Tag archieven: economie

Alles gratis

Alles gratis Iedereen weet dat er aan “gratis” het luchtje van geld hangt. Niets voor niks. Zelfs aan gebakken lucht hangt een prijskaartje. Toch zal er steeds meer gratis worden aangeboden. Het NRC interviewde Chris Anderson, hoofdredacteur van Wired.com, die vorig jaar al aankondigde dat de “freeconomics” de handel sterk zullen domineren. Een gratis economie, die al gauw een marktwaarde van rond de 300 miljard dollar vertegenwoordigt.

Het gaat niet langer om het “twee halen, een betalen”, de gratis gadgets bij aankoop van een of ander produkt, of het gratis mobieltje dat bij een te betalen abonnement wordt geleverd. Zelfs graaidagen, waar je vijf minuten gratis mag winkelen, zullen niet tot de toonaangevende gratis economie behoren.
Bij al die handel moet je zelf nog de deur uit en in veel gevallen nog je portemonnee trekken om de gratis spulletjes te verwerven.

Chris Anderson stelt dat de virtuele economie een steeds grotere markt van gratis producten en diensten mogelijk maakt. De on-line markt kent veel lagere kosten dan een echte winkel en kan daarom goedkoop zaken aanbieden. Daarmee is het nog niet helemaal gratis.
Wat wel steeds vaker voorkomt is dat anderen betalen voor de zaken die jij gratis van inernet plukt. In het NRC noemt Anderson het gratis bellen met Skype als voorbeeld. Bellen van pc naar pc is gratis. Wie echter naar vaste en mobiele telefoons wil bellen, moet betalen. Degenen die dat doen, financieren het gratis bellen van pc naar pc.

Hoe dan ook: gratis is nooit echt kosteloos. Het gaat nog steeds om geld verdienen. Tenslotte moeten de betrokken werknemers wel brood op de plank hebben. Geld vertegenwoordigt de arbeid en de overhead zoals infrastructurele kosten, de organisatiekosten, belastingen en soms ook de hebzucht om er wat meer aan over te houden dan alleen de werkelijke waarde van een product.
Dat gaat vaak goed, regelmatig echter ook helemaal fout en heb je een crisis. In de vorm van bedrijven die kopje onder gaan in turbulent veranderende markten of wereldwijde crisissen, waarvan er een nu het inkomen van bedrijven en individuele mensen onzeker maakt.

Geld zodanig laten circuleren dat er geen ongelukken gebeuren, lijkt bijna onmogelijk. Waarom dan niet alles helemaal gratis gemaakt?
Pogingen daartoe bestaan al langere tijd. Bijvoorbeeld door lokale ruilmarkten op te zetten, zoals het
LETS-principe. Een poging die nauwelijks zoden aan de dijk zet, omdat ze ingebed blijven in een economie waar alles toch om betalen draait.

Alles gratis. Een idee dat ook onmogelijk lijkt. Vooral omdat niemand er in gelooft dat de bakker nog om vier uur 's ochtends zijn bed uitkomt, om ons dagelijks brood om negen uur in de winkel klaar te leggen.
Dat zou nog opgelost kunnen worden door dan maar zelf aan het bakken te slaan. Dat levert echter problemen op, die we ook niet willen. Heeft een chirurg dan nog wel tijd genoeg over om zijn kennis op peil te houden en heeft hij zijn hoofd er wel genoeg bij, als een operatie moet worden uitgevoerd? Voor dagelijks brood moet je namelijk wel aardig wat tijd besteden om aan meel te komen en het te kneden, in een bakblik te doen en er bij blijven om het op tijd uit de oven te halen.
Dat kan grotendeels met machines, maar hoe zit het dan met degenen die zulke machines moeten maken?

Alles gratis kan dus leiden tot een samenleving, waar niet langer in alle hedendaagse behoeften wordt voorzien, die ook nog eens aan de eisen van deze tijd moeten voldoen.
Tegelijkertijd zou je kunnen stellen dat als geld niet meer het smeermiddel van een goedraaiende samenleving is, er heel wat waarde overblijft, die nu verdwijnt in de machinerie die het geld circuleert.
Geen banken meer nodig, beurzen zijn overbodig, een aantal ingewikkelde marktmechanismen minder en een crisis wordt in ieder geval niet meer veroorzaakt door verkeerd beheer van dat geld.

Geld is dan ook niet meer een middel om je te onderscheiden van anderen. Het arm-rijk verschil wordt er niet langer door bepaald. Status wordt niet meer in geld uitgedrukt, maar zal op een andere manier tot stand moeten komen. Bijvoorbeeld door louter en alleen je bijdrage aan de samenleving?
Wat je doet, doe je gratis. De waardering staat niet op je bankrekening, maar komt van de voldoening iets geleverd te hebben, waar andere je dankbaar voor belonen in de vorm van de bijdragen die zij weer leveren.

Afslanken op de fiets

Afslanken op de fiets Een klein berichtje over een klein fabriekje dat nog kleiner moet worden omdat de vorig jaar in dienst getreden CEO zijn 'Change for Growth' realiseert. Groeien door te krimpen. Een bedrijfseconomisch foefje, dat menig werknemer zijn baan heeft gekost. De groei realiseer je bijvoorbeeld door bedrijven over te nemen, de krimp door meteen een paar man te ontslaan.

Het Barneveldse bedrijfje De Woerd, producent van fietsonderdelen is de klos. Bij bedrijven die last hebben van de kredietcrisis, lijkt het afstoten van personeel onafwendbaar. Zo gaat het slecht met de auto-industrie en dan vallen er ook klappen in de toeleverende bedrijven.
In de fietsenmakerij is dat echter niet het geval. Sterker nog, die sector lijkt helemaal
geen last te hebben van de economische tegenwind. Dus waarom zouden bedrijven die onderdelen leveren, dan gesaneerd moeten worden? Misschien omdat de fietsfabrikant al jaren steeds meer onderdelen uit lage lonen landen betrekt?

De werknemers en de vakbonden zien blijkbaar in dat daar niet tegen te concurreren valt en maken zich alleen nog hard voor een goede ontslagregeling. Ook al is het Barneveldse bedrijfje goed voor een omzet van 6 miljoen euro en hebben de aandeelhouders vorig jaar nog een leuke dividenduitkering gekregen.

Nou gaat het slechts om 38 werknemers. Daar gaan de werkloosheidstatistieken niet dramatisch van omhoog. Ik kan me voorstellen dat de overheid zich er niet druk over maakt. Die heeft de handen al vol aan het redden van sectoren die wel last hebben van de crisis.
De vraag of de bekende economische processen aan verandering toe zijn, zou niet alleen gesteld moeten worden als de crisis aan de deur klopt.

De overheid zou zich er ook stevig mee kunnen bemoeien als goed draaiende bedrijven personeel op straat zet. Het moet geen automatisme worden dat na overname er toch ontslagen vallen. Tenzij er een heel dringende reden voor is, maar dat zou een bedrijf dan eerst moeten aantonen bij minister Donner. Die doet al moeilijk bij noodlijdende bedrijven die werktijdverkorting aan vragen. Mag-ie nu dwars gaan liggen om ontslag te voorkomen.

We krimpen

We krimpen De economie, dat complexe proces dat vaak omschreven wordt als een verschijnsel dat een geheel eigen leven wenst te leiden, die economie krimpt. Tegenvaller voor het kabinet, die ondanks de malaise wel het goede voorbeeld geeft. Geen paniekerige, extra maatregelen. Bovendien: de reële overheidsuitgaven stegen in het eerste kwartaal van dit jaar.
De burger houdt echter de vinger op de knip. Huishoudens gaven 2,4 procent minder uit dan vorig jaar. Ze spaarden wel meer (meer info
bij het CBS). Er is dus wel geld, maar het staat vast. Is dat goed voor de economie?

Het lijkt wel of De Economie een voorschot neemt op de toekomst. Want er is nog veel meer krimp in aantocht. De bevolking krimpt. Natuurlijk is hiermee niet de lichaamslengte van de gemiddelde burger bedoeld. De groei daarvan stagneert en als je meerekent dat een mens wat kleiner wordt naar mate hij ouder wordt, is het totale netto resultaat dus krimp. Dat zal vast gevolgen hebben voor het volume in de woningbouw.

Het gaat echter over de aantallen burgers. De bevolking groeit nog wel, maar niet zo snel meer. Er zijn steeds minder kinderen, maar het aantal ouderen groeit. Ontgroening van de bevolking heet dat. Nu al zijn gevolgen van die ontwikkeling door heel het land merkbaar.
Bijna de helft (49%) van alle gemeenten hebben
met bevolkingskrimp te maken. Deze gemeenten moeten zich bezinnen op zaken als woningbouw, werkgelegenheid, onderwijs en het levendig houden van hun gebied. Zolang er landelijk nog wat groei is, niks aan de hand. Maar door het kleine aandeel jongeren en de vergrijzing zal het de beroepsbevolking sterk in aantal dalen. Ofwel: een steeds kleiner deel van de bevolking moet de economie draaiende houden. Om maar één van de gevolgen van bevolkingsdaling te noemen.

Het CBS denkt dat over een jaar of vijfentwintig de bevolkingsgroei zal stoppen en de totale bevolking zal afnemen. Koppel je dat aan de ontgroening of vergrijzingstrends dan kun je je voorstellen dat De Economie denkt: ho, wacht even, maar dan heeft het geen zin nog meer te groeien. Slim wel, die Economie.

Was dat maar waar. De economische krimp van nu heeft louter met die vermaledijde kredietcrisis te maken en niets met toekomstverwachtingen over de omvang en aard van de bevolking. Wie de touwtjes van de economie in handen heeft, moet daar wel rekening mee houden.
Een kleiner en overwegend ouder volk betekent niet dat er minder geproduceerd moet worden. Misschien wel, ook goed. Maar de productie zal zich vooral op de veranderingen in de bevolking moeten richten. Langer leven en meer ouderen zal ongetwijfeld tot meer behoefte aan allerlei vormen van zorg genreren.

De Economie zal zich dus moeten omscholen. Minder volumegroei van zeepjes en soepjes, meer groei van efficiënte zorggerelateerde producten. Minder groei van op jongeren gerichte producten, meer groei van producten die menselijke arbeid kunnen overnemen.

We krimpen. De vraag is nu: zal De Economie kiezen voor het vasthouden aan het dogmatische adagium groei, of valt de keuze op krimp?

De taart raakt op, meer taart!

De taart is op, meer taart!

Het komt wel vaker voor dat er taart wordt opgediend als deskundigen de economie begrijpelijk willen maken. De taart is een begrijpelijk model. Je kan er goed mee laten zien, dat als de taart op is er slechts wat kruimels over blijven. En stel dat je die ook nog onder alle liefhebbers wil verdelen, kom je voor heel ongemakkelijke keuzes te staan.

Strategieadviseur Jurriaan Pröpper presenteerde gisteren zijn boek over de onaangename keuzes waar we voor komen te staan als we slecht op de toekomst zijn voorbereid. In een interview met de Volkskrant waarschuwt hij dat de overheid een heilloze weg is ingeslagen, want “Wat de politiek, de overheid, doet is de bestaande taart almaar verdelen en herverdelen. En dat in steeds kleinere partjes“. Willen we ook in de toekomst welvaart en gelijke kansen voor iedereen, dan zal die taart groter moeten worden.
Over die taart wil Pröpper het eens uitvoerig over hebben. Het liefst in een publiek debat, want de politici zijn voor slechts vier jaar aangesteld en een probleem als de vergrijzing duurt wel wat langer.

Welke onaangename knopen moeten worden doorgehakt, volgens Pröpper?
De vergrijzing betekent dat er minder mensen aan het werk zullen zijn. Die moeten dus meer en langer werken, En ze zullen wat meer moeten verdienen, anders hebben we te weinig belastinginkomsten om goed onderwijs en goede zorg te garanderen. De inkomensverschillen zullen groter moeten worden. Denivellering, met als doel de nederlandse principes van gelijkwaardigheid overeind te houden. De vlaktaks zou een goed instrument zijn, naast een lagere belasting voor bedrijven die meer inkomen genereren. Zo hou je economie namelijk draaiende. Bedrijven houden dan meer over voor innovatie.

De overheid moet er voor zorgen dat de taart uit kan dijen. Dus “groei, ambitie en ondernemingszin stimuleren. Burgers niet langer als melkkoeien zien. Ruimte scheppen door een bevrijding en versimpeling van dichtgeregelde systemen, zoals belastingen, uitkeringen en onderwijs“.

Jurriaan Pröpper beseft dat niet iedereen het met zijn oplossingen eens zal zijn, maar wil daarom met zijn boek de discussie losweken, als “we er maar met zijn allen van overtuigd zijn dat wij onze gelijke kansen koste wat het kost moeten behouden“.
SER-voorzitter, Rinnooy Kan, is het grotendeels met hem eens, maar meent dat overheid en de sociale partners al
heel positief bezig zijn. Zo komt de arbeidsparticipatie, ook van ouderen, al aardig op gang. Ook een deel van de oplossing.

Bij Pröpper ligt de nadruk dus op werk als geldgenerator, belasting als fonds voor de collectieve verworvenheden en het bedrijfsleven als leverancier van groei en werkgelegenheid. Ofwel de principes waar onze economie al eeuwen op gebaseerd is.

We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat er een paar heftige problemen liggen, die alleen maar erger lijken te worden als we er niets aan doen. De vergrijzing zal tot een kleiner arbeidspotentieel leiden, de zorg wordt alsmaar duurder en willen nog beter onderwijs om iedereen betere kansen te geven, dan wordt ook dat bijna onbetaalbaar.

Pröpper heeft gelijk als hij stelt dat het huidige overheidsbeleid op de lange termijn een doodlopende weg is. Maar de overheid denkt al lang na over Pröpper's oplossingen. Soepeler ontslagrecht om een flexibeler arbeidsmarkt te creëren, doorwerken na je 65e, hogere pensioenen belastbaar maken en meer mensen aan het werk zien te krijgen (o.a. het participatiebeleid). En ook de vlaktaks lijkt steeds meer bespreekbaar te worden.

Veel verschil is er dus niet en in ieder geval zijn de parameters gelijk. Misschien moeten we eens af van de taart als symbool van ons soort economie. Een taart is lekker, maar wel een luxesymbool. Ik wil daarmee niet zeggen dat zorg en onderwijs luxe is. Wel dat er heel wat arbeidzame handen vrij komen als we wat overbodigheid verwijderen van de schaal met gebakjes.

Waarom een iPod en een mobiele telefoon optuigen met nieuwe gadgets, als met hetzelfde arbeidsvermogen er werk gemaakt kan worden van technologische voorzieningen in de zorg? Waarom geld steken in ruimtevaart, als met hetzelfde kapitaal innovaties voor de landbouw kunnen worden ontwikkeld? Waarom mensen opleiden tot strategieadviseurs, als voor hetzelfde geld er meer leerkrachten voor het onderwijs kunnen worden opgeleid?

Wordt het niet de hoogste tijd dat soort vragen nu eens serieus te nemen in de discussie? Er kan nog heel wat in prioriteiten worden geschoven, lijkt mij.

De MP als hoeder van onze geestelijke gezondheid

MP als hoeder onze geestelijke gezondheid Onze minister-president waakt over onze geestelijke gezondheid. Wij kunnen denken wat we willen maar “het is de taak van het kabinet om te voorkomen dat er een verkeerd beeld ontstaat. Dat zou een nadelig psychologisch effect hebben op burgers en bedrijven“.

Aldus de premier in de uitzending van Buitenhof, afgelopen zondag. Wie waanbeelden heeft over een instortende economie, wordt genezen door 's lands Meester Psycholoog.
De therapie? Horen, zien en zwijgen.

Horen. Na 100 dagen geluisterd te hebben naar het volk, volgde 583 dagen van oostindische doofheid, waarbij de 2e Kamer een aantal keren volledig werd genegeerd.

Zien. Dat beperkt zich tot de visie van het kabinet zelf. Die gaat de gesignaleerde problemen met vooral veel betutteling te lijf en is blind voor andere oplossingen.

Zwijgen. Het volk moet zwijgen. De MP gaf ons al eerder op onze donder, wegens een vermeend hoog klaaggehalte. Wie paniekaanvallen krijgt wegens de kredietcrisis, mag ophouden met jammeren, want de MP zegt dat het allemaal wel mee zal vallen. En wie wel eens wat meer wil weten over de steun aan de Irak-oorlog, krijgt van de MP te horen dat alles is al gezegd en meer gaat-ie niet vertellen ook.

Die aanpak helpt. De geestelijke gezondheidszorg is de laatste jaren sterk gegroeid, meldt het CBS. Drijven de geruststellende woorden van de MP het volk naar de rand van de waanzin? Mocht u daarover twijfelen (“is hij nou gek of ben ik het?”), dan kunt u er zeker van zijn: u bent het.

Vervoegt u zich bij uw lokale GGZ-instelling. Booming business is dat. Ik kan me voorstellen dat u het spoor bijster raakt als u eerst het zuur, dan het zoet en opnieuw het zuur als medicatie krijgt toegediend. Of dat u achter de geraniums lijdzaam moet afwachten wanneer het dan weer goed komt met de economie.

U maakt zich veel te druk. Dat leidt maar tot stress en gekke ideeën. Neem een voorbeeld aan uw MP. In alle rust leidt hij u door de woelige baren. Schipper naast God. Het gaat geestelijk een erg gezond jaar worden, want de MP gaat voorkomen dat we er verkeerde beelden op na houden.

Feiten en cijfers

Feiten en cijfers

Het CBS houdt dit land nauwlettend in de gaten en doet met grafieken en diagrammen verslag van de toestand in de polder. Feiten en cijfers. De statistieken der alledaagse werkelijkheid.
Vandaag presenteerde het CBS een heel wonderlijk rijtje. De beweeglijke grafieken van onze economie.

Het gaat goed, volgens de consumenten. Ze klagen wel steen en been, dat doen ze al jaren, maar nu klagen ze ineens wat minder. Het vertrouwen in de economie is licht gestegen, becijferde het CBS.

Het gaat slecht, vinden de industriële producenten. Het vertrouwen in de economie is onder het nulpunt gedaald. Men vreest dat de orders zullen uitblijven, constateerde het CBS.

Het gaat goed, menen de huishoudens. En om dat te bewijzen hebben ze meer uitgegeven aan goederen en diensten dan vorig jaar. De huishoudens worden wel wat kieskeuriger. Aan voedings- en genotsmiddelen geeft men minder uit, aan duurzame goederen weer wat meer.

Het gaat slecht somberen de zakelijke dienstverleners. Ze zijn niet zo tevreden over de orderontvangsten. Echter, in tegenstelling tot hun industriële collega's blikken ze wel hoopvol de toekomst in. Men verwacht de komende drie maanden weer een hogere omzet.

Het gaat goed volgens het CBS zelf, dat een aardige banengroei noteerde. Zakelijke dienstverlening, handel en de zorg boden meer banen, de industrie en de overheid deden nauwelijks mee.

Het gaat slecht, zegt datzelfde CBS. De conjunctuur is over de top heen. Nu geen golvende grafieken en diagrammen om het te staven, maar een speeltje waarmee je zelf kan zien hoe in de afgelopen jaren en maanden de economie grotendeels floreerde, maar verwachtingen en vertrouwen de schitterende economie een stuk doffer heeft gemaakt. Vijftien indicatoren zeggen hoe het er met de nederlandse conjunctuur voorstaat.

Het gaat goed, beweert opeens het CBS tegen haar eigen feiten en cijfers in. De economische groei nam in het tweede kwartaal van dit jaar met 3 procent toe. Er werd behoorlijk meer geproduceerd in de bouw en aardgas. Andere sectoren groeieden echter minder. Er werd wel flink geïnvesteerd.

Wat uit deze feiten en cijfers blijkt is dat je de economie net zo kunt meten als het weer. Het KNMI begon ooit naast de werkelijke temperaturen de gevoelstemperatuur weer te geven.
Het CBS doet hetzelfde. De harde cijfers over productie, import, export, consumentenbestedingen, werkgelegenheid, investeringen, kosten en prijzen, worden afgezet tegen het gevoel van consumenten en producenten.

Die laatste twee graadmeters worden meegenomen in het plaatje van de conjunctuur. Niet onlogisch. Neem opnieuw het weer. Als de gevoelstemperatuur een stuk kouder is dan de werkelijke, zouden de consumenten natuurlijk eerder behoefte hebben aan warme jassen sjaals en handschoenen.
In het economische klimaat vinden de consumenten het nog wel wat kil, maar toch een stukje warmer dan een maand of drie geleden. Wie er wat warmpjes bijzit, geeft ook wat makkelijker geld uit. Dus die wat hogere bestedingen van de huishoudens zijn daarmee verklaard.

Toch moet je oppassen met dat gevoel. Even kort door de bocht: als men in Groningen zich wat kouder voelt wegens een wat straf oostenwindje, kan dat van invloed zijn op de landelijke gevoelstemperatuur. Voor je het weet krijgen ze in Brabant de griep, terwijl het redelijk windluw was.

De sombere industriëlen en zakelijke dienstverleners zouden de stemming landelijk flink kunnen drukken. Echter, in deze zelfde maand berichtte het CBS ook dat we meer wijnboeren in ons land hebben (groei), de omzet in de computerbranche 10 procent hoger was dan vorig jaar (meer groei), de detailhandel 5,4 procent meer had omgezet (nog meer groei) en de export met 4 procent was toegenomen (en alweer meer groei).

Zonder groei geen gezonde economie, luidt het devies van ons stelsel. Als dat waar is, dan moet de depressiviteit van een paar sectoren natuurlijk niet de economische gevoelstemperatuur van heel het land omlaag jagen.

Tot nu toe is het wel gebruikelijk om andere factoren dan louter economische parameters mee te nemen om de conjunctuur te schetsen. Dat gaat dan wel om factoren die direct invloed hebben op de economie: klimaat, politiek, oorlogen, technologie en jawel, de psychologie van de consument.

Tenslotte maakt die uit of er veel of weinig wordt gekocht en dus even zoveel of weinig kan worden geproduceerd. Nou is dat een zeer betrekkelijk gegeven. Behalve dat producenten met behulp van reclame de consument “motiveren” en aan het kopen houden, blijkt een sombere consument zijn depressiviteit ook wel eens weg te willen kopen. Met lekker eten of een luxe hebbedingetje. Een depressieve consument koopt liever vandaag nog wat, want morgen kan het allemaal wel eens helemaal over zijn.

Een van optimisme blakende consument denkt wellicht dat zijn geld lekker groeit op de spaarrekening en zet hele bedragen vast. Ja, ook een consument denkt wel eens aan groei van zijn kapitaaltje. Zonde, want wat je daar al niet van kan kopen. En of een consument nou uit voorzichtig pessimisme of overmoedig optimisme zijn geld op de spaarrekening stort, het maakt niet uit.
De baas van De Nederlandse Bank zei eind 2004 al dat geld moet rollen om de economie springlevend te houden.
Niet potten, maar uitgeven dus.

Maar goed. Het CBS concludeert dat het wel even minder wordt met de algehele conjunctuur. Dat kan alleen maar kloppen als het duurzaam pessimisme van de consument wordt mee gemeten. De consument mag dan ietsjes vrolijker zijn gestemd, blijkbaar weegt dit minpunt zo zwaar, dat de plusjes van groeiende sectoren, dalende werkloosheid en stijgende investeringen teniet wordt gedaan.
Kortom: de conclusie van het CBS heeft evenveel gevoelswaarde als enkele van de door het CBS gemeten parameters.

De economie volgens het CBS: het is net het weer. Hebben ze in Amerika ook een CBS?
Wellicht zouden ze dan niet zo'n moeite doen de kredietcrisis te bezweren. Want de feiten en cijfers geven weer: het kan vriezen, het kan dooien.

Vrije jongens in crisis bijeen

Vrije jongesn in crisis bijeen De amerikaanse overheid wordt deelnemer in het deltaplan tegen de kredietcrisis.

Ik vind het opvallend dat de laatste ingreep her en der becommentarieerd wordt als zouden de amerikanen van hun vrije martkgeloof zijn gevallen.

Ik ben geen econoom, heb er de ballen verstand van dus alle reden om ook een duit in het zakje te doen:
Hier is geen sprake van staatsbemoeienis of een afscheid van het vrije markt denken.

Een paar jongens en meisjes hebben zich misdragen op het marktplein. En ja, als door hun wilde gedrag een kraampje omdondert, is de kans groot dat er meer meelazeren.
Zo is de markt nu eenmaal gebouwd. Allemaal vrije jongens, maar met stalen staanders en touwen aan elkaar verbonden.

De marktmeester kent ze allemaal. Sommigen zijn zelfs neefjes of aangetrouwde familieleden. Met sommigen heeft-ie zelfs op school gezeten. De markt is net een grote familie. Ons kent ons. Je verwerft niet makkelijk een standplaatsje in die gemeenschap, tenzij je aardig wat geld inbrengt.
Trouwens, de marktmeester heeft zelf een paar kraampjes op de markt staan, gerund door een paar vertrouwelingen.

De marktmeester is van het “laissez faire”-type. Loopt wat rond, babbelt eens hier, geeft een schouderklopje daar. Maar hij laat “zijn jongens” wel hun eigen gang gaan.
Als er dan rumoer op de markt is, steken de standhouders en de marktmeester de koppen bij elkaar. En degenen die het meest met elkaar verbonden zijn, door familiebanden of schoolverleden, smeden een plannetjes.

Het doel? Hoe kunnen ze hun markt overeind houden, zonder dat ze het zelf al te veel geld kost, want money makes the world go round en al die marktlui moeten er niet aan denken hun kraam op te moeten geven voor een baantje bij een baas, waar ze gecontroleerd worden door personeelszaken en de boekhouder.

De marktmeester zelf komt niet met een eigen oplossing, nee, gezamenlijk komen ze tot het besluit wie er van het marktplein verwijderd dient te worden wie mag blijven en ze verzinnen een constructie om de geleden schade op te vangen.

Wat zou er gebeurd zijn als de marktmeester had gezegd: jongens, jullie hebben er zelf een zootje van gemaakt, jullie lossen het maar helemaal zelf op?
Dan had je een stevige familieruzie gehad en de marktmeester zou zelfs het plein afgeschopt kunnen worden.

En dus voltrekt het wonder van het vrije marktdenken zich opnieuw. Rond de koffiekar warmt men de handen, maken wat afspraken, sluiten een dealtje en een slimmerd bedenkt waar ze nu weer het nodige geld vandaan zullen halen. Niet uit de eigen beurs natuurlijk.
“Misschien moeten jullie de boel hier eens heel anders opstellen”, roept een voorbijganger nog.
Maar die wordt aangekeken alsof-ie een lastige klant is. Hoort niet bij de familie, waar bemoeit die zich mee?

Ze lossen het onder elkaar wel op. Het lijkt wel een beetje op scènes uit bekende mafia-films. Familieleden die een beetje al te wild te keer zijn gegaan en de familie in gevaar lijken te brengen worden opgeruimd.
Een paar creatievelingen bedenken wat nieuwe kraampjes op de markt. Maar het basisprincipe van de familie blijft overeind.

Het interesseert ze verder niet wie de slachtoffers zijn en, voor zover die in leven blijven, hoe het met ze gaat.
Na wat pittige maatregelen gaat de familie weer over tot de orde van de dag: vrije jongens zijn.
De vrije markt, die verdwijnt niet zomaar. En het is een een gezellige boel. Uw daalder mag er dan een euro waard zijn, er gebeurt altijd wel wat.

Ontslagrondes

EK balDe bal is rond. Het spel is gespeeld, op naar de volgende ronde.
Het EK voetbal eindigt met
een ontslagronde. Maar liefst zeven bondscoaches zijn nu op zoek naar ander werk. Luis Aragones, de coach van het winnende team, stapt op. Van alle verliezers gaan zes coaches weg. Bijna de helft van alle deelnemende coaches.

Nou wisselen leidinggevende posities in het voetbal veel vaker van gezicht dan in de rest van de economie. Terwijl daar toch ook de euro rond is en het aantal ontslagrondes elkaar in een aardig tempo opvolgen. Maar die ontslagrondes betreffen veel vaker de spelers en zeer weinig de coaches.

Misschien zijn interim-managers nog het best te vergelijken met bondscoaches. Het enige verschil: interim-managers vertrekken met grotere ontslagpremies dan bondscoaches. Die laatsten hebben niet te klagen, hoor. Maar toch, de verschillen zijn al gauw goed voor het gezamenlijke salaris van de 150 werknemers die bij Organon weg moeten.

Nu wisselen leidinggevende posities in het voetbal bijna net zo vaak als in de politiek. EK's en WK's worden om de vier jaar gehouden. De bondscoaches krijgen dan de gelegenheid hun beleid, hun visie en strategie te presenteren.
Da's een zware klus en dat hou je hopoguit een paar rondes vol. Reden voor zes bondscaoches nu op te stappen. Slecht 1 vertrekt omdat de opdrachtgever niet tevreden is.

Kun je bondscaoches met minister-presidentjes vergelijken?
Wel als leiders van kabinetten. Ruud Lubbers heeft het behoorlijk lang volgehouden. Met drie teams is hij ruim 11 jaar aan de bal geweest. Goede tweede was Wim Kok: met twee teams hield hij het krap 8 jaar vol.
Balkenende is aan zijn vierde team toe. Zijn
eerste ploeg was een zootje. Slechts 86 dagen aan de bal, maar aan echt spelen kwam dat kabinet niet toe. Daarna ging het amoer beter. Vier teams coachen in iets meer dan 5 jaar is geen WK-prestatie.

Of Balkenende na de huidige ronde zal vertrekken, moeten we afwachten. Tot nu toe waren slecht samenwerkende teams geen reden voor hem zijn ontslag in te dienen.
Het huidige team heeft inmiddels al wat foute passes, buitenspelfouten en misverstanden in het samenspel gescoord. Het team kan lopen schutteren, maar Balkenende hoeft minder voor zijn positie te vrezen dan menig voetbalcoach dat in zulke gevallen moet doen.

Er staan ook geen grote supporterslegioenen klaar die zijn vertrek eisen. De oppercoach blijkt toch zo'n groot vertrouwen te hebben, dat menig bondscoach er wel jaloers op moet zijn.
We zullen het dus nog wel even met de huidig nationale coach moeten doen. Iemand enig idee voor hoe lang?

De economie naar de knoppen

Filevrij

Volgens de transportbranche zijn files schadelijk voor de economie. De files zijn met 25 procent toegenomen in de laatste vier jaar. In 2007 heeft dat een schadepost van 700 miljoen euro opgeleverd. De regering is welwillend dat probleem op te lossen. De kilometerheffing moet uitkomst bieden.

Nu is er een rapportje uitgelekt. De Volkskrant heeft informatie gekregen uit een vertrouwelijk rapport van het Centraal Planbureau, het Milieu en Natuur Planbureau en het Ruimtelijk Planbureau.

Kernpunt van het lek: als de belasting van personenauto's en motorrijwielen (de bpm) wordt opgenomen in de kilometerheffing, dan dreigt onze economie ten gronde te gaan. Hoe dat precies zit, vermeldt de Volkskrant niet.

De kilometerheffing moet in 2016 volledig zijn ingevoerd. De motorrijtuigenbelasting komt dan te vervallen. De transportbranche wil dat ook de bpm verdwijnt. Als die niet verdwijnt, zou het draagvlak voor de kilometerheffing wel eens te klein kunnen worden, zo stelt de branche. En dus wordt er stevig over onderhandeld. De planbureaus hebben tot taak de discussie met cijfers te voeden.

Nu hebben ze blijkbaar berekent dat als de bpm in de kilometerheffing wordt opgenomen, het autorijden zo duur wordt, dat menig burger de wagen zal laten staan. Dat zal de economie enkele belangrijke ritten schelen en het resultaat zal minder welvaart zijn. Aldus de planbureaus volgens de Volkskrant.

De verkeersminister Eurlings en de transportbranche zijn wel voor afschaffing van de bpm. De belastingsecretaris De Jager is er tegen. Die ziet zo'n 3, 2 miljoen inkomsten aan zijn neus voorbij gaan, als de bpm verdwijnt. De planbureau's lijken dus op de lijn van De Jager te zitten: minder belasting is slecht voor de economie?

Maar, de planbureaus hebben het niet over het volledig verdwijnen van de bpm. Men heeft het over het versleutelen van de bpm in de kilometerheffing. Waarom zou dat schadelijk zijn voor de economie? De kilometerheffing vervangt de motorrijtuigenbelasting en de weggebruiker betaalt voor werkelijk gereden meters.

De bpm staat los van dat alles. Je betaalt het bij de aanschaf van een voertuig. Het huidige bpm-tarief is 42,3 procent van de aanschafwaarde voor een personenauto. Dat tarief wordt tot juli 2010 stapsgewijs verlaagd tot 25 procent.
Hoe milieuvriendelijker het vehikel is, hoe lager de belasting. Wie een dieselauto koopt, die helemaal geen roet uitstoot, betaalt 900 euro minder bpm. De schoonste personenauto levert 1400 euro korting op, de vuilste auto kost je 1600 euro extra.

Dus samengevat: de bpm wordt over twee jaar 17,3 procent lager dan nu en wie schoon rijdt spaart zijn portemonnee.
Als de bpm onderdeel wordt van de kilometerheffing kan de burgers dus op twee manieren zijn budget sparen: minder en schoner rijden.

Waarom dan overheveling van de bpm naar de kilometerheffing schadelijk kan zijn voor de economie is mij een raadsel. Nu werken er bij die planbureaus economen met een diploma, dus wie ben ik om hun conclusie in twijfel te trekken?
Ik ga er maar vanuit dat de Volkskrant onvolledige informatie doorspeelt, in de haast hun scoop naar buiten te brengen.
Of willen de planbureau's minister Eurlings pootje haken?

Twaalf ambachten, dertien ongelukken

BeroepskeuzeDe arbeidsmarkt heeft behoefte aan een betere begeleiding van leerlingen in het voortgezet onderwijs bij het maken van een studie- of beroepskeuze. Dat stelt de RWI (Raad voor werk en inkomen) in een advies aan het onderwijs en het kabinet.
De overload aan beroepskeuzetests, studiewijzers, stages in alle soorten en maten en open dagen bij scholen en bedrijven zijn kennelijk niet genoeg. De adviesraad wil betere resultaten, zodat minder mensen afhaken tijdens vervolgstudie of bij hun eerste baan. De arbeidsmarkt heeft daar behoefte aan.

Twee opmerkingen:
1. Een markt is toch een vraag-en aanbodplein? Op een arbeidsmarkt wordt dus werk aangeboden en werk gezocht. De aanbieders blijken dus behoefte te hebben aan werkvolk dat meer duurzame keuzes maakt.
Dat kan. Maar nergens meldt de RWI iets over de behoeften van de werkzoekenden. De oorzaken van onafgemaakte keuzes wordt eenzijdig op het bordje van de zoekende partij gelegd. Men zou slecht voorgelicht zijn en daardoor wankelmoedige keuzes maken. Of het onderwijs en het kabinet dat maar eventjes aan wil pakken. De RWI gelooft stellig in de maakbaarheid van keuzes.
De RWI heeft niet de moeite genomen grondig te onderzoeken wat de effecten zijn van het aanbiedende deel van de arbeidsmarkt. Om te beginnen zou er wel eens een overdaad aan keuzes zijn en dat maakt kiezen lastiger. Meer voorlichting over al die keuzes geeft een grotere hoeveelheid informatie, maar zal niet vanzelfsprekend tot betere, duurzamere keuzes leiden.

Met het aanbod op de arbeidsmarkt gaat het ook regelmatig mis. Hoe vaak is het niet voorgekomen dat bepaalde studies of opleidingen populair waren en na behalen van een diploma er ineens niet zoveel werk bleek te zijn?
De afstemming tussen opleiding en werkgelegenheid valt nooit helemaal goed te krijgen. Om dat louter en alleen in de schoenen van het onderwijs te schuiven lijkt me niet terecht. Het onderwijs kan nooit de veranderingen in de economie voor zijn.

2. Keuzes worden niet alleen beïnvloed door meer informatie of betere begeleiding. Zo kan er wel degelijk een juiste keuze zijn gemaakt, maar vallen collega's, werkplek of salaris en loopbaanontwikkeling zo tegen dat snel een andere keuze wordt gemaakt.
De RWI zou kunnen weten wat mensen belangrijk vinden aan een baan. Onderzoeken genoeg die aantonen dat heel persoonlijke waarden doorslaggevender zijn, dan puur zakelijke waarden.
De raad adviseert echter niet dat het bedrijfsleven daar eens werk van maakt, zodat ze hun werknemers wat langer behouden.

Het is een advies dat past bij de waan van de dag. Men heeft moeite aan goed en passend werkvolk te komen. Dat ligt niet aan de keuzes van dat volk, maar aan de veranderende economie. Toen men wel meer dan genoeg mensen kon krijgen, stond het motto 'een flexibele arbeidsmarkt' hoog in het vaandel. Mensen werden gestimuleerd makkelijker van baan te wisselen.
Nu wordt om meer vasthoudender keuzes gevraagd. De maakbaarheid van die keuzes, heeft sterk het karakter van een eenrichtingsweg. Het advies van de RWI plaveit daarmee een doodlopende weg.