. Rondrennen als een kip zonder kop, als een struisvogel die kop in het zand steken, samenscholen als vissen, allemaal gedrag dat wen met dieren gemeen hebben. En hoe wetenschappers ook zoeken naar de erfelijke verschillen, bij elk onderzoek vindt men stukjes DNA dat ook in een muis, een zakpijpje of een kip is terug te vinden.
Dat zegt nog niets. Er is zo’n lange geschiedenis waarin levende wezens zich hebben ontwikkeld tot wat ze nu zijn. Die geschiedenis dendert sneller door, dan we die kunnen onderzoeken. Een ding weten we wel, als we om ons heen kijken. Er zijn behoorlijk veel vogels van diverse pluimage.
Dankzij archeologie en DNA-onderzoek weten we ook waar sommige van die vogels vandaan komen.
Van mensen weten we dat ook. Van oudsher zwierven mensen over de aardbol. Ze kruisten niet alleen elkaars pad, maar ook elkander. Dat brengt de Belgische kunstenaar KoenVanmechelen tot de stelling: zonder migratie was de mens al uitgestorven. Om dat nader te onderzoeken zet hij, samen met wetenschappers, de Open University of Diversity op.
Koen Vanmechelen is bekend van projecten als de Cosmopolitan Chicken Project. Zowel virtueel als in het echt kruist hij kippen, om aan te tonen dat je zo een grote diversiteit kan bereiken.
Rascisme is een hersenspinsel, eenheidsdenken een kunstmatig gedachtengoed. Zonder kruising is iedere stam eindig, dus diversiteit is een noodzaak, zegt hij in het Belgische Nieuwsblad.
Hoe verschillend we er ook uitzien, we zijn allemaal dezelfde mensen met hetzelfde DNA. Waren de ogen maar zo uitgerust, dat we op het eerste gezicht meteen dat DNA konden scannen.
Braindrain versus handgain
Er is een tekort aan hersens en aan handen. Niet alleen in Nederland. Heel Europa meent dat verplicht langer doorwerken na je 65e, niet genoeg is om gaten op de arbeidsmarkt te vullen. De rest van de wereld vergrijst blijkbaar minder, dus daar moet de arbeid vandaan komen, meent de Europese Commissie.
Maar ja, je kunt niet zomaar andere landen leegplukken. Zeker minder welvarende landen hebben hun eigen intellectuele kapitaal hard nodig. Haal je dat hierheen dan hebben we het over braindrain. Hoogopgeleid personeel, maar ook specifiek gekwalificeerd personeel, daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan. We kunnen ze hier wel gebruiken, maar zonder pardon de grenzen wagenwijd open gooien voor bollebozen van heel de wereld, leidt tot problemen. Voor je het weet hebben we er weer teveel en zitten de landen van herkomst zonder. De doodsteek voor ontwikkelingslanden.
Dus wordt er hard nagedacht over hoe dat goed en ook netjes te regelen. Bijvoorbeeld: vorig jaar werd de ‘blue card’ ingevoerd. Het toegangsbewijs voor hoogopgeleiden. Dit jaar moeten allerlei andere regelingen hun beslag krijgen. Zoals een gemeenschappelijke regeling voor seizoenarbeiders en betaalde stagiaires en een ruimere wetgeving voor werknemers van multinationale ondernemingen die intern worden overgeplaatst.
Europa vindt dat men het nog kalmpjes aan doet: “Ondanks dat de markt voor hoog opgeleid personeel jaarlijks met 3 procent groeit, telt de EU momenteel niet meer dan 1,72 procent buitenlands toptalent. In landen als Australië is dat bijna 10 procent, in Canada ruim 7 procent, 5,3 procent in Zwitserland en 3,2 procent in de Verenigde Staten”.
Vorig jaar deelde staatssecretaris Albayrak mee dat ook Nederland zich nauwelijks te buiten gaat aan braindrain. Vooral de vrees dat medisch personeel op grote schaal wordt weggekaapt, is ongegrond, gaf ze de 2e Kamer te kennen. Slechts 50 verblijfsvergunningen werden in 2008 verstrekt aan zorgwerkers. Plus nog 200 werkvergunningen aan vooral specialisten en stagiairs. Dat was alles.
Vandaag stuurde Albayrak, samen met minister Koenders, de Voortgangsrapportage Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008 naar de Kamer. Daarin ook een hoofdstukje over de kennismigratie en het gevaar van braindrain.
Beknopte weergave: in Europees verband is het maar lastig sluitende afspraken te maken om de negatieve effecten van studie- en kennismigratie te voorkomen. Nederland werkt wel aan maatregelen, nog in experimenteel stadium, om vooral de voordelen tot hun recht te laten komen. Bijvoorbeeld door te investeren in maatregelen die er toe leiden dat bollebozen die hier meer kennis en ervaring hebben opgedaan, weer naar hun eigen land te sturen, of op zijn minst voor noodzakelijke projecten tijdelijk terug te sturen (circulaire migratie).
Verder in het hele stuk niets over aspergestekers of Oost-Europese handwerklieden. Er lijkt wel meer zorg om hersens dan om handen. Is braindrain dan potentieel funester voor sommige landen, dan de handgain, waar de land, tuin- en huizenbouw, de schoonmaaksector en delen van de industrie mee bezig zijn? Andere sectoren, onder andere de ICT, pakken dat heel anders aan. Die laten de handarbeiders gewoon waar ze zitten en sturen de meest uiteenlopende klussen naar ze toe.
Handwerk hierheen halen of aan ze uitbesteden, het heeft dezelfde voor- en nadelen als bij kenniswerk. De arbeiders zijn in ieder geval verzekerd van werk en dus een inkomen. Werken ze hier, houden ze soms zelfs iets over om, ooit weer thuis, een leuk zaakje op te zetten. Werken ze daar, dan kosten ze stukken minder, maar dat is dan weer beter dan niets.
Maar hoe zit het met de nadelen? Moeten er in die landen geen huizen worden gebouwd, geen groente en fruit worden verbouwd? Zeker wel, maar voor het aanwezige, goedkope handwerk zijn er meer ongeschoolde arbeiders beschikbaar, dan er werk lijkt te zijn.
Dat is althans de heersende opvatting. Een ongeschoolde of arbeiders hier de aspergevelden opjagen, en terug naar huis sturen als de werkgeefster ze wel erg slecht blijkt te huisvesten en te betalen, is natuurlijk ook een veel betere oplossing, dan een kaart met weet-ik-veel wat voor kleur te geven. Een kaart die men bemachtigd door akkoord te gaan met een verplichte deelname aan enige vorm van onderwijs, zodat ze niet alleen met een zakje geld, maar ook verrijkt met kennis huiswaarts kunnen.
De kenniseconomie, voor wie geldt dat eigenlijk?
Onbeheersbare migratiemachine?
Morgen mag staatssecretaris Albayrak het boek De Migratiemachine in ontvangst nemen. Een bundel essays waarin kritische vragen worden gesteld bij de technologieën die worden gebruikt om de stroom migranten te beheersen.
Zoals bij andere ITC-projecten bij de overheid, wordt ook bij instanties als het IND (Immigratie en Naturalisatie Dienst), politie en de COA (Centrale Opvang Asielzoekers) allerlei software onvoldoende beheerst en werken systemen nog veel te slecht samen.
Eén van auteurs en co-redacteur van het boek, Albert Meijer, legt een relatie tussen de politieke verantwoordelijkheid en die van de uitvoerende instanties.
De overheid voert een beleid waarbij strengere controle over de aantallen en aard van de immigratie-aanvragen de instroom dient te bepreken, en tegelijkertijd betere kostenbeheersing en grotere efficiency nastreeft. Dat laatste kan bijvoorbeeld lange procedures voorkomen, waarbij asielaanvragers te lang op een beslissing moeten wachten.
Dat heeft in het verleden tot een herverdeling van taken bij de uitvoerende diensten geleid en tot een uitdijend technologisch instrumentarium. Een voorbeeld uit de bijdrage (pdf-document!) van Albert Meijer, is de IND.
In 2005 rapporteerde de Algemene Rekenkamer over onzorgvuldig gebruik van ICT-systemen. Systemen sloten niet goed op elkaar aan en gegevensbestanden waren vervuild. Het IND was het overigens eens met de Algemene Rekenkamer dat de problemen onder andere waren ontstaan door een politieke besluit taken van de Vreemdelingendienst over te hevelen naar de IND. Daarmee werd de IND met een grote hoeveelheid extra werk opgezadeld, waarvoor hun systemen en denkwijze nog onvoldoende was uitgerust. Signalen over niet goed werkende systemen werden door de politiek verantwoordelijken genegeerd.
De beslisambtenaren bij het IND hebben met diverse systemen te maken. Met INDIS verwerkt men de administratieve afhandeling van aanvragen. Een systeem dat ook een database met informatie over alle vreemdelingen bevat en het Beslis Ondersteunend Systeem (BOS). De IND werkt daarnaast met allerlei andere systemen zoals het landeninformatiesysteem. Maar omdat diverse databases niet aan elkaar gekoppeld zijn, kunnen oorzaken vann eventuele fouten slecht getraceerd worden. Tevens is er een koppeling met de GBA (de Gemeentelijke Basis Administratie), maar er was onvoldoende kennis over te gebruiken coderingen, wat tot rare zaken leidde. Als het geboorteland onbekend was, werd dat in het systeem vermeld als “Boveteilanden” of werd een geboorteplaats als Amsterdam vertaald in “Simonshaven”.
Hert zal ook wel de werkdruk zijn, die er toe leidt dat ambtenaren bij hun besluiten vaker blind varen op het geautomatiseerde beslissysteem (de BOS). Het systeem is bedoeld als adviserende ondersteuning, maar het komt vaker voor dat de ambtenaren het geautomatiseerde advies als bindend zien. Daarmee dreigen individuele parameters, die niet te vatten zijn binnen in de algemene richtlijnen waarop het BOS is gebaseerd, buiten beschouwing te worden gelaten. Dat kan ten koste gaan van details die net het verschil tussen goedkeuring of afwijzing uitmaken.
Ondertussen draait de migratiemachine, het complexe stelsel aan ICT-toepassingen, op volle toeren. Beslissingen over menselijke factoren worden steeds meer over gelaten aan de technologie, die nog aan alle kanten tekortschiet. De overheid faciliteert een IND niet genoeg om èn de werkwijzen te verbeteren, èn ook nog eens in steeds kortere tijd de immigratie-aanvragen te beoordelen.
De procedure van aanvraag tot beoordeling moet nog sneller. In de toekomst zal binnen 8 dagen bekeken moeten zijn of een aanvraag gehonoreerd kan worden. Dat lijkt goed voor de aanvragers. Als je uit onveilige, onzekere gebieden komt wil je natuurlijk snel zekerheid over je nieuwe toekomst. Het laatste woord is hierover nog niet gezegd. Van diverse kanten is er kritiek op de versnelde procedure, omdat er te grote risico's op onzorgvuldigheid zijn en er te weinig tijd is voor de uitvoerende diensten gedegen onderzoek te doen (zie de bezwaren geuit door VluchtelingenWerk Nederland).
De technologie, zo betoogt Albert Meijer, kan voordelen hebben om de effectiviteit en de efficiency van het migratiebeleid te versterken, evenals de rechtvaardigheid op individueel niveau. Het beleid is tot nu toe echter te veel gericht op het verdere ontwikkelingen van deze complexe machine, waarbij er meer aandacht is voor de positieve effecten, als effectiviteit en efficiency, en minder voor de negatieve effecten zoals verkeerde registratie, schending van privacy en onterechte behandeling.
En dus zullen er voorlopig nog wel migranten rondlopen met de identiteit van hun broer of worden er mensen terug gestuurd naar onveilige landen, omdat een koppeling tussen de juiste bestanden niet werd gerealiseerd.
Nederland als grote broer voor de zwakkeren in de wereld, laat het werk over aan big brother-systemen. Volautomatisch de toekomst in.
(De migratiemachine, onder redactie van H. Dijstelbloem en A. Meijer, uitgeverij Van Gennep, ISBN: 9789055159543, genre: sociale wetenschappen)