Na vijftig dagen staken gaan de schoonmakers vandaag de ministeries van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken weer proper maken. De stakers kregen hun zin: werkgarantie en een onafhankelijk onderzoek naar de werkdruk.
Door heel het land steken nog steeds acties van schoonmakers de kop op. In bijna alle gevallen gaat het om hetzelfde onderwerp: bezuinigen op schoonmaakkosten leidt tot ontslagen en verhoging van de werkdruk.
Dat er ontslagen zullen vallen, lijkt mij logisch. Bezuinigen op schoonmaakkosten kan niet anders betekenen dan minder schoonmaken en dus heb je minder schoonmakers nodig. Dat de werkdruk oploopt ligt minder voor de hand. Tenzij de werkgever er op staat dat hetzelfde werk door minder mensen in minder tijd wordt gedaan.
Maar wie bezuinigt kan toch niet verwachten dat voor minder geld hetzelfde als voorheen wordt geleverd? Mijn werkgever doet dat wel. De werkdruk komt bij het eigen personeel te liggen. In onze dagopvang voor dak- en thuislozen komen elke dag ruim honderd individuen over de vloer. Voor wat koffie, soep en brood. Elke dag maken minstens twintig mensen gebruik van de douches.
Twee jaar geleden kwamen er niet meer dan negentig mensen over de vloer. Je kunt je dus voorstellen dat een intensieve gebruik tot meer vervuiling van buffet, keuken en sanitair leidt. De schoonmaak hiervan werd voor het grootste deel door een extern schoonmaakbedrijf gedaan.
Sinds begin dit jaar is daar flink in gesneden. Wij kregen de opdracht het buffet, keuken en sanitair zelf schoon te maken. De werkdruk werd in dit geval dus niet bij de schoonmakers gelegd, maar bij het vaste personeel. Of er schoonmakers hun baan door zijn kwijtgeraakt weet ik niet. Wel zie ik dat het werk dat de externe schoonmakers nu nog doen, door een veel kleinere ploeg wordt uitgevoerd.
Al het werk dat niet direct onder het cliëntencontact hoort, wordt overhead genoemd. Ook daar wordt in gesnoeid, volgens de logica dat indirect werk niet direct tot het bedrijfsresultaat leidt. Een logica die mijn ontgaat. Schoonmaken, het rooster opstellen, de kas tellen, de rapportages maken, goederen bestellen, de telefoon beantwoorden, de vuilcontainers buiten zetten en wat coördinatie van de werkvloer zijn allemaal zaken die de tent draaiende houden. Ik bespaar u de rest van de lijst, zoals (onder andere) de contacten met ketenpartners, wijkagent, buurt en burgers, maar naar mijn opvatting hoort het allemaal tot de directe inzet om er hier een vijf-sterren opvang van te maken. We hebben niets eens één ster.
Eén collega doet alle bestellingen, één collega maakt de roosters en ikzelf coördineer de hele toko. Daarvoor is iets meer dan 10 procent van de werktijd gereserveerd. Nu mogen we de komende maand gaan tijdschrijven, om duidelijk te krijgen of die 10 procent echt wel nodig is.
Dat vind ik een uitstekend plan. De tijdschrijvende werknemer verantwoord zijn arbeid, de manager krijgt inzicht. Het zal uiteindelijk niet leiden tot het doel waar onze organisatie nu naar streeft: snoeien in de personeelskosten.
Die kosten kunnen zeker omlaag. Betaal minder salaris en ontsla een aantal werknemers, Maar ga er niet vanuit dat minder tor meer leidt. Minder personeel betekent dat er minder werk uitgevoerd kan worden en niet dat de overgebleven werknemers meer taken krijgen.
Aan werkdruk zitten grenzen. En wie nu al eerste denkt: meer efficiency, tandje erbij moet kunnen, vraag ik eens ook tijd te gaan schrijven. Hoe lang doet u er over om een wc schoon te maken? Of laat u thuis uw gasten gebruik maken van een wc waar de remsporen van een paar dagen op zitten?
Als alle overhead wordt gezien als indirecte kosten waar wel op bezuinigd kan worden, waarom dan niet alle overhead wegsnijden? Merkwaardigerwijs zijn mijn managers daar op tegen.