Categoriearchief: Maakbaarheid

Van ambtenaar tot profiel.

Van ambtenaar tot profiel Het kabinet gaat nu serieus de overheid afslanken. Vandaag maakte de ministerraad bekend hoe dat zal gaan. Bij een eerste, te snelle lezing, dacht ik dat het kabinet nu pas echt knettergek was geworden. Van 30.000 naar nog maar 50 ambtenaren!

Dat ligt iets anders. Bij het Rijk werken ongeveer
120 duizend ambtenaren. Die blijken in 30 duizend functieprofielen te passen. Dat vindt het kabinet teveel en wil zo’n 12.800 functies verwijderen. De overige, ruim 107 duizend ambtenaren moeten vervolgens in slechts 50 functieprofielen kunnen worden geperst. En wel in, let op, resultaatgerichte profielen.

Hoe komt men op het idee dat het functieprofiel van een milieu-inspecteur bij Rijkswaterstaat ongeveer hetzelfde er uit kan zien, als die van een secretaris-generaal op Buitenlandse Zaken?
Da’s een kwestie van beeldvorming.
De gezamenlijke ministers moeten gedacht hebben: wat wij op ons van toepassing is, moet ook voor een ambtenaar kunnen gelden.

Een functieprofiel beschrijft natuurlijk in algemene termen wat er van iemand wordt verwacht. Zo is een minister “verantwoordelijk voor”, geeft “sturing aan” en draagt “verantwoording af”. Een minister dient ook “loyaal” en “in staat tot” te zijn. Enige opleiding is wel handig en een bepaalde mate van ervaring ook.
Kijk je naar de achtergrond van het kabinet, dan zie je dat de meeste leden een universitaire studie hebben genoten, die overigens niet direct te maken hoeft te hebben met het vakgebied van hun ministerie. Een groot deel van het kabinet heeft vooral politieke ervaring, die ook best buiten het huidige werkterrein mag liggen.

Zo hoeft een minister van Rijkswaterstaat geen ingenieur te zijn en de minister van Defensie hoeft zijn sporen niet verdiend te hebben in de Afghaanse woestijn.
Hetzelfde geldt voor staatssecretarissen. Een verpleegkundige- A met ervaring in de zorg, kan best staatssecretaris op het ministerie van Onderwijs zijn. De politieke ervaring als burgmeester en voorzitter van een of ander vrouwenberaad, is ruimschoots genoeg om te voldoen aan het functieprofiel van een staatssecretaris.

Kijk, met zo’n wereldbeeld moet de ministerraad gedacht hebben dat 50 functieprofielen meer dan genoeg zijn voor de paar duizend ambtenaren, die het beleid moeten voorbereiden en uitvoeren.

Scheppen en knutselen.

Scheppen en knutselen Aanstaande dinsdag, 10 november houdt de Unesco weer de World Science Day for Peace and Development. Ofwel: een dag om te laten zien wat wetenschap bijdraagt aan een vreedzame en duurzame wereld (lees hier meer).
Dit jaar in het teken van de astronomie. Heel goed, je moet verder kijken dan je neus lang is. Of het wat oplevert? Ach, Jules Deelder dichtte al: het heelal, hoe verder men keek, hoe groter het leek.

Er zijn fraaie lijstjes van wat wetenschap ons aan moois heeft gebracht. De populaire overzichten halen wetenschap en knutselarij vaak door elkaar. Toevallig gevonden uitvindingen en diep doorwrochte vondsten, van de uitvinding van het vuur tot Einsteins’s relativiteitstheorie. Van de Romeinse waterwerken tot de waterkoker. Van Archimedes’ badkuip tot Niels Bohr’s atoommodel.

Het is prachtig om de
zeventig belangrijkste uitvindingen uit de oudheid eens op een rij te zien. Brian Fagan verzamelde ze en dat het vuur de Romeinse badhuizen mogelijk maakte, dat er onder stenen gereedschap ook al een naald met oog met viel, het laat zien dat één ontdekking grote gevolgen kan hebben.
Eigenlijk is het niet meer dan onderzoeken wat we met water, vuur en aarde kunnen. Geen idee wat de Romeinen zelf vonden van hun watersystemen en badhuizen, maar de moderne mens vindt nu de wc wel de belangrijkste uitvinding der mensheid. Het oeroude kleitablet is dik vergeten en nu staat de computer glansrijk tweede op de lijst van belangrijke uitvindingen (zie Trouw over een onderzoekje van BBC Focus magazine, uit 1997).

Hebben we dat aan wetenschappers, scheppers of knutselaars te danken? De uitvinder van boiler zou zonder Isaac Newton misschien nooit tot zo’n apparaat zijn gekomen. De techneuten die de kerncentrale bedachten, zouden zonder Niels Bohr nooit zover zijn gekomen. John Simmons kwam in 1997 met een
top 100 van wetenschappers, waar Newton, Einstein en Bohr de top drie vormen. De oude Griek Archimedes sluit de rij op de laatste plaats. Maar zouden we zonder zijn “eureka!” mammoettankers hebben gehad?

Uiteindelijk gaat het om de praktische toepassing van wetenschappelijke theorie. Klopt die theorie niet, of is de theorie te beperkt, dan krijg je falende toepassingen. De ontwikkeling van vuur naar Romeinse badhuizen en de hedendaagse centrale verwarming, heeft zich zonder de theoretische modellen van fysici nooit kunnen voltrekken. Het heeft comfort opgeleverd, maar ook de moderne ongemakken op gebied van milieu, waterbeheersing en klimaatperikelen.
De pijl en boog heeft zich ontwikkeld tot geavanceerde, computergestuurde raketten. De oorlogen zijn er niet minder mee geworden, noch doeltreffender. Mijns inziens allemaal het gevolg van teveel geknutsel met wetenschappelijke vondsten.

Rechtvaardigt die conclusie de keuze van de Unesco onze aandacht dit jaar maar eens op de sterren te focussen? In het aardse hebben we het niet gevonden, dus dan maar de lucht in?
Je weet maar nooit. In ieder geval is tot wetenschappers al lang doorgedrongen dat grensoverschrijdende wetenschap nodig is om een duurzame wereld in vrede te bereiken. Wetenschappers moeten ook buiten hun vakspecifieke kaders kunnen treden en samenwerken.

De nieuwe Archimedesen wentelen zich niet langer alleen in het water van hun eigen badkuip. Zal dat dè duurzaamste en meest pacificerende ontdekking aller tijden opleveren?
Dat zal afhangen van de vragen die tot nieuwe exploratie leiden. Je kunt concluderen dat de ontdekking van het vuur tot veel goeds en zeker tot veel kwaads heeft geleid. Dan zou een belangrijke vraag kunnen zijn: kunnen we zonder vuur?

Twee vragen tot slot.
Moeten de knutselaars zorgvuldiger omgaan met de wetenschappelijke theorieën? En: welke belangrijke vragen moet de wetenschap als uitgangspunt nemen voor de toekomst?

Stil verkeer onmogelijk.

Stil verkeer onmogelijk We hadden al stil asfalt, stille banden, geluidschermen en 80 km-zones, nu krijgen we er een plafond bij. De ministerraad ging vandaag akkoord met een wetsvoorstel van minister Cramer (VROM) om geluidsproductieplafonds in te stellen.

Alle maatregelen voor
stiller verkeer zijn blijkbaar niet voldoende. De toename van geluid door groeiend verkeer kan door de huidige wetgeving niet worden beteugeld. Het geluidsproductieplafond moet daar een einde aan maken. Rond rijkswegen en hoofdspoorwegen worden maximale geluidwaarden vastgelegd, die ook bij groei van verkeer niet overschreden mogen worden. Met de maatregel hoopt men een miljoen woningen beter te beschermen tegen geluidsoverlast.

Gek dat de huidige wetgeving niet opgewassen is tegen de toename van verkeer. Regeren is vooruitzien, toch? Laat wat ingenieurs voorrekenen hoeveel geluid je kan dempen met zoab, geluidschermen en verlaging van snelheden, gooit het samen met een prognose van de te verwachten verkeerstoename in een computer en dan moet er toch iets uitrollen waar je goed beleid mee kan maken.

Zo werkt dat niet. De huidige wetgeving is vooral van toepassing op wijzigingen van auto- of spoorwegen. Ofwel: het asfalt en de rails. Er is geen rekening gehouden met wat er aan blik en staal overheen zal denderen. Goed dus, dat daar nu wel wat aan wordt gedaan. Regeren kun je ook beter laat dan nooit.

De oorzaak van de stijgende geluidsoverlast wordt dus toegeschreven aan de toename van het verkeer. Dat is lastiger aan te pakken dan het plaatsen van extra en betere geluidschermen, het bepalen van
snelwegpanorama’s als geluidsbuffer of de campagne voor stille banden nog eens nieuwe leven in te blazen.
Hoewel er aan de elektrische auto nog wat nadelen zitten, is het voor het geluid heel aardig dat het kabinet 65 miljoen euro gaat besteden aan versnelde invoering van dat vehikel. Het gezoem van die auto’s kan de geluidsoverlast flink reduceren.

Grote vraag is: wat gaat de maximale waarde van een geluidsproductieplafond worden? In de huidige
Wet Geluidhinder (pdf!) staat dat de geluidbelasting, veroorzaakt door de aanwezigheid van een weg, op de gevel van een woning niet meer dan 48 dB mag zijn. Ter vergelijk: gehoorschade treedt op bij 80 dB, verstoorde nachtrust bij 50 dB.
Het ministerie van VROM legt in haar FAQ uit dat een drukke verkeersweg op 10 meter afstand al 80 dB produceert. In diezelfde FAQ meldt het ministerie dat bij de geluidsdoelstellingen voor wegverkeerslawaai bij woningen nergens meer dan 70 dB te horen is.
Daar worden we niet wijzer van 48 of 70 dB? Wat al niet haalbaar is bij een drukke verkeersweg.

Het zou mooi zijn als het nieuwe geluidsproductieplafond de 48 dB als maximum stelt. Liefst nog een paar decibelletjes minder. Maar dan zullen er niet alleen meer en betere geluidsdempende voorzieningen moeten komen. Zolang heel het land niet in elektrische auto’s rondtuft, zal ook de toename van het verkeer zal ingedamd moeten worden. En da’s natuurlijk niet goed voor De Economie. Ik verwacht dat het geluidsproductieplafond de maximale geluidslast rond de 48 dB zal houden. Waarmee er weinig essentieels is veranderd.

Geen redding voor haantjes.

Geen redding voor haantjes Trage overheid? Welnee. Wordt er een motie ingediend, krijg je binnen 2 maanden antwoord en wordt een onderzoek beloofd. Vervolgens heb je binnen de volgende 9 maanden het antwoord op je bord: een stukje kip met een omeletje ernaast. Je had gevraagd om een omeletkip, maar die kan niet worden geleverd.

De combinatiekip. In februari was hier al
een fantasietje te lezen over dit veelzijdige en duurzame stukje vlees. Om de zinloze dood van zo’n 30 miljoen jonge haantjes per jaar te voorkomen, diende Ernst Cramer (CU) in december 2008 een motie in en vroeg minister Verburg uit te vogelen of er kippen gefabriceerd konden worden die zowel als een prima legbatterij als een uitmuntend vleesproducent kunnen functioneren.
Nu zijn die functies gescheiden in legrassen en vleesrassen. De haantjes van legrassen worden massaal vernietigd. Om nutteloos gebruik van kippenvoer te voorkomen, natuurlijk.

In februari van dit jaar
beloofde de minister een haalbaarheidsstudie en die is nu afgerond. Verbrug schreef meteen een brief aan de Kamer (pdf!) en deelde mee dat de combinatiekip niet op grote schaal mogelijk kan worden gemaakt. Combinatiekippen zijn te duur en niet goed voor het milieu. Bovendien lijkt de consument, hier of elders in Europa, de haantjes van combinatierassen niet te op het menu te willen. Aldus de minister.

De WUR (Wageningen Universiteit en Research centrum) heeft in het onderzoek vijf combinatierassen vergeleken met de leg- en vleesrassen en kwam tot de conclusie dat die laatste veel efficiëntere producenten zijn dan hun combi-genoten.
Citaat uit de brief van Verburg: “Hennen leggen vanuit een oogpunt van voergebruik en milieubelasting efficiënt eieren als ze veel eieren kunnen leggen bij een laag volwassen gewicht. Pluimveevlees wordt efficiënt geproduceerd als de kuikens in relatief korte tijd het slachtgewicht (circa twee kilogram) kunnen bereiken. Dit is alleen mogelijk wanneer de ouders van de vleeskuikens juist een hoog volwassen gewicht kunnen bereiken. Een hoog volwassen gewicht gaat echter weer samen met een relatief lage eiproductie. Het produceren van eieren en vlees met eenzelfde ras gaat derhalve gepaard met een fors hogere milieubelasting en fors hogere kosten in vergelijking met de gespecialiseerde leg- en vleesrassen. Dit verschil kan variëren van 50 tot 100%”.

Daar komt dan nog bij dat het vetmesten van haantjes voor consumptie niet rendabel lijkt. De minster schrijft: “Gelet op de huidige culinaire traditie in Nederland en naburige landen, de beperkte
waardering van de slacht- en eetkwaliteit van deze dieren en vergeleken met de ontwikkeling van de (dalende) consumptie in Italië, schat de WUR de marktkansen voor dergelijke aantallen minimaal in”.

Jammer voor de haantjes van legrassen. Die blijven dus een heel kortstondig leven houden en blijven hooguit dienstbaar als voer voor dierentuinbewoners.
De CU haalt bakzeil. Hoewel minister Verbrug toch dezelfde religieuze principes er op na houdt als de CU, is ze niet gevoelig gebleken voor het argument dat het niet de goddelijke bedoeling is, levende schepsels ter wereld te brengen, louter om ze zo snel mogelijk te doden.
Vooralsnog mogen we blij zijn dat de coalitie het onderling wel eens is dat voor het menselijk leven andere principes gelden. Bijvoorbeeld dat ook jeugdige haantjes van 18 tot 20 jaar niet langer moet sneuvelen in Afghanistan.

Jezus is terug op aarde.

Jezus is terug op aarde. Jezus is terug op aarde en hij heet NBIC. Deze keer niet geboren uit een Jozef en Maria, maar voortkomend uit het huwelijk van “Atom and Eve”. Hoogleraar theologie Oomen voorspelt in het Reformatisch Dagblad een toekomst waarin de verlossing van NBIC-convergentie zou kunnen komen.

NBIC (nano, bio, info, cogno) laat “doven horen, lammen bewegen en blinden zien”, stelt de hoogleraar, die vorige week een toespraak hield op een congres met de
intrigerende titel: ”Voor schepper spelen op de vierkante nanometer”.
De vermenging van nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en neurowetenschappen, biedt perspectief op oplossingen die verder gaan dan een pacemaker of een kunstheup. Dat is nog grof werk vergeleken met chips die doven gehoor teruggeven of minuscule deeltjes die door het lichaam zweven en een alarmsignaal afgeven als de eerste kankercel wordt gedetecteerd.

Waar Jezus, volgens de overlevering, met een enkel handgebaar lammen liet lopen en blinden liet zien, stormt nu een vloedgolf aan technologieën op ons af, die even heilzaam lijken als de wonderbaarlijke genezingen.
Hoogleraar Oomen stelt dat de voortschrijdende technologie de mens uiteindelijk tot een cybernetisch organisme kan maken. Een toekomst waar voordelen aan zitten, maar waar nog veel over onbekend is. En dus “moeten we geen ontwikkelingen in gang zetten waarvan we de gevolgen niet overzien”, meent hoogleraar Oomen.

Tja, een waarschuwing die helaas te laat komt voor De Schepper zelf. Had die de gevolgen overzien, zou de oervader van de maakbaarheid misschien met zijn tengels afgebleven zijn van de atomen, moleculen en chemicaliën, die tot het aardse tranendal hebben geleid. Enkele verdwaalde nanodeeltjes goddelijke scheppingskracht moeten in de mens zijn achtergebleven. De drang tot maakbaarheid is een verschijnsel waar we tot op vandaag nog steeds mee moeten leren leven.

De angst dat de mensheid ooit meer techniek dan vlees en bloed zal zijn, leidt tot interessante discussies. Zal het onze ethiek veranderen? Hebben we nog wel keuzevrijheid? We zullen het pas weten als het zover is.
Maar zou het erg zijn als bekende menselijke eigenschappen veranderen? Als de techniek ons kan verlossen van menselijke falen, zou dat mooi zijn. Het lijkt me echter godsonmogelijk, omdat techniek nu eenmaal een product van menselijk handelen is.

Hoogleraar Oomen jubelde nog: “De mens moet als beeld van God de aarde bewerken, niet als rentmeester, maar als medeschepper”. Aardige vergelijking. De schepping heeft geen volmaakt product opgeleverd.
Kan de mens het beter doen dan god?

Het was me het nachtje wel.

Het was me het nachtje wel Wie in duisternis leeft, heeft natuurlijk moeite met het licht der realiteit. Fout! Duisternis is ook een realiteit en mollen hebben daar geen enkele moeite mee.
Hm, een rommelig begin van dit stukje. Nou heb ik wel een goed excuus: mijn bioritme ligt overhoop. En laten we wel zijn, wat is een mens zonder een perfect lopend bioklokje?

Het is ook helemaal mijn eigen schuld. Ik wilde de Nacht van de nacht meemaken. Het idee had tussen mijn oren post gevat, dat ik zo ook eens een wezenlijke bijdrage kon leveren aan duurzaam energiegebruik. Ik zou meedoen aan een klimaatneutrale overgang van zomer- naar wintertijd.

Dat werd een puinhoop. Controlfreak als ik ben, eerst eens uitgezocht wanneer de zomer precies eindigt. De google-intelligence liet me weten dat de zomer allang voorbij was! Wanneer was niet duidelijk. In augustus, maar het kon net zo goed in september zijn geweest.

Dan maar opgezocht wanneer de winter begint. Resultaat? Het is helemaal geen winter! We zitten volop in de herfst.

Om er toch een mooie Nacht van de nacht van te maken, heb ik voor de zekerheid alle lampen uitgelaten toen de schemering viel. Er moest nog meer uit. Dat viel nog niet mee, want de hond was daar niet zo blij mee. Als ik de hond uitlaat, zijn we normaal gesproken met zijn tweeën. Nu heb ik ook de televisie en de pc uitgelaten. Dat vond de hond teveel.

Verder leek het wel een mooie nacht te worden. Tot ik me herinnerde dat om 3 uur de klokken een uur terug gezet dienden te worden. Maar in het pikkedonker was natuurlijk niet te zien hoe laat het was. Awel, op mijn gevoel het tijdstip bepaalt en op de tast alle vijf de uurwerken gezocht. Het leverde een paar blauwe plekken op. Het menselijk geheugen is een mooi ding, maar raakt in het duister aardig ontregelt. Ik schatte de plaats van tafels, stoelen en de hond net verkeerd in.

Maar het lukte redelijk, dacht ik, en vond het toen wel de hoogste tijd om te gaan slapen. En nu, op deze nieuwe dag, met een lekker licht zonnetje, ben ik weer helemaal bij de tijd.

Fout! De twee klokjes met ouderwetse wijzers staan bijna goed. De andere drie leven op heel andere, verschillende tijden. En mijn bioklokje zegt dat het half twaalf is, maar daarmee loop ik nu dan een uur achter. Had ik de zomertijd maar niet zo serieus genomen!

En voel ik me nou zo uitgeput omdat ik een doorwaakte nacht van de nacht heb doorgemaakt? Dan heeft de energiebesparing geen enkele zin gehad, want je kunt de klok erop gelijk zetten dat ik van slaaptekort en minder daglicht depressief wordt. Hetgeen verholpen wordt met een uurtje per dag voor een lichtscherm te gaan zitten. Klimaatneutraal depressief zijn, zit er voorlopig nog niet in.

Of ben ik van slag door dat zomer- en wintertijd gedoe? Dan is er nog hoop. De een zegt dat je er hooguit een weekje last van hebt, een ander wijst er op dat het einde van de zomertijd goed is voor je hart.

Eén ding is me wel weer duidelijk geworden. Wie, zoals ik, leeft in de donkere grotten der onwetendheid, raakt alleen maar ontregeld als die wordt bijgelicht over al die echte en kunstmatige zomers en winters, over het nut en onnut van lichtloze nachten en het verzetten van klokken.

Wie het lumineuze idee er doorgedrukt heeft, om de uurwerken om 3 uur ’s nachts te ontregelen mag wat mij betreft aangeklaagd worden wegens schending van de rechten van de mens op een gezonde nachtrust. Nu zitten we weer dagen opgescheept met een Europees slaaptekort. Dat kan toch niet goed zijn voor de economie?

Ik ben wel nieuwsgierig hoe u de nacht van de nacht en de transitie van zomer- naar wintertijd heeft doorstaan.

Eerdere tijdsperikelen op dit blog te lezen in Zondagsrust (maart 2008), Wakker worden (oktober 2007) en De mythe van tijd (december 2007).

Meer bevolking, minder bouw?

Meer bevolking, minder bouw? Gisteren presenteerde het ministerie van VROM (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) het rapport “Verkenning effecten stimuleringsmaatregelen rond de woningbouw” (zie dit pdf-document uit de kamerstukken).
Het gaat niet goed met de bouw. De productie daalt en de komende jaren gaat het nog slechter. De regering probeert dat met diverse stimuleringsmaatregelen tegen te gaan.

Dat mag ook wel. Niet alleen om de werkgelegenheid in de bouw te redden, maar vooral om te zorgen voor voldoende woningen. De bevolking groeit namelijk wel en het aantal huishoudens neemt ook toe. De bouwproductie neemt echter af. In alle sectoren: nieuwbouw, utiliteitsbouw (bedrijfsgebouwen) en GWW-bouw (grond-, water- en wegenbouw).
De productie in die laatste sector daalt echter het minst. Volgend jaar wordt een productiekrimp van -3,5 procent verwacht, terwijl de nieuwbouw met -13,5 procent daalt en de utiliteitsbouw met -19 procent.
Vanaf 2011 zet de productiedaling door, maar stukken minder dramatisch. Pas in 2014 wordt een stijging van de bouwproductie verwacht. De vraag is of dan voldoende inhaalslag gemaakt kan worden om het toegenomen aantal huishoudens (een gemiddelde stijging van 0,8 procent) te huisvesten.
(Cijfers in
deze excelsheet bijeengebracht)

Zolang er genoeg woningen en bedrijfspanden leeg staan om de groei van huishoudens en bedrijvigheid te huisvesten, is dat geen ramp. Maar vooralsnog zijn er meer lege bedrijfsruimten dan lege woningen. Moeten starters op de huizenmarkt nog jaren bij moeders en vaders thuis wonen, voor ze op eigen benen kunnen staan?
En waarom daalt de productie in de grond-, water- en wegenbouw zo veel minder dan in de nieuwbouw?

Kijken we naar de stimuleringsmaatregelen van de overheid, dan zie je dat er wel degelijke veel meer geld in nieuwbouw wordt gepompt, dan in wegenbouw. Het helpt echter niet de huizenbouw op korte termijn te versnellen. Verhoudingsgewijs kun je stellen dat de miljoenen die naar nieuwbouw gaan, veel minder effectief zijn, dan de euro’s die aan wegenbouw worden uitgegeven. Sterker nog, dat rendeert veel eerder dan bij de nieuwbouw, hetgeen te zien is in deze samenvatting van de cijfers. (In procenten: de bevolking- en huishoudens in de 2e en 3e kolom en de bouwproductie in kolom 4 t/m 6; de stimuleringsmaatregelen in de laatste kolommen, uitgedrukt in miljoenen euro's).

Bevolkings- Huis- Nieuw- Utiliteits- GWW- Nieuw- en GWW-
toename houdens bouw Bouw Bouw utiliteitsbouw bouw
2009 0,9 1,0 -10,5 -8,0 -3,0 315
2010 0,8 0,6 -13,5 -19,0 -3,5 1600 200
2011 0,8 0,7 -2,0 -1,5 1,5 1215 200
2014 1,3 0,7 6,0 4,0 1,5 -820 -165
Gem. 1,0 0,8 -5,0 -6,1 -0,9 782,5 100,0


Het probleem is complex. Want in de toch al volle Randstad, zal het aantal huishoudens veel sterker groeien, dan in ander delen van het land. Daar is eerder sprake van een krimpende bevolking (zie ook
de Ruimtemonitor). De oplossing zou dus kunnen komen van stimuleringsmaatregelen, die leiden tot een betere spreiding van alle inwoners. In het verleden waren die niet zo succesvol. Er werden wel wat overheidsdiensten naar het noorden en zuiden van het land verplaatst. Het heeft echte de krimpprognoses voor die gebieden niet erg positief beïnvloedt.

Maar goed, zou het helpen als er een flinke schep afging van de stimuleringsmaatregelen voor de GWW-bouw en die overkiepen naar de nieuwbouw?

Antwerpen weigert Lange Wapper

Antwerpen weigert Lange Wapper Nederlanders die Antwerpen een lastige onderbreking vinden van hun vakantietripje naar Frankrijk, zullen misschien hopen dat de Vlaamse regering de wil van het Antwerpse volk naast zich neerlegt.

Vandaag werd er een referendum gehouden over de Oosterweelverbinding. Met onder andere een gigantische brug en een tunnel, zou de doorstroom rond Antwerpen op snelheid gebracht kunnen worden.
De Antwerpenaars lijken de huidige situatie wel best te vinden. Bijna 60 procent wil liever geen 2,2 miljard euro uitgegeven aan een bouwput waar ze natuurlijk zelf het meeste last van zouden hebben.

Het is gewaagd, zo’n referendum. Want wat nu? Eerst mag het gemeentebestuur zich buigen over het advies van het volk. Maar de uiteindelijke beslissing ligt bij het Vlaamse kabinet, dat overigens aardig verdeeld is over de kwestie. Zoals bekend, kost verdeling in België behoorlijk wat tijd. De Antwerpenaren zullen dus geduld moeten hebben, voor men te horen krijgt wat hun stem heeft betekend.

Hoe zou de uitslag zijn geweest als ook Nederlanders mee hadden mogen stemmen? Zou aardig zijn geweest, want veel Nederlanders gebruiken de route langs Antwerpen toch zeer intensief. Bovendien, als de Vlamingen gaan vertellen wat wij met onze waterwegen moeten doen, mogen wij toch zeker ook wat zeggen over hun infrastructuur?

Wat mij betreft gun ik de Antwerpenaars dat hun referendum nu serieus wordt genomen. Ik zal eerlijk zijn: ik heb geen enkel belang bij deze kwestie. Die keren dat ik langs Antwerpen sukkelde, vind ik het wel best zo. Verder doet mijn hoogtevrees het net iets te goed op grote bruggen en tunnels heb ik een hekel aan.
Maar daar denkt u misschien anders over?

Overheid werk irritaties weg.

Overheid werk irritaties weg

Bijleveld roept organisaties op professionals vertrouwen te geven. Daardoor hoeven professionals zich minder te verantwoorden en hebben zij dus minder administratieve lasten“.
Quote uit persbericht ministerie Binnenlandse Zaken).

Menig burger mag dan irritaties hebben over zijn overheid, binnen de diverse overheden heerst ook de nodige onvrede. Ambtenaren zijn net burgers, moet je maar denken.
Ze zijn wel wat loyaler aan hun werkgever. Waar burgers maar liefst
10 top-irritaties blijken te hebben, heeft staatssecretaris Bijleveld bij de ambtenaren er slechts vijf geconstateerd.

Ze bracht vandaag een werkbezoek aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo. Aldaar kondigde zij aan de belangrijkste knelpunten weg te zullen werken, die professionals in de sociale zekerheid belemmeren hun eigenlijke werk goed te doen.
Ook de ambtenaren blijken de formulieren en het taalgebruik soms onbegrijpelijk te vinden. De automatiseringssystemen vinden ze niet gebruiksvriendelijk en er zijn te veel momenten waarop ze met beleidswijzigingen bezig moeten zijn.

De administratieve werkdruk is groot, vinden dus ook de ambtenaren. Die druk kan worden verlicht, zo stelt de staatssecretaris, als de ambtenaren zich minder hoeven te verantwoorden. Dat zal als muziek in de oren klinken van alle werknemers.
Je mag er vanuit gaan dat als je een of ander vak uitoefent, je ook verstand van de bijbehorende materie hebt. Is gewoon je werk doen dan voldoende? Of is het nodig dat je je werkzaamheden rapporteert, zodat je werkgever kan nagaan of je het allemaal wel goed doet?

De werkgever mag best meer vertrouwen hebben. Die heeft immers het personeel aangenomen en geoordeeld dat het geschikt genoeg is voor de vacatures die beschikbaar waren. Nu zijn er beroepen waar een foutje van een werknemers onmiddellijk aan het licht komt. Een operator in een chemische fabriek, die even zit te dutten ziet zijn metertjes niet in het rood gaan en heel de omgeving kan meegenieten van een prachtige ontploffing.

Er zijn echter veel beroepen waar het werk wat abstracter lijkt. Bijvoorbeeld de uitvoering van regels. Als die regels complex zijn of niet glashelder, onstaat er ruimte voor interpretatie. Dan mag je hopen dat de werknemer zo objectief mogelijk blijft. Maar er is natuurlijk een risico dat persoonlijke normen de interpretatie kleuren. Zoals ik hierboven al stelde: ambtenaren zijn net burgers.
Met als gevolg dat toepassing van regels kunnen verschillen van gemeente tot gemeente, van loket tot loket. Dat vraagt om verantwoording. Mocht er een klacht komen, dan moet het proces van besluitvorming te controleren zijn. Oefent de chef van de ambtenaar die controle niet uit, dan doet de
Nationale Ombudsman het wel.

Zullen er minder fouten worden gemaakt, als er minder verantwoord moet worden? Worden de doelstellingen en de kwaliteit wel gehaald als de managers er niet zo bovenop zitten met hun controle?
Misschien gaat het goed, als je de werknemers meer laat samenwerken. In
het Volkskrant-artikel “Van maakbaarheid naar haalbaarheid”, verwijst de auteur naar organisatiepsycholoog Peter Robertson. Die stelt dat “managers minder controle moeten uitoefenen. Mensen hun werkzaamheden doorgaans zelf uitstekend organiseren, mits het bedrijf of de organisatie de doelen helder en consistent aangeeft en bewaakt“.

De auteur geeft een praktijkvoorbeeld, toegepast bij de Rabobank: “Medewerkers van de bank worden via intranet uitgenodigd met elkaar in alle openheid bepaalde cases te bespreken. Moet mevrouw A in die-en-die omstandigheid een hypotheek krijgen? Handel je een bepaald conflict met een klant het beste zus of zo af?” De bank heeft er alle vertrouwen in dat de werknemers zo samen de ethiek van de bank invulling geven.

Gezamenlijk overleg, samenwerking in de plaats van verantwoording? Wordt de werkdruk dan minder? Of je nou de gegeven tijd invult met het een of met het ander, die druk blijft. Hooguit wordt het werk beter gedaan en zijn er minder situaties waar de klant of de burger reden tot klagen heeft.

Bestek '09

Bestek '09

Hoe lastig het is de wereld zo in te richten dat we van alle problemen zijn verlost, wil ik illustreren met een mijmering over bestek.

Stelling: bestek is een overbodig product.
In dit geval wordt met bestek bedoeld het trio waarmee we de dagelijkse hap naar binnen werken. Mes, vork en lepel. In deze mijmering laat ik attributen als het keukenmes, de roerspaan en de vleesvork buiten beschouwing, als zijnde noodzakelijk bij de voorbereiding van de maaltijd.

Is de maaltijd eenmaal op je bord gekieperd, dan kun je het verder wel met je handen af. Bestek is niet echt noodzakelijk. En al helemaal niet in de oneindige variaties waarin het verkrijgbaar is. Laat staan dat je bestek nodig hebt, dat tevens als balpen te gebruiken is. De gadget is nog niet op de markt, maar Italiaanse ontwerpers hebben het Bic-bestek al in de la liggen.

Of neem bestek dat gebaseerd is op de Nederlandse eetcultuur: prakbestek. Een
kunstzinnig ideetje, maar volstrekt overbodig. De Nederlandse prakcultuur bestaat amper nog. En om dat bestek ook nog eens van hout te maken, mag gerust een bijdrage aan de ontbossing door eetcultuur genoemd worden.

De productie van zo iets simpels als bestek, is een voorbeeld van een uit de hand gelopen maakbaarheidsindustrie. Het is geen supernoodzakelijk gebruiksvoorwerp. Het wordt in grote hoeveelheden gemaakt. En er verschijnen steeds nieuwere vormen, alleen om het aanbod aantrekkelijk te houden.
Al dat bestek maakt het leven wel leuker, maar doet een aanslag op het milieu en economische verhoudingen. De produktie en gebruik kost grondstoffen, lucht, water en energie. En heel wat bestek wordt gefabriceerd in lage lonen landen.

Dus wat dan? Je kan alleen recyclebaar bestek gebruiken. Er zijn al vorken en lepels die je op kan eten. Gemaakt van aardappels en sojaolie. Aardig idee, want zo hou je de werkgelegenheid in stand en het is milieuvriendelijker.

Want het bestek helemaal afschaffen lijkt geen optie. Sluit je één bestekfabriek, dan dondert er een hele keten aan werkgelegenheid er omheen, ook in elkaar.
Dan zouden we nog kunnen kiezen om alleen zeer duurzaam bestek te maken. In een enkele vorm, in plaats van in al die varianten. Ook dan stort een stukje industrie in elkaar. Bestek dat onbuigzaam en onbreekbaar jaren meegaat, heeft tot gevolg dat de fabriek op een laag pitje moet draaien. Misschien zelfs delen van het jaar stil zal liggen.
Het zal het milieu flink sparen, maar de economie niet.

Ik geef het maar even aan, om te laten zien dat een simpele oplossing, complexe gevolgen kan hebben. Natuurlijk zijn er voor die gevolgen wel oplossingen te bedenken, maar willen we die wel? Als de bestekindustrie wordt afgeschaft, komt er arbeidskracht vrij voor sectoren waar we die tekort komen. Dat schaadt echter de roemruchte keuzevrijheid. Iemand die dolgraag lepeltjes wil maken, is misschien minder gepassioneerd om verpleger in een of ander tehuis te worden.

De hoop is gevestigd op hele bataljons innovators, die op zoek zijn naar veranderingen die wel goed zijn voor milieu, gezondheid, beheersbaarheid van kosten en die tegelijkertijd een welvarend leven, vol gadgets, luxe en onnodigheid in stand kan houden.
Gaan we het met die insteek redden of moet het bestek eens op de schop?