Canadese onderzoekers menen een verband gevonden te hebben tussen moraliteit en walging. Ze ontdekten dat we niet alleen een vies gezicht trekken bij eten dat we niet lusten, maar ook als we ergens verontwaardigd over zijn. In beide gevallen is het een en dezelfde gezichtspier die een expressie van walging op ons gelaat veroorzaakt. Het zou dus best eens kunnen, lezen we op VPRO's Noorderlicht, dat “onze normen en waarden niet alleen worden gestuurd door complexe gedachten, maar ook door primitieve instincten die te maken hebben met het vermijden van mogelijk schadelijke stoffen”.
Wat de boer niet kent, lust hij niet. Is dat de reden waarom de boer een muur van normen en waarden optrekt, om zich tegen het onbekende, tegen zijn angst te beschermen? Is dat de reden waarom mensen walgen van zaken die hen vreemd zijn?
Of worden we misselijk van het idee dat ons bestaan in de kern zinloos is en bouwen we daarom stelsels van normen en waarden om betekenis te geven aan het leven?
De filosoof Jan-Paul Sartre schreef in 1938 zijn eerste boekje, getiteld “De Walging”. Daarin mijmert de hoofdpersoon over de zin van zijn bestaan en komt er gaandeweg achter dat die zin er eigenlijk niet is, maar dat we die zelf construeren. In de woorden van Sartre: “Wanneer je leeft gebeurt er niets. Maar als je je leven vertelt, verandert alles”.
Sartre meende wel hoe je de walging, veroorzaakt de ontdekking van de zinloosheid, te boven kan komen. Kiezen voor je eigen manier van bestaan, waarin je jezelf vormt. Niet door je existentie te ontlenen aan door god en gezag opgelegde normen en waarden. Sartre leefde er lustig op los en werd een van de symbolen van de roerige 60-er en 70-er jaren.
Mocht de man nu leven, dan zou hij ongetwijfeld zijn walging hebben uitgesproken over de nieuwe burgerlijkheid die restrictieve normen en waarden herformuleert. Hij zou zeker een heel vies gezocht getrokken hebben, als hij zag hoe er bewegingen groeien die het bestaan tot een paar zelfverzonnen fundamenten beperken. Of die nou van een god of gebod komen.