Zorgelijke sportkosten

Zorgelijke sportkosten Quote van de week: “Wanneer de kosten van de gezondheidszorg als gevolg van een onvoldoende actieve leefstijl, 907 miljoen euro in 2007, worden afgezet tegen een besparing van 230 miljoen euro door alle sportblessures te voorkomen, dan genereert niet of onvoldoende bewegen minimaal 677 miljoen euro aan zorgkosten per jaar“.
(Uit persbericht Sociaal Cultureel Planbureau bij de presentatie van
Rapportage sport 2008, vandaag aangeboden aan staatssecretaris Bussemaker van VWS).

Met een fraai staaltje boekhoudkunde laat het SCP zien dat meer bewegen loont. Gooi geblesseerde sportievelingen op één hoop met mensen die onvoldoende actief leven, reken uit wat je kan besparen aan kosten voor sportblessures en dan heb je ineens 230 miljoen minder kosten die onvoldoende bewegende mensen veroorzaken.

Het SCP zegt wel dat bewegen goed is, maar dat er rekening moet worden gehouden met de blessures die dat op kan leveren. Het rapport meldt dat meer mensen zijn gaan sporten (aandeel sporters in de Nederlandse bevolking is gestegen van 61% in 2003 naar 65% in 2007). Ze doen dat echter vaker op eigen houtje dan in clubverband. Fitness, zwemmen, fietsen en hardlopen zijn de meest gekozen sporten.

Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) kwam in 2005 met een paar feitjes over sportblessures. Ongeveer 1 op de 5 actievelingen heeft wel eens een blessure. De kosten die dat met zich meebrengt kwamen neer op een gemiddelde van 570 miljoen euro per jaar. Bij sommige sporten was een afname van blessures, maar bij andere sporten nam het aantal gewonden juist weer toe. Opvallend: fietsen (wielrennen en mountainbiken) bleek blessuregevoeliger. En trampolinespringen. Dat was volgens het RIVM te wijten aan de toegenomen aanschaf van tuintrampolines.

Preventie kan het aantal blessures terugdringen en mogelijk tot 6 miljoen per jaar besparen aan directe kosten (zorg) en indirecte kosten (arbeidsverzuim). Met andere woorden: een actieve leefstijl zonder blessures is goed voor de mens en goed voor het beperken van de zorgkosten. Op korte termijn.

Datzelfde RIVM heeft namelijk ook berekend dat gezond gedrag op de langere termijn tot duurdere zorg leidt.
Zou iedereen stoppen met roken, dan wordt de zorg over 100 jaar 6,2 procent duurder. Zou niemand meer overgewicht hebben, dan stijgen de kosten met 2 procent. Gaat iedereen lekker bewegen, dan levert dat een stijging van 2,1 procent op.

Gezond gedrag leidt tot een langer leven. Meer ouderdomsziektes, die je niet met sporten kan bestrijden, maar wel dure behandelmethodes kennen. Zo geredeneerd zou er geen geld gepompt moeten worden in campagnes die tot meer bewegen oproepen en preventieve acties die sportblessures helpen terugdringen. Nee, (nog) meer geld naar onderzoek om Alzheimer en Parkinson de wereld uit te helpen, naar preventieve middelen om botontkalking uit te stellen en naar innovaties die beter horen en zien bevorderen. Om maar eens een paar zaken te noemen.

Meer bewegen loont, stelt het SCP. Die beweging zal dan vooral moeten plaatsvinden in het denken over een gezonde toekomst op de lange termijn. De overheid steekt nu veel geld in sport (de uitgaven van de totale overheid, gemeente, provincie en rijk, stegen tussen 2003 en 2006 met 14% tot ruim 1 miljard euro), maar misschien is het beter een deel daarvan toe te voegen aan de budgetten ter bestrijding van ouderdomskwaaltjes.

De toekomst liegt

De toekomst liegt

De jeugd heeft de toekomst. De jongeren bereiden zich daarop voor door te liegen, te stelen en te bedriegen. In één ding zijn ze eerlijk: ze vinden zelf dat ze een hoge ethische moraal hebben.

Amerikaanse onderzoekers lieten 30.000 jongeren een vragenlijst invullen en de Amerikanen, toch al uitgerust met een hoge morele standaard, waren geschokt over de resultaten. Ten opzichte van een onderzoek in 2006 was de jeugd er in eerlijkheid niet op vooruit gegaan.

Zo'n 42 procent van de jongeren gaf toe wel eens te liegen als daarmee geldelijk gewin behaald kon worden. Dat was drie procent meer dan in 2006.
Dertig procent (2 procent meer dan in 2006) loog niet eens maar bekende winkeldiefstal. En bedrog op school (spieken en internetplagiaat) was met 4 procent toegenomen, hetgeen betekent dat 64 procent van de scholieren sjoemelen met huiswerk en tentamens.
Toch was 93 procent van de ondervraagden uiterst tevreden met de persoonlijke ethiek.

Nou lijkt de Nederlandse jeugd het minstens net zo goed te doen. Jongeren plegen aardig wat bedrog tijdens een sollicitatie, op internet liegen ze hun hele identiteit bij elkaar en met name christelijke jongeren liegen over hun seksuele ervaringen. Zijn ze ook tevreden met hun moraal? Da's niet duidelijk. Wel vinden ze zichzelf een stelletje verwende krengen.

Cultuurpsycholoog Maerten Prins liet wat minder jongeren (13.000) een vragenlijst invullen. Heel andere vragen. En hij kreeg dan ook een heel ander beeld van de jeugd. Braveriken zijn het. Comazuipen, internetverslaving en breezersex zit meer tussen de oren van de minister van Jeugd en de journalisten, dan dat de jeugd zich ook werkelijk aan dit soort uitspattingen overgeeft.
Toch is 24 procent een probleemdrinker, is 10 procent wegens eenzaamheid aan internet gekluisterd en vertoont 8 procent delinquent gedrag.

Het lijkt mee te vallen of de jongeren hebben flink gelogen op de on-line vragenlijst.

Wat betekent dit allemaal voor de toekomst? De jeugd heeft die toekomst, maar moet nog wel een beeld van zichzelf vormen over hoe zijzelf en de dag van morgen er uit zal zien.
Nu is er wel een probleempje. De jeugd is helemaal niet zo hard bezig met dat zelfbeeld. Sterker nog: ze vervelen zich te pletter. En uit armoe grijpen ze dan
naar de krant en zappen de koppen langs.
Dan lezen ze dus dat de ene onderzoeker de ze opzadelt met een beeld van liegende, stelende klieren. Een andere onderzoeker meent dat het suffe braverds zijn en de overheid, de vader en moeder van ons allen, meent dat ze in Sodom en Gomorra vertoeven.

Moet de jeugd met dat onsamenhangende zelfbeeld de toekomst in?

Lang zullen ze leren

foto van www.amstelveenweb.com Een mens is nooit te oud om te leren. Over wanneer en hoe lang verschillen de meningen behoorlijk.
Minister Plasterk wil de jeugd wat langer op school houden en wordt meteen de les gelezen door, onder andere, zijn coalitiegenoten uit CDA en CU. Zij menen dat Plasterk het onderwijs, alweer, een grote schoffelbeurt wil geven.

Dat is dan weer een voorbeeld van hoe slecht het er voor staat met de taalvaardigheid in dit land. Ik begrijp wel waarom het CDA een motie heeft ingediend om mbo'ers met een grotere taalvaardigheid uit te rusten. Overigens is de motie ingediend in samenwerking met de PvdA. Men kan het wel met elkaar eens zijn om 50 miljoen euro te onttrekken aan het budget voor bestrijding van analfabetisme. De motie is aangenomen en het mbo heeft er wat geld bij om meer taal en rekenen te geven.

Blijkbaar zijn kabinet en 2e Kamer het wel met elkaar eens dat laaggeletterdheid en slecht lezende en rekenende mbo-leerlingen de nodige steun verdienen. Maar men is het blijkbaar niet eens dat een wat langer verblijf op de school dat probleem voor een deel zou kunnen verhelpen.

Nu gaat het Plasterk niet om taal en rekenen alleen. Hij maakt zich zorgen om uitval bij vervolgopleidingen. Als leerlingen te vroeg een keuze voor een bepaalde richting moeten maken, kan dat tot teleurstellingen leiden. Dan maar wat langer leren. Wat ouder, maakt misschien wat wijzer.

De kritiek op Plasterk is onbegrijpelijk. Er is nog steeds een tekort aan hoger opgeleiden. Bovendien vallen bepaalde groepen sneller uit in vervolgonderwijs of ze bereiken dat hoger onderwijs helemaal niet. Daar wil Plasterk wat aan doen.

De Volkskrant wijst op een onderzoek van Maurice Crul (Universiteit van Amsterdam). Hij vergelijkt de situatie in Nederland met die in Duitsland en Frankrijk.
In Duitsland gaan kinderen pas op 6-jarige leeftijd naar school en worden ze op hun 10e al geselecteerd op welk vervolgonderwijs ze moeten volgen.

In Frankrijk gaan de kinderen al op 2,5-jarige leeftijd naar school en pas op hun 15e valt de keuze voor een beroepsgerichte of een algemene stroming. En die verschillen leiden er volgens Crul toe dat in Duitsland maar 7 procent van de tweede generatie Turken de universiteit of hoge school halen en in Frankrijk maar liefst 47 procent dat wel haalt.
Het Nederlandse systeem is niet de allerberoerdste: 28 procent haalt hoger onderwijs.

Maar dat kan dus beter. De keuze die voor 12-jarigen hier gemaakt moet worden, betekent voor de meesten ook meteen dat de toekomst is vastgelegd. Maurice Crul stelt dat er geen totale structuurverandering van ons onderwijs nodig is: “Een brede brugklas, van vmbo-t tot en met vwo, bijvoorbeeld. Die hadden we en die werkte heel goed. En kinderen die naar het voorbereidend beroepsonderwijs gaan, die moeten kunnen stapelen om zo toch hogerop te komen”.

Nu hoeft het onderwijs niet op de schop, als de samenleving en arbeidsmarkt verandert. Iemand die op later leeftijd ontdekt meer of minder in zijn mars te hebben, dan de aanvankelijke schoolkeuze voorspelde, zou op elke moment de gelegenheid moeten krijgen zich om te scholen. Of dat nou op 20, 30 of 50-jarige leeftijd is. Als een mens nooit te oud om te leren is, dan moet een mens ook altijd terug naar school kunnen.

Vrijstelling van arbeid om te leren vraagt heel wat aanpassingen. Die aanpassingen zullen geld kosten, maar ik denk dat een deel van het geld dat nu aan reïntegratieprojecten wordt besteed, voor dit doel kan worden aangewend. En verder is het natuurlijk een keuze die we als samenleving kunnen maken. Onderwijs voor heel je leven. Waarom zou je ontwikkeling vooral tussen 4 en 16-jarige leeftijd moeten plaatsvinden?

Kiezen we niet voor zo'n herinrichting van de maatschappij, dan ben ik van mening dat Plasterk's idee de voorkeur verdient.

Experimenteel commentaar

Experimenteel commentaar

Bij gebrek aan inspiratie voor een geheel eigen bijdrage, nu een experimentje.

Een blog vol schrijven is leuk. Ook leuk is het lezen van andere weblogs. En soms is het nog leuker om te reageren op wat er elders zo al wordt geschreven. Het scherpt de geest.
Het is een boeiend onderdeel van het webloggen. Reaguurders, zoals de ingezonden brievenschrijvers worden genoemd, heb je in soorten en maten. Natuurlijk reageren bloggers op elkaar, maar er zijn ook aardig wat mensen die zelf geen blog bijhouden, maar alleen als reaguurder hun bijdrage aan de verdieping leveren. Sommigen zo scherp of goed of aanvullend, dat het wel jammer is dat ze zelf geen weblog presenteren.

Maar goed, het experimentje.
Vandaag las ik een prikkelende vraag op GeenCommentaar. Redacteur Joost nodigt de lezers uit te onderzoeken of de gangbare opsporingsmethoden van de politie verbeterd kunnen worden door tactieken toe te passen die de laatste dagen in Amsterdam zijn uitgeprobeerd. De politie was het opgevallen dat een aantal overvallen werden gepleegd door scooterrijders. Nu hebben ze alle scooterrijders gecontroleerd. Alle, want zouden alleen op andere kenmerken als uiterlijk en huidskleur hebben gecontroleerd, zou dat discriminerend zijn.

Op GeenCommentaar nu de vraag of er een formule te bedenken is, waarbij groepskenmerken verantwoord en effectief te hanteren zijn als opsporingsmiddel. Het hele artikel kun je hier lezen.Als experiment publiceer ik hier mijn reactie op dat stuk en de reacties die dat weer opleverde (wil je alle reacties zien, dan door geklikt naar het bewuste artikel en naar beneden scrollen).

De bedoeling van dit experimentje is de lezers hier inzage te geven in mijn overige schrijfsels in blogland en wat daar de respons op is van bezoekers aldaar.
En dan ben ik vervolgens benieuwd wat u daar nou van vindt.

Mijn eerste reactie was:
Waarom gaat de politie in Amsterdam tot deze methode over en de politie in Flevoland en Limburg niet? Zijn daar de overvallen met andere transportmiddelen gepleegd? Of werken ze daar, zonder tam-tam op straat te maken, keihard met de gebruikelijke methodes om daders op te sporen?
Volgens mij moet deze vraag eerst gesteld worden, voor ook maar iets anders wordt overwogen.
Zeker omdat, zoals in het artikel staat, exacte cijfers over scootergerelateerde overvallen helemaal niet bekend zijn. Dus is ook niet bekend waarom de politie spreekt van “alarmerend hoge toename…”.
Ik zie hier niet meer in dan een reclamecampagne van de politie (burgers, let op, we zijn er wel, we zin er echt wel), die en passant even uittest of een razzia door de burgers wordt gedoogd.
Die wordt gedoogd omdat er genoeg burgers zijn die de pest hebben aan scootertjes.
De enige gelegenheid die een “groepsformule-methode” verdient, is als, bijvoorbeeld, 50 mensen in groepsverband een delict plegen.
Die 50 mensen, en alleen exact die 50, mogen op grond van voldoende wettelijk bewijs, en masse worden opgepakt.

Joost (de auteur van het artikel) reageerde daarop met:
Elk onderzoek discrimineert

Waarop ik terugkwam met:
Joost (#4) helemaal waar, maar niet elk onderzoek is een rechercheonderzoek.
Als en of ander burootje 500 mensen met een kunstgebit opsnort om te weten wat voor soort brood ze meememen in hun lunchtrommetje, heeft dat een heel andere waarde, dan een onderzoek onder de totale bevolking van Amtsterdam omdat ineens bij veel overvallen achtergebleven kunstgebitten rondslingerden.
De meeste onderzoeken discrimineren door bepaalde mensen en/of bepaalde factoren uit te sluiten.
De Amsterdamse politie sluit alleen de mensen uit die niet op een scootertje rondreden. En wat zegt dat? Dat tijdens de controle de echte daders met de metro gingen?

In een volgende reactie nog een toevoeging mijnerzijds:
Overigens ben ik van mening dat politieonderzoek geen aanvulling behoeft waarmee statistieken en uiterlijke kenmerken worden geformailisserd en wettelijk toegestaan.
Hijs eens een nachtje flink door, ga niet slapen, trek de vuilste klren aan die in je wasmand hebt en ga vervolgens wat doelloos rondlopen in het centrum van een willekeurige grote stad.
Tel dan het aantal contacten dat je met de politie hebt. Vergelijk dat met een dag waarop je als keurig geklede toerist rondwandelt en met een dag dat je vrij hebt van je werk en in de stad wat rondwinkelt.

Waarop reaguurder zmooc inbracht:
@Peter, #10: daarvoor hoef je heus niet zoveel moeite te doen. Gewoon lang haar nemen, een lange jas aandoen en een sprintje trekken over het damrak om je openbaar vervoer te halen. Superleuk.
Kutpolitie. Ik heb het maar afgeknipt, sindsdien mis ik de bus/trein wat minder vaak.

Reaguurder Bismarck zei nog:
@2: In Limburg discrimineert de politie officieel niet, al kun je je afvragen hoe dat informeel zit, als fuik-controle op fietsverlichting in Maastricht alleen maar plaats vindt op de uitvalswegen van de universiteit.

Beide reaguurders kregen mijn antwoord:
@11: ach zmooc het was maar 1 voorbeeldje. Nu is het helemaal niet mijn bedoeling “de politie” als een grote discriminerende bende weg te zetten. Want wat dat betreft past die pet ons allemaal (mijzelf incluis).
Bovendien is dat niet het onderwerp van Joost's artikel (toch?)
@12: Bismarck, daar geef je eigenlijk een voorbeeld van Joost's vraag. Dat wil zeggen: ik ga er van uit dat de meesten studenten niet met de auto naar de universiteit gaan. De pakkans van overtreders van de wet op de werkende fietsverlichting is dus in dat gebied erg groot.
Wel eigenaardig is dat de politie meent dat de groep studenten ook de grootste groep van dat soort overtreders zou zijn.

Mocht er meer volgen dan hou ik u op de hoogte. Ondertussen staat het u vrij hier te reageren op dit experiment.

Supermarkt of fanfare?

Supermarkt of fanfare?

Terwijl in de grote, drukke steden op bijna elke hoek een supermarkt te vinden is, moeten steeds meer kleine, rustige gehuchten het zonder zelfs maar een minimarktje doen. Is dat erg? Welnee, de meeste dorpsbewoners reizen voor winkel en postkantoor graag een kilometertje meer, zolang de lokale fanfare maar blijft bestaan.

De LVKK (Landelijke Vereniging van Kleine Kernen) heeft de leefbaarheid vijfhonderd kleine kernen en buurtschappen laten onderzoeken. De bewoners vinden een auto voor de deur en wat ontspanning genoeg om het verlies van andere voorzieningen te compenseren. Een dorpshuis, café of toneelclub wordt belangrijker gevonden voor de kwaliteit van de leefomgeving, dan een buurtsuper of een bank. Alleen de oudere bewoners vinden het lastig. Maar de rest hecht vooral aan een levendig sociaal-cultureel leven. De vraag is wel of er op de lange duur genoeg mensen zijn die in de achterzaal van het café de jaarlijkse supermusical kunnen instuderen. De totale bevolking zal de komende 25 jaar toenemen tot ruim 17 miljoen, maar daarna zal het teruglopen tot zo'n 16,9 miljoen inwoners in 2050. Dat is maar 3,7 procent meer dan nu. De meeste mensen zullen dan in de toch al drukke grote steden en omgeving wonen. Ruim de helft van alle gemeenten zullen met een bevolkingsafname te maken krijgen. Groei in de grotere plaatsen, krimp in de kleinere gemeenten (zie de ruimtemonitor).

Dat kan, volgens het RPB (Ruimtelijk Planbureau) gevolgen hebben voor de kwaliteit van de leefomgeving in bepaalde buurten en dorpen. Logisch, nietwaar? Als er in de Dorpsstraat maar twee mensen staan te kijken naar een fanfare van vier fervente koperblazers, is de lol er gauw af.
Er moet dus niet alleen een beleid voor prachtwijken komen, maar ook een aanpak van prachtdorpjes. Regio's als Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen zullen het meest door bevolkingskrimp getroffen worden. De weggestuurde Ella Vogelaar wilde daar zelfs ambtelijke topteams voor oprichten, die de gemeentebesturen moeten adviseren hoe ze om kunnen gaan met een teruglopend inwonersbestand. Haar opvolger hebben we er nog niet over gehoord.

Nog niet zo heel lang geleden dacht de overheid de legere en daardoor economisch armere delen van het land te helpen door er hele ministeries naar toe te transporteren. De deportatie van ambtenaren heeft niet echt geholpen. Dat beleid stuitte op aardig wat verzet en de overheid heeft het niet consequent volgehouden. Terwijl de Randstad uit haar voegen groeit, lopen andere gebieden nog steeds leeg. Zou het instandhouden van de plaatselijke fanfare genoeg zijn om de laatste dorpbewoners op hun plaats te houden?

Een gemeente als Renkum hoopt van wel. Daar heeft men zich al neergelegd bij de bevolkingskrimp en gaat men zich niet langer focussen op woningbouw maar probeert men wel de voorzieningen in stand te houden. Daar horen wel degelijk winkeltjes bij. Eerder had de LVKK al uitgezocht dat mensen in kleine plaatsje een bancaire voorziening wel weer interessant vonden, als het geld ook lokaal uitgegeven kon worden.

Maar misschien moeten we de voorspelde demografische ontwikkelingen voor lief nemen. Met een tweedeling van het land als gevolg: Een paar overvolle stedelijke gebieden en verder heel veel ruimte elders, waar we alleen naar toe gaan om ons buitenhuisje te bezoeken en van de landelijke rust te genieten. De Randstad strekt zich uit van Purmerend tot Rotterdam. Daar omheen één groot Center Parcs. Een fanfare zie je dan alleen nog maar in Den Haag, op Prinsjesdag.
Gaat dat de toekomst van dit land worden?

Zorg voor allen, welzijn ieder voor zich

Zorg voor allen, welzijn ieder voor zich De RVZ (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg) heeft gisteren minister Klink geadviseerd hoe hij de uitgaven in de gezondheidszorg het beste kan beheersen. De zoveelste alarmklok die wordt geluid over de stijgende zorgkosten.
Als daar geen Deltaplan voor komt, zal het niet lang meer duren of we ” hebben geen geld meer voor andere belangrijke zaken zoals onderwijs, de fileproblematiek of het integratiebeleid. Ook burgers hebben dan geen ruimte voor extra koopkracht”.
Als we de kosten niet beter beheersen gaan over 10 tot 15 jaar alle extra inkomsten van de overheid naar de gezondheidszorg.

Tegelijkertijd meldde het CBS dat 1 op de 5 kinderen een chronische kwaal heeft en 1 op de 5 mensen fysiotherapie nodig heeft. De kinderen hebben vooral last van astma en bronchitis, maar migraine en vermoeidheid scoren ook steeds hoger. De fysiotherapie gaat vooral naar vrouwen van 65 jaar en ouder.
Om maar eens een paar kostenposten te noemen, waar we niet zomaar van af zullen komen.

Steeds maar meer aan de zorg uitgeven is geen optie, vindt de RVZ. Dat zou ten koste gaan van andere sectoren. De RVZ weet hoe het je betaalbare en kwalitatief goede zorg kan blijven leveren. Trefwoord: efficiëntie.

Zorgaanbieders en verzekeraars zijn nogal lui, omdat ze voor de stijgende kosten een beroep op de overheid kunnen doen. De RVZ ziet wel heil in meer concurrentie, waardoor aanbieders en verzekeraars gedwongen worden de beste kwaliteit voor de beste prijs te bieden.
De gevolgen van dat idee zijn nu al bekend. Kijk uw polis er maar eens op na en vergelijk die met polissen van concurrerende verzekeraars. Bent u een 65-jarige vrouw, let dan goed op de vergoedingen voor fysiotherapie. U zult aardig wat moeten bijverzekeren. Uw premie wordt wel wat hoger.

De RVZ stelt ook dat efficiënter gewerkt moet worden. De winst die dat oplevert moet niet naar hogere salarissen voor de artsen, maar in de kwaliteitsverbetering worden geïnvesteerd. Da's mooi, de vraag is wel: hoeveel efficiënter kan er worden gewerkt. Misschien is één machine waar 20 astmatische kinderen elke week hun pufje aftappen goedkoper dan elk kind zijn eigen inhaler?

Welke keuzes ook gemaakt zullen worden, de RVZ wil dat de politiek die keuzes vooraf maakt en niet achteraf gaat korten als bepaalde kosten tegen blijken te vallen. Maar kunnen beleidsmakers en politici voldoende overzien welke kosten over pakweg 10 jaar een aanslag op de begrotingen zullen doen? Tien jaar geleden was veel minder bekend over het groeiend aantal chronisch zieke kinderen en hoeveel fysiotherapie een vergrijsd volksdeel precies nodig heeft. Laat staan dat we nu kunnen weten welke nieuwe ziektes de kop op zullen steken.

Nou ja, stelt de RVZ, dan kan je altijd nog alleen de echte zorgkosten betalen. Een bed in een verpleegtehuis, de medicatie en een zalfje voor doorligwonden zijn echte zorg. Wie wat meer wil, moet er zelf voor betalen. Dus een wat luxer tehuis en wat welzijn, in de vorm van een beter bed en een verzorger die af en toe eens een wandelingetje met je gaat maken, komt voor eigen rekening. Mensen moeten dan wel de kans krijgen hiervoor te sparen of bij te verzekeren.

Met dat laatste advies dwingt de RVZ de overheid de koopkracht wel overeind te houden. En verzekeraars moeten natuurlijk geen last hebben van welke krisis dan ook, anders verdampt al dat spaargeld weer.

De RVZ heeft gelijk: we hebben hier een behoorlijk dure gezondheidszorg. De meest gebruikelijke beheersing van die kosten bestond tot nu toe uit bezuinigingen. Die hadden dan weer vervelende gevolgen. Minder personeel in de zorg, waardoor de werkdruk toenam, het vak minder aantrekkelijk werd, er nog minder personeel is en van armoe dan maar minder douchebeurten en wat meer vastbinden in verpleegtehuizen een gewoonte werd.

Ondertussen gingen de verzekeringspremies omhoog werd het eigen risico verplicht en worden allerlei regelingen voor de zoveelste keer overhoop gehaald (onder andere de AWBZ).
Het helpt niet, de kosten blijven stijgen. De krisis in de zorg is een feit?

Het gekke is, we zijn door de eeuwen heen gezonder gaan leven. Betere hygiëne, betere voeding, de artsenij werd ook steeds beter, met als gevolg dat we langer leven en niet aan het eerste de beste kwaaltje doodgaan. De kwaliteit is dus verbeterd, de gezondheid is beter beheersbaar geworden, alleen de kosten niet. Kinderen overlijden niet meer aan een heftige bronchitis en ouder worden we allemaal, wat meer werk voor de fysiotherapeut blijkt op te leveren.

Is het dan niet beter ook eens andere keuzes te bestuderen dan kostenbeheersing alleen? Efficiëntie en kostenbeheersing is altijd goed. Ook al zouden we hier alleen maar een paar keer per jaar niet meer dan een verkoudheidje onder de leden hebben. Helaas zijn we zo gezond nu ook weer niet en niemand kan voorspellen of we dat ooit zullen worden.

Welke keuzes dan? Minder hygiëne, slechter voedsel en niet meer investeren in betere artsen? Eén virusepidemietje zijn gang laten gaan? Dat helpt ook niet. Het resultaat zou zijn: minder mensen die elkaar kunnen helpen. Het eind van alle zorg.

Wat wel kan is een rigoreuzere aanpak. Een rookverbod in horeca en openbare ruimtes? Prima, maar halfslachtig. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. In dit geval overspannen kroegbazen, gestresste rokers en dus een groter beroep op de ziektewet. Weer stijgen de kosten.
Waarom de hele tabaksindustrie niet ontmanteld? De tabaksplantages worden akkers waar hoogwaardig voedsel kan worden verbouwd, de rest van de industrie zorgt voor de verwerking en distributie van dat voer.

Maar ja, da's geen vrijheid. Dan maar zo duur mogelijk gezond proberen te blijven. Toch?

Groenchristelijk: Atsma's Fietsenplan

Groenchristelijk: Atsma's Fietsenplan Het kon niet uitblijven: het CDA wordt GroenChristelijk. Na Mark Rutte's pamflet om van de VVD een groenrechtse partij te maken, komt het CDA met het fietsenplan van Joop Atsma.

Begint men ter rechterzijde het milieu steeds serieuzer te nemen of probeert men de groene zieltjes ter linkerzijde binnen te halen? GroenLinks bleek bij de laatste peilingen drie zetels winst te boeken. Dat is toch echt geen bedreiging voor het CDA. Ook is er in de verste verte geen volksopstand te bespeuren omdat het niet opschiet met het halen van milieudoelstellingen. Waarom moet dan de fiets ineens tussen ieders oren komen te zitten, zoals Joop Astma propageert in een interview (pdf!) op fietberaad.nl.

Misschien heeft het te maken met de hobby van het CDA. Zonder het geloof meent men niet te kunnen functioneren en daarom maakt het CDA werk van de hobby. Door de bijbel geïnspireerde normen en waarden worden in wetten vastgelegd zodat elke burger net zo zal functioneren als elke CDA'er.

Joop Atsma heeft nog een hobby: fietsen. Conform de CDA-gedachte, wat goed is voor ons, is goed voor iedereen, zal dus iedereen ook op de fiets moeten. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is daar eigenlijk verantwoordelijk voor, maar die doet zo weinig dat het de hoogste tijd is voor Atsma's Fietsenplan.

Dat plan bevat geen nieuws. Wel een aantal zaken die al jaren door fietsgekken en milieufanaten zijn voorgesteld. Zie hier Atsma's Fietsenplan:
1. De fiets moet gratis meegenomen kunnen worden in de trein.
2. Fiscale maatregelen ter bevordering van fietsverkeer. De vergoeding die bedrijven aan hun werknemers mogen geen, moet omhoog. Forensen die fietsen moeten een standaard kilometervergoeding krijgen van 19 cent per kilometer.
3. Het hoge btw-tarief voor de aanschaf van nieuwe fietsen en bewaakte stallingen moet omlaag.
4. Ouderen moeten niet alleen een vergoeding voor rollator of scootmobiel kunnen krijgen, maar ook voor een elektrische fiets.
5. Fietslessen moeten verplicht onderdeel van de inburgeringcursussen worden.
6. Studenten moeten met hun ov-kaart kunnen kiezen of ze de ov-ritjes inruilen voor een gratis abonnement op de fietsenstalling.
7. Geen landbouwverkeer meer op fietspaden.
8. Mensen die vaak fietsen moeten daarvoor een korting op de zorgpremie kunnen krijgen.
9. Meer investeren in veilige, aantrekkelijke fietsroutes.
10. De elektrische fiets heeft de toekomst. Investeren en innoveren.

Alsof Joop Atsma dit artikel op dit weblog heeft gelezen en nu met zijn versie van gekke fietsplannen komt.
Prima fietsenplan. Ter ondersteuning nog wat kanttekeningen en verbeterpuntjes.

Atsma wijst er op dat de financiering van zijn plan gedragen kan worden door meerdere ministeries en het bedrijfsleven. Maar het is niet nodig de burger over de streep te halen door zaken gratis of fiscaal aantrekkelijk te maken. Mensen zijn best bereid te betalen, mits het gebodene maar makkelijk voor het grijpen is.
Een fiets gratis mee in de trein, is leuk. Maar als je allerlei toeren moet uithalen om de fiets ergens in die trein te proppen, houden veel mensen het wel voor gezien, vrees ik.

En de elektrische fiets promoten? Goed idee. Alleen zul je dan zien dat de gebruikers van zulke fietsen dan geen korting op hun zorgverzekering krijgen, omdat ze dan te weinig zelf bewegen. De gewone fiets kan ook nog wel wat comfortabeler en soepeler qua pedaaltechniek en rendement van voortbeweging.

Met het verplichte inburgeringsfietsen begeeft Atsma zich op glad ijs. Het risico bestaat dat anderen hier weer een open deur inzien om alleen immigranten toe te laten die uit landen komen waar men fietsen gewend is. In dat geval blijft alleen China over. Zo zal Atsma zijn fietsplan niet hebben bedoeld.

Tot slot: Atsma's plan zou kunnen sneuvelen op punt 7: geen landbouwverkeer op fietspaden. Daarmee krijgt hij wellicht flink wat tegenstand uit een deel van zijn achterban. Maar goed, hulde Joop! Nu laten zien hoe sterk de eenzame fietser is.

Buitenhuisje en filosofie

Buitenhuisje en filosofieAls je wat langer de rust van het buitenhuisje-leven ondergaat, onthaast je zover dat het uiteindelijk nergens meer over gaat. En dan verval je in filosofie.
Een paar filosofietjes die hier boven kwamen drijven.

1. Vogels. Als je ze goed bekijkt, hebben vogels helemaal niks met mensen te maken. Die lichaambouw en wat ze met dat lijf kunnen…
Vogels moet wel nazaten zijn van wezens die ooit van andere planeten hier een buitenhuisje zochten.

2. Hoe meer je van iets hebt, des te minder respect je er voor houdt.
Bij wandelingen rond het buitenhuis, viel het me op hoeveel natuur er eigenlijk nog is. Veel paden waren echter kapoptgereden door traktors en van bladblazers hebben ze hier nog nooit gehoord. De bossen liggen bezaaid met hopen bladeren, waar je doorheen moet waden.
Kortom: een zootje. Maar ja, de mensen hier zien die natuur elke dag. Ze vinden het zo gewoon, dat er blijkbaar geen buitengwoon respekt voor nodig is.

3. Mensen moeten meer met elkaar praten, meer naar elkaar luisteren, beter met elkaar communiceren, elkaar beter verstaan. Dat is toch de heersende gedachte die tot een betere wereld zou moeten leiden.
En hoe meer kennis van zaken men heeft, des te beter oordeel kan men zich van die zaken vormen. Ook goed voor die betere wereld.

Kennis is volop aanwezig en zo langzamerhand heeft iedereen wel en middagje communicatietraining gehad. En: schiet het al op met die betere wereld? Niet echt, he?
Hoe meer men praat, hoe ingewikkelder het wordt te luisteren.
Hoe meer men weet, hoe meer problemen men ziet.

De oplossing is dus niet praten, niet luisteren, geen kennis vergaren.
Wie niet praat kan nooit een onvertogen woord zeggen.
Wie niet luistert, hoort nooit iets waar-ie boos over kan worden.
En wie niets weet kan niets oplossen, noch iets aanrichten.

Buitenhuisje en politiek

Buitenhuisje en politiek Neem ook eens een poosje je intrek in een buitenhuisje en de wereldvrede ligt binnen handbereik. Komt dat door de rust van het buitenleven? Of brengt een buitenhuisje een mens so-wie-so op andere gedachten?

Je moet dan wel een buitenhuis zoeken die qua formaat past bij de omvang van het probleem.
Grote problemen heb ik niet, heel soms valt er wel eens een venijnig woordje tussen mijn levenspartner en mijzelve. Nu we alweer ruim vier dagen in een bescheiden, maar comfortabel buitenhuisje vertoeven, is er nog geen onvertogen woord gevallen. Een en al harmonie.

De grote problemen verdwijnen ook als sneeuw voor de zon, zodra de belanghebbenden een buitenhuisje opzoeken.
Het einde van de Tweede Wereldoorlog werd voorbereid in het
Livadia paleis, een riant en luxe buitenhuis van één van de Russische tsaren. Zo’n ruim buiten hoort natuurlijk ook bij zo’n groot probleem en grote namen als Stalin, Roosevelt en Churchill.

Mannen van iets kleiner formaat zoeken wat kleiners. Het koetshuis op landgoed Lauswolt bijvoorbeeld. Of villa Zwaluwenhof. Maar dan wordt er wel een kabinetje in elkaar getimmerd, dat een duurzaamheidsperiode van vier volle jaren aan lijkt te kunnen. Ook hier resulteerde het buitenverblijf in een vrij snelle harmonisering van de onderlinge betrekkingen.

Sommigen zullen nu zeggen: dat ligt niet aan een buitenhuisje. Dat ligt aan de mensen en hun wil om tot wat voor oplossing dan ook te komen. Maar waar is die wil dan zodra diezelfde mensen zich niet meer ophouden in een recreatiewoning of vakantielandgoed? De waslijst van onvertogen woorden en conflicten tussen de genoemden is te lang om hier te voegen. Bovendien roept de rust van dit buitenhuisje me weer tot de orde van de dag alhier.

Opvallend is het wel. Wil men een oplossing, dan zoekt men eerst een buitenhuisje.
Wat ook opvalt, is dat er op dit moment heel wat dagen per jaar een flink aantal buitenhuisjes onbenut zijn. Misschien beter om die te vorderen en een weekje ter beschikking te stellen aan alle burgers die een of ander conflict hebben op te lossen? Waarom zouden die dat in het buurthuis om de hoek moeten doen of in het kantongerecht?

Er is al een groeiende politieke wil om het volkstuintje onderdeel te maken van grote stadsproblematiek. Nu het buitenhuisje nog op de agenda.

Buitenhuisje

Buitenhuisje Z.b.b.h.h. Ziet u die term nog wel eens? Het gaat om een activiteit die nog veelvuldig voorkomt, maar de afkorting zie je nauwelijks nog meer. Deze wonderlijke code kwam nogal eens voor in advertenties waarin iemand naar een kamer zocht of in contactadvertenties.
Wasda?, zullen de jongeren hier vragen. Wel, dat waren de papieren voorlopers van de digitale datingsites. Daar wil ik het verder niet over hebben, het gaat me om dat z.b.b.h.h.

Eigenlijk komt dat weer door een leuk verhaaltje van Verbal Jam, die op komische wijze de perikelen rond een buitenhuisje beschreef.
Ik weet niet hoevelen van u een buitenhuisje bezitten, ik weet wel dat ze in vele soorten en maten voorkomen. Het schuurtje in de tuin bijvoorbeeld.

Ik herinner mee een documentaire van lang geleden, waarin een man, met lunchtrommel en thermoskan met koffie, elke dag naar het schuurtje in de tuin ging, om daar betaald thuiswerk te doen. Enveloppen vouwen. Het schuurtje was omgebouwd tot een tweede huisje, annex werkplek, omdat zijn vrouw de onrust in het gewone huis meer dan zat was geworden, toen haar domein werd betreden door haar gepensioneerde man.
Die man had nu eindelijk z.b.b.h.h. gevonden.

Ook in volkstuintjes komt het buitenhuisje voor. Valt onder dezelfde categorie als het recreatiehuisje en de stacaravan. Daar is nog heel wat om te doen, want er blijken aardig wat mensen permanent in zo’n buitenhuisje te zitten en dat mag niet.
Er mag tegenwoordig heel veel niet, meestal omdat er van bepaalde soorten overlast of schadelijke bijwerkingen sprake zou zijn. Mensen die hun buitenhuisje niet meer verlaten omdat ze permanent van de omgeving zitten te genieten, dat kan natuurlijk niet.

Er is nu wel een gedoogbeleid, geldend voor mensen die voor 31 oktober 2003 al vastgeroest in hun recreatieoptrekje zaten. Maar de bedoeling is toch dat permanente bewoning binnen de perken blijft. Dat zal vooral bedoeld zijn om de vrijheid van ruimtelijke ordering te garanderen, want stel dat een heel volkstuincomplex legaal permanent is bewoond en de gemeente ziet er liever een woonwijk, bedrijventerrein of zorgcomplex verrijzen, dan heb je natuurlijk een probleem.
Afijn, de gemeenten hebben nog
tot 2010 de tijd te bepalen wie nu wel continu mag recreëren en wie straks zich er bij neer moet leggen als de gemeente zulks weigert.

De mooiste buitenhuisjes zijn natuurlijk echte buitenhuisjes. Ergens in bos, polder of op de hei. Zodanig gelegen dat buiten ook echt buiten is.
Om me wat te verdiepen in het fenomeen buitenhuisje wilde ik eens het embedded bloggen proberen. Er is echter een probleem: ik heb geen buitenhuisje.
Maar dan blijkt ineens welk een wereld van solidariteit het buitenhuisuniversum is. Je mag gewoon in het huisje van iemand anders! Niet permanent natuurlijk en, logisch, tegen betaling van enige kosten, maar zo komt het buitenhuis ook binnen bereik van de minder bedeelden. En voor mijn embedded project een uitkomst.

Nu zit ik dus, door bos en sneeuw omgeven, in een buitenhuisje. Ik moet zeggen: het is een hele ervaring. Zo valt het op hoe mijn gedrag wordt beïnvloed door de rust die er van zo’n buitenhuisje uitgaat. Ineens heb ik veel meer zin om een boek te lezen of een wandeling te maken. De zin om lang achter de pc te zitten, wordt met elke vallende sneeuwvlok minder. Er zijn er al heel wat gevallen, dus dat ik hier nog zit te tikken mag een wonder heten.

Ik ben van plan dit buitenhuisavontuur tot en met de volgende zondag vol te houden. Tot die tijd dus z.b.b.h.h.
Dat betekent ook geen blogjes de komende week, tenzij ineens de boeken en de wandelingen me de neus uit komen.