Categoriearchief: Codes

Vroeger was internet beter

Vroeger was internet beter

Vroeger had je wel eens een vervelende postbode. Zo'n type met en heel eigen gevoel voor humor. Gooide je post door de brievenbus, gevolgd door de inhoud van zijn blaas. Of zo'n grapjas die uit De Lach gescheurde blaadjes bij je post deed.
En als je de telefoon opnam, kon er wel eens een hijger aan de lijn hangen of een stel vervelende pubers die rare mopjes of scheldwoorden door de hoorn toeterden.

Ging je ergens informatie halen, bijvoorbeeld een boek uit de bibliotheek of je had vragen over je spaarrekening, dan moest je helemaal naar een of ander loket, waar je dan wel keurig te woord werd gestaan en precies de informatie kreeg, waar je naar verlangde. Er was wel eens een lollige lokettist, die de service eindigde met “mag het ietsjes meer zijn?”, alsof je bij de slager was.

Al die dingen kwamen voor, maar zo weinig dat het niet in je hoofd opkwam de regering te verzoeken hier nou eens krachtige maatregelen tegen te treffen.
Dat is vandaag dus anders. Niet alleen kan je ongewenst materiaal in je mailbox en op je mobiele telefoon binnen krijgen, zoek je op internet iets op, kun je niet alleen op verkeerde sites terecht komen, ze jatten je inloggegevens en hacken je zoekopdrachten, waarna je pc worldwide bekend staat als “besmette pc”.

Firewalls besparen een hoop ellende, maar het dagelijks internetten wordt er niet leuker mee. Het zoeken gaat trager en soms vraagt de firewall iets waar je niets van weet. Of ik zus-en-zo ip-adres vertrouw? Weet ik veel! Wat is dat en hoe weet ik of dat adres te vertrouwen is?

Internet mag dan veel zaken leuker en gemakkelijker hebben gemaakt, de wereld is veel onveiliger geworden. De hoeveelheid spam, virussen, hack- en phisingaanvallen is zo groot, dat het wel lijkt of er tegenwoordig meer grapjassen zijn, dan vroeger. Die enkele zeikerige postbode, hijgende puber of lollige lokettist kende je op den duur wel en je ontwikkelde daar zo je eigen maatregelen tegen.

Nu is het niet bij te houden. En zo wordt inmiddels mijn mailadres voor spamdoeleinden gebruikt en is de url van dit weblog in Google ook te vinden boven een link naar een russische pornosite. Een klacht bij Google resulteert in een mail, waarin ik vriendelijk word bedankt voor de tip. Die malafide site blijft echter on-line. En hoe ik er achter kan komen wie mijn mailadres misbruikt, geen idee. Daar heb je hogere internetschool voor nodig en daar heb ik de tijd, noch de hersens voor.

De diverse internetbeveiligers zeggen hun best te doen, maar roepen tegelijkertijd dat veel gebruikers zelf onveilig internetten, mailen en hun inloggegevens te makkelijk prijs geven. Natuurlijk, vroeger moest je ook op je hoede zijn voor die ene postbode. Maar om nu elke dag, thuis en op werk, de hele tijd in staat van paraatheid te zijn, maakt dat je laatste restjes vertrouwen in de mensheid nog sneller als sneeuw voor de zon wegsmelten dan de hele global warming de poolkappen doet slinken.

De meest doeltreffende maatregel is geen gebruik te maken van al dat digitale spul. Net zo als je het milieu het beste dient door geen auto te rijden of met het vliegtuig op vakantie te gaan. Die 1,2 miljoen nederlanders die geen internet gebruiken hebben misschien groot gelijk.
Zelfs al heb je de beste beveiligsoftware, de leverancier loopt toch achter de meest actuele feiten aan. En het beste spul kost ook een lieve duit. Maar goed, er is niets op de wereld of er zitten ook onveilige kanten aan. Daar moet je mee leren leven, zegt het cliché.

Wat ik me wel afvraag: waar komt die giga hoeveelheid cybercrime en digitale pesterijen vandaan? Die omvang kan toch niet door een klein clubje digi-nerds veroorzaakt worden? Zouden er ondertussen echt miljoenen mensen worldwide bezig zijn het internet te verzieken? Mijn wantrouwen is inmiddels zo groot, dat ik zelfs de beveiligers er van verdenk rotzooi door de kabels te sturen, om ons aan het lijntje te houden.

Nee, vroeger was internet beter, want die had je toen nog niet.

Burger heeft geen behoefte aan normen- waarde catalogus

Burger geen behoefte aan normen- waarde catalogus

De normen- en waarden catalogus, ideetje van de ChristenUnie en nu in voorbereiding door de ambtenaren van Guusje ter Horst, heeft eigenlijk geen zin, omdat de meeste burgers al hele goede burgers zijn.

Dat zouden ze op Binnenlandse Zaken ook moeten weten, want het ministerie heeft een onderzoek laten doen naar de behoeften van het volk betreffende een code voor goed burgerschap. Volgens BN/De Stem toont het onderzoek aan dat bijna iedereen zich al een voorbeeldige burger vindt. Bovendien vinden de meeste ondervraagden dat zo'n gedragscode er alleen moet komen als de burger daar zelf om vraagt en niet als die van hogerhand wordt opgelegd.
Het weblog Sargasso had dat goed voorzien en ondernam een initiatief waar de burgers
zelf invulling konden geven aan hun burgerwaarden catalogus.

Opzienbarende conclusies? Nee. Hoewel menig burger zich van alles en nog wat laten aanleunen en dus verwacht mag worden dat ook de normen- en waarden catalogus als ongevraagd reclame drukwerk geconsumeerd zal worden, overtreedt diezelfde burger regelmatig allerlei wetten als ze dat zo uitkomt.
Die ambivalente houding zou bovenaan kunnen staan in een catalogus van trotse kenmerken die dit land karakteriseren. Conformisme en non-conformisme, braafheid en dwarsheid, meegaandheid en opstandigheid hebben altijd naaste elkaar bestaan. De onenigheid die dat soms oplevert vinden we terug in opiniepolls, publieksdebatten en de reactievelden op webforums en weblogs. Maar zelden wordt het nog op straat ten toongespreid. Het zijn de 70'er en 80'er jaren niet!

Moet het kabinet zich wat aantrekken van die conclusies? Nee. Dat zou een onverwachte en schokkende beleidsbreuk zijn en dat zou weer een nog groter wantrouwen in “de politiek” tot gevolg hebben, dan tot nu toe in diverse statistieken is aangegeven. Hooguit zou het kabinet meer rekening moeten houden met de volksaard. Jan Klaassens zijn we. Regelmatig in conflict met het blauw op straat, maar vooral rekkelijk braaf.

Bovendien, als het kabinet alle meningen van het volk over zou nemen en dat tot regulier beleid zou maken, dan maakt het zichzelf overbodig. Zou u dat willen?

Spreek recht wat krom is

Spreek recht wat krom is Wel eens werknemers de straat op zien gaan voor minder salaris? Arbeidsonrust komt toch al niet zoveel voor, hoewel het onder Balkenende's kabinetten wel is toegenomen (zie dit artikel hier). En dat beetje opstandigheid betrof vooral de cao-onderhandelingen, ofwel eisen voor meer loon. Maar grote werknemersacties met eisen betreffende de topsalarissen, het ontslagrecht en de pensioenen (vergrijzing) hebben we nog niet op straat gezien (zie ook dit artikel).

Om te voorkomen dat we met een historische noviteit te maken krijgen en arbeiders de straat opgaan om minder (top)salarissen te eisen, maakt het kabinet werk van een grotere invloed van de ondernemingsraden bij beursgenoteerde bedrijven.

Op grond van een SER-advies krijgen die raden spreekrecht tijdens aandeelhoudersvergaderingen. De arbeiders mogen kenbaar maken wat ze vinden van benoemingen, ontslagen en beloningen van commissarissen en bestuurders. De aandeelhoudersvergadering is niet verplicht de standpunten van de OR over te nemen.

De vakbonden FNV en CNV zullen dus naar andere middelen moeten zoeken om hun grieven over de laatste voorstellen van de commissie Frijns opgenomen te zien in de Corporate Governance Code (Code Tabaksblat). De OR-leden, meestal vakbondsleden, krijgen spreekrecht dat nergens toe hoeft te leiden.Het

CNV meent dat Frijns ” volstrekt onvoldoende aandacht besteedt aan de positie van werknemers. Deze moet worden versterkt onder andere door meer invloed op de Raad van Commissarissen. Met de Wet op de Ondernemingsraden alleen zijn we er niet”.

Sinds 1 september 2006 zijn bedrijven wel verplicht het beloningsbeleid met de OR te bespreken (Wet Harrewijn), maar een onderzoekje van Schouten & Nelissen bracht aan het licht dat het bij driekwart van de ondernemingsraden maar niet aan de orde komt. Al

in februari dit jaar, werd duidelijk dat de SER een grondige versterking van medezeggenschapregelingen bij beursgenoteerde bedrijven absoluut niet nodig vond. Het enquêterecht van aandeelhouders is meer dan voldoende en bij multinationale bedrijven zou meer werknemersinmenging er toe kunnen leiden dat ze geen zin meer hebben hun bedrijven hier te vestigen. Dat moeten we niet willen, zegt de SER. Het kabinet denkt er blijkbaar net zo over, want het heeft inmiddels het SER-advies doorgestuurd naar de Raad van State.

Spreekrecht is toch wat anders dan een vinger in de pap. Tenzij de OR spreekt van mogelijke maatregelen op de werkvloer als de geachte aandeelhouders ideeën van de werknemers weigeren over te nemen. Maar dat is dreigen met arbeidsonrust en voor je het weet willen de aandeelhouders de zaak van de hand doen.

Waarom de OR, als wettelijke vertegenwoordiger van de werkvloer, niet als even gelijkwaardige partner in het bedrijfsbestuur opgenomen? Spreekrecht, medezeggenschap, het zijn de instrumenten der repressieve tolerantie die uit de kast werden gehaald als reactie op allerlei onrust in de 60'er en 70'er jaren. Tot op vandaag de dag worden die instrumenten verkocht als versterking van democratische processen. Aan daadwerkelijk meebeslissen is de democratie nog niet toe. De vraag is dan over wiens democratie je het hebt.

Zolang beslissingsrecht niet aan de orde is, zullen we alleen met spreken zaken recht zien te kletsen die krom zijn. Lukt dat niet, dan blijf je maatschappelijke onrust houden.

Tweede Kamer stopt taalgebruik

Tweede Kamer stopt taalgebruik In Trouw staat een fraaie zin: “Een Kamermeerderheid denkt na over een 'morele code' om het taalgebruik in de Kamer een halt toe te roepen”.
Het taalgebruik te stoppen? Wat een oplossing! Gerdi Verbeet wil helder taalgebruik, zodat iedereen een Kamerdebat kan volgen, de SP wil verhullend taalgebruik weren, de SGP wilde bepaalde woorden uit de notulen schrappen en Johan Remkes (VVD) heeft in een brief opgeroepen tot codificering van het Reglement van Orde.

De vergissing in Trouw is eigenlijk een meesterlijke vondst om al die problemen in één klap van tafel te vegen. Meer dan twee regels hoeft die code niet te bevatten.
1. Als een politicus niet aan kan tonen dat zijn informatie 100 procent juist is: hij of zij doet er het zwijgen toe.
2. Als een politicus er ook niet zeker van is of een bepaald term wel door iedereen begrepen zal worden: spreek alleen als een begrijpelijke term voorhanden is.

De eerste regel lost het grootste deel van de parlementaire taalproblemen al op. Een minister zal de Kamer volledig en met de juiste feiten de aanwezigen moeten inlichten en geen kamerlid zal nog genoodzaakt zijn de bewindsman- of vrouw voor leugenaar uit te maken. Mocht iemand desondanks menen dat een minister een tekort aan verstandelijke vermogens heeft, dan is een simpel attestje van een psychiater voldoende om dat te bewijzen.

Ontbreekt het aan zulke bewijslast dan moet die uitlating juist niet uit de notulen worden geschrapt. Daarmee zou het bewijs van het onvermogen van betreffend kamerlid weggemoffeld worden. Een kabinetslid of een parlementariër, die bij herhaling de juistheid van zijn of haar woorden niet kan aantonen, kan wegens misleiding uit de functie worden ontheven.

De tweede regel is wat lastiger. Probeer maar eens vakjargon te vermijden en toch de spreektijd binnen de perken te houden. Maar als elke politicus wat vaker het woordenboek hanteert om begrijpelijke synoniemen op te zoeken, kunnen ze een heel eind komen.

Voorstanders van het vrije woord menen dat in de Kamer alles gezegd moet kunnen worden. Liefhebbers van de felle polemiek zijn bang dat beperkende codes het debat vreselijk saai zullen maken.
Natuurlijk maakt een leuke kwinkslag en een gevatte sneer het voor het publiek aantrekkelijker een debat te volgen. Alleen: wie moet er dan oordelen of de ironie ook inhoudelijk van toepassing is? Dat lijkt mij een iets te zware taak voor de Kamervoorzitter. Die moet toch al oppassen niet op alle slakken zout te leggen, anders zal haar snel verweten worden de democratie de mond te snoeren.

Misschien is het beter het maar te laten zoals het is. Een kamerlid die in schelden vervalt, diskwalificeert zichzelf. Het mag even leuk lijken, maar als de volksvertegenwoordiger daar in volhardt, zullen steeds minder mensen hem of haar serieus nemen.
Zo zal het ook de politicus vergaan die het met de waarheid niet zo nauw neemt. De Kamerleden zullen dan wel hun werk meer dan goed moeten doen. Dat zal soms wat tijd kosten, maar er zijn genoeg nachtelijke overuurtjes bekend waar zelf hele kabinetten sneuvelden, omdat de Kamer het onderste uit de kan eiste.

Dat is dan het ergste wat er kan gebeuren. Niemand hoeft te vrezen voor hardhandige taferelen, die bekend zijn van parlementen in Azië of Spanje. Of zou Johan Remkes wel bang zijn dat het debat in de polder ooit zo uit de hand zal lopen, als zijn VVD-collega Aproot de christelijke partijen weer eens van taliban-praktijken zal beschuldigen?

De maat nemen

De maat nemen Deze week is het dus een drukte aan dialogen. De 2e Kamer gaat de dialoog aan met de bewindslieden van Justitie en volgens een aantal partijen moet de zwaarte van straffen het onderwerp van gesprek worden.

De VVD wil een aantal delicten zwaarder bestraffen, met name kindermisbruik mag twee keer zo zwaar worden bestraft.
De PvdA wil het voorwaardelijke deel van een straf verlengen. Zo zou justitie meer tijd hebben een delinquent na de feitelijke straf te volgen en toezicht kunnen houden op gedragsverandering.
Het CDA wil een onderzoek naar straffen in andere landen. Als de strafmaat lager ligt dan in andere Europese landen en de V.S. dan moet Nederland de zaak gelijk trekken, ofwel ook een hogere strafmaat gaan hanteren.

Hirsch Ballin en zijn collega's zullen zich ongetwijfeld verweren, door te verwijzen naar de plannen om van straf en nazorg één samenhangend geheel te maken. Doel is natuurlijk de criminaliteit terug te dringen. Het is tamelijk frustrerend boeven te vangen, ze in het gevang te gooien en ze even later weer voor de rechter terug te zien. Het huidige stelsel werkt blijkbaar nog steeds als een draaideur, waar te veel wetsovertreders hun weg door vinden.

Hoewel ik meen dat geen enkele maatregel er toe zal leiden dat elke burger ook een brave burger zal zijn, hoop ik dat het zwaartepunt van het debat op dat thema “straf en nazorg” zal liggen. Met andere woorden: focus niet zozeer op het begrip “zwaarte” maar op de aard van de straf.

De vraag blijft of we ooit een consensus zullen bereiken over de lengte van gevangenisstraffen, wanneer je taakstraffen of zware boetes of pittige detentie moet toepassen en welke straffen over die ene kam van onrustgevoelens in de samenleving moeten worden geschoren.

De Raad voor de Rechtsspraak vindt dat we een heel redelijk stelsel hebben en helemaal niet te licht straffen. De Raad is niet te beroerd dat ook uit te leggen. De Raad meent dat we hier op maat straffen: “de meest toepasselijke straf voor de concrete situatie”.

Het is prima om uit te leggen hoe er wordt gestraft, want daar blijken nog al eens misverstanden over te zijn. Zo denkt een deel der natie dat “levenslang” hier helemaal niet levenslang is. De werkelijkheid is dat juist Nederland daar strenger in is dan landen om ons heen. Levenslang wordt naar de letter toegepast. Hooguit kan de minister van Justitie na 20 jaar een gratie overwegen, maar dat is hier de laatste 63 jaar slechts twee keer toegepast.

Ondertussen nemen de levenslange straffen aardig toe. In de periode na 1945 zijn er 38 levenslange straffen uitgedeeld, waarvan 25 na 2000.
Wat celstraffen betreft doet Nederland het, in internationaal verband, “niet slecht”. Het staat op de 10e plaats wat betreft veroordelingen, op de 12e plaats als het gaat om het aantal gevangenen en haalt de 10e plaats met gevangen in voorarrest (Gegevens worden bijgehouden door het
European Sourcebook, zie ook deze excelsheet). De aantallen stijgen alleen maar.

Dat moet voldoende reden zijn vooral te debatteren over het plan van aanpak dat Hirsch Ballin en Albayrak in gedachten hebben.
Een misschien wat lichte vergelijking, maar ik ben er van overtuigd dat de strafaanpak die ik vroeger op school mocht genieten, zijn vruchten geeft afgeworpen.
Als je wat uitvrat dan was het strafregels schrijven of wat uurtjes nablijven. Net als je dacht dat het daarmee was afgedaan, moest je met de meester aan tafel zitten en die ging een dialoog aan over je gedrag.

De meesters die ik heb gehad hebben dat heel kundig gedaan. Want het waren heel zinnige gesprekken en het gevoel twee keer zo zwaar gestraft te worden omdat je ook nog eens dat babbeltje aan moest gaan, verdween snel. Mijn meesters waren niet zo moraliserend, maar hielpen je inzien dat er leukere dingen zijn om je mee bezig te houden.

Hopelijk kan men deze week in de dialoog over schuld en boete, zich losmaken uit de boeien van straf alleen en durft men andere wegen te zoeken.

Met een sms'je uit de ouderlijke macht

Met een sms'je uit de ouderlijke macht

Kinderen zijn duur. Dat is sinds mensenheugenis al zo. Vooral op zeer jonge leeftijd zijn ze niet erg rendabel. Er gaat meer geld in, dan ze opleveren. Na afschaffing van de kinderarbeid is de rendabiliteit van kinderen helemaal tot een dieptepunt gezakt.

Niet erg. Kinderen moeten in alle vrijheid kunnen opgroeien, zonder te worden gehinderd door de dagelijkse verplichting het brood op de plank te genereren. Voor de ouders een hele klus en nu de Staat op hun vingers zit te kijken of ze het kroost wel goed opvoeden, ook nog eens een linke klus. Er hoeft maar iets te gebeuren of ouders worden uit de ouderlijke macht gezet.
Het kabinet wil de wet
zo oprekken dat het simpeler wordt kinderen onder toezicht van de Staat te stellen. Onder andere door ook bij relatief lichte problemen de ouders hun gezag te ontnemen.

De wet is de grootste gedragscode die we kennen, maar voldoet niet altijd aan de eisen van een veranderende maatschappij. Dat is lastig voor de overheid. Moet je nou bij elk wissewasje de wet veranderen? Voor je het weet hebben een wetboek, voorzien van wijzigingen, aanhangsels en toevoegingen, zo groot dat het zelfs digitaal niet meer is op te slaan.
Bovendien heeft dit kabinet de vermindering van regeldruk hoog in het vaandel staan. De oplossing is gevonden in een scala aan gedragscodes. Geen wettelijke verplichtingen, maar “gedragssturende” richtlijnen. Ze worden in de samenleving gedumpt, met het vriendelijke doch nadrukkelijke verzoek dat iedereen zelf de verantwoordelijkheid neemt zich er aan te houden.

Hoe zoiets werkt, bleek vorige week. Staatssecretaris Heemskerk (Economische Zaken) vindt het niet nodig dat de ouderlijke handtekening vereist is als kinderen een abonnement op een sms-dienst nemen. Hij wacht liever af of de dit voorjaar gelanceerde gedragscode goed gaat uitpakken. Een wetswijziging vindt hij veel te ingewikkeld.

Blijkbaar is het zo dat het ouderlijk gezag zo zijn wettelijke beperkingen kent. Waar bij de meeste financiële transacties die minderjarigen willen afsluiten de handtekening van pa en ma nodig is, geldt dat dus niet voor een sms-abonnement.
Dat hiaat zou met één pennenstreek geregeld kunnen worden, maar het kabinet vindt dat dus veel ingewikkelder dan het opstellen van een gedragscode, het openen van een klachtenloket, een strengere sms reclamecode en het instellen van
een sms-filter.

Het werkt allemaal nog niet perfect, maar geef het een kans, zegt staatssecretaris Heemskerk.
De gezinnen die nu nog tegen schulden aanlopen ten gevolge van onduidelijke of misleidende ringtone en sms-reclames, kunnen altijd gered worden door het Rouvoet-buro. Als kinderen zo duur worden dat de ouders moeite krijgen de opvoeding te bekostigen, dan zet je ze uit de ouderlijke macht. Hadden ze maar 24 uur per dag hun kids in de gaten moeten houden. Dan hadden ze kunnen voorkomen dat zoontje of dochter achteloos een sms-abonnementje aanschaft.

Da's veel makkelijker dan dat sms-dienstverleners eerst de handtekening van die ouders moeten ophalen. Feitelijk zijn nu de ouders gedeeltelijk uit hun ouderlijke macht gezet, dankzij dit hiaat in de wetgeving.

Kabinet negeert 2e Kamer voor nieuwe grondwet

Een nieuwe grondwet Zeer tegen de zin van de gehele oppositie in de 2e Kamer zet het kabinet de procedure voort om een staatscommissie te benoemen die adviezen over een Grondwetsherziening moet formuleren.

De geldende versie van de grondwet bestaat 25 jaar. In 1983 werd de uit 1814 stammende wet, na talrijke eerdere wijzigingen, in zijn geheel op de korrel genomen en flink gewijzigd. Niet genoeg blijkbaar want na 1983 werden er nog vijf keer aanpassingen gedaan. De laatste in 2003.

Die 25e verjaardag was aanleiding voor minister Ter Horst het document eens tegen het licht te houden. En wat zag ze? Te oubollige teksten, weinig toegankelijke passages. Een onderzoek had ook nog eens uitgewezen dat de grondwet amper bekend is bij het volk. Dat was allemaal reden genoeg, vond Ter Horst, om de grondwet eens flink te veranderen. Ideetjes had ze wel: een inleidende tekst die het volk er op kan wijzen welke perspectieven de grondwet biedt, een aantal kenmerkende normen en waarden van onze staatsinrichting, rechtsorde en identiteit en vastleggen dat Amsterdam de hoofstad is en Den Haag de hofstad.

CDA, CU en PvdA zien er wel wat in. Het CDA vindt het een mooie gelegenheid de nederlandse taal in de grondwet op te nemen.
De oppositie wil eerst wel eens stevig debatteren over de kwestie, voor een staatscommissie aan het werk wordt gezet.

In augustus was ook de Raad van State uiterst kritisch over de hervormingsgezindheid van het kabinet. De Raad vond dat het kabinet wel wat duidelijker mocht zijn over wat er nou precies allemaal mis is met de grondwet. Het kabinet had wat problemen aangetroffen, zo stelde de Raad, maar amper aangegeven welke problemen dat precies zijn. Stel dat eerst maar vast, voor er weer een peperdure commissie gaat brainstormen.

Ter Horst vind dat de in juli geformuleerde uitgangspunten meer dan genoeg zijn:
– een toegangkelijker tekst die vooral inspirerend moet zijn
– de herzieningsprocedure moet onder de loep worden genomen (doel: de grondwet moet niet al te makkelijk gewijzigd kunnen worden)
– er zou wellicht iets over de digitalisering van de samenleving in de grondwet moeten komen en nog wat moderniseringen.

Opvallende wens: de plaats van politieke partijen moet in de grondwet worden geregeld.
Ik ben zeer benieuwd wat het kabinet zich daar bij voorstelt. Begin deze maand
vroeg de Kamer (op de regeringspartijen na) aan de ministers Ter Horst en Hirsch Ballin eerst nog eens goed na te denken alvorens die staatscommissie te benoemen. De oppositie ziet liever dat een poging tot grondwetswijziging door het gehele parlement wordt ondersteund en niet alleen door de regeringspartijen.

Nu jaagt Ter Horst dus de kogel door de kerk. Daarmee verklaart de minister indirect dat de staatscommissie het niet in haar hoofd moet halen de rol van politieke partijen al te belangrijk te maken in de nieuwe grondwet. Haar opvolgers zouden dan te veel moeite krijgen de volgende grondwetswijzigingen er door te jassen.

Minister Verburg wendt 2e Bollencrisis af

Bollencrisis II afgewend

Net als de beurzen weer wat opleven en hypotheek-, creditcardcrisissen en vermogenscrisissen bij lagere overheden het ergste wel hebben gehad, dreigt er ineens een heel andere crisis. De bollencrisis. De tweede in de vaderlandse geschiedenis.

Het fraaie weblog Sargasso gaf in hun Waan van de Dag een leuke link door over de eerste tulpenbollencrisis (17e eeuw).
De tulpenbol was in die dagen een noviteit waar veel mensen wel geld in zagen en avontuurlijk speculeren leidde tot een ware crisis. De overheid moest hard ingrijpen. Je zou denken dat men wel een lesje had geleerd.

De voorzitter van de Land- en Tuinbouw Organisaties (LTO) en SER-lid Albert-Jan Maat werd afgelopen zaterdag hier geciteerd. De SER besprak de krediet crisis en de heer Maat sprak de gedenkwaardige woorden: “Gek dat terwijl de landbouw überhaupt geen giftige producten op de markt mag brengen, de financiële sector dit de afgelopen jaren aan de lopende band deed. Hoe kunnen we de financiële sector enig moraal bijbrengen?

Tuurlijk, hij herinnerde zich die 17e eeuwse crisis nog maar al te goed. En wie herinnert zich dat ook nog? Onze landbouwminister Gerda Verburg.

Zij verdedigt onze bollenteelt. De Hollandse bol dreigt te vallen, ten onder te gaan aan Europese regels tegen het gebruik van middelen die de bollen moeten beschermen tegen ongedierte en ziektes.
Tulpenkwekers vrezen aan de grond te raken. Omdat ze de tot nu toe gebruikelijke middelen niet meer mogen gebruiken.

De landbouwminister laat weten alles in het werk te zetten om deze crisis het hoofd te bieden: “We hebben met de EU-landbouwministers en de Europese Commissie een goed voorstel gemaakt om sommige risicovolle bestrijdingsmiddelen te verbieden die bij slecht gebruik mogelijk schade aan mensen kunnen veroorzaken. Uiteraard met een overgangstermijn zodat er goede en bruikbare alternatieven kunnen worden gevonden.”
Verburg als de Bos van de landbouw.

Maar wacht eens even. Had de LTO-voorzitter in de SER niet gezegd dat de landbouw helemaal geen giftige produkten op de markt mocht zetten? Ofwel: geen bollen en voedselgewassen de markt op mag gooien die bespoten zijn met schadelijke stofjes?

Dat zou kunnen kloppen. Het kabinet heeft tenslotte niet voor niets de “Nota Zicht op gezonde teelt” opgesteld. Een soort gedragscode die moet leiden tot ongevaarlijke produkten in de groenteafdeling van de supermarkt en veilige bollen in het tuincentrum.
De nota pleit voor een geïntegreerde gewasbescherming. Land- en tuinbouwers moeten bij het verbouwen van gewassen “niet alleen rekening houden met winst, maar ook met volksgezondheid, voedselveiligheid, arbeidsomstandigheden en milieubelasting”.

Het kabinet houdt in die nota wel een reuze slag om de arm. De doelstellingen zijn prima, maar voorlopig nog te ambitieus. Het valt namelijk niet mee de landbouwsector enige moraal bij te brengen.
Nederlandse telers gebruiken minder bestrijdingsmiddelen dan hun buitenlandse concurrenten. Ze willen daarom niet zo hard meewerken aan die nota. Ze vrezen productieverlies en dus een omzetcrisis.

De Nota Zicht op gezonde teelt wil daar wel wat aan doen, maar nu even niet. Eerst een overgangstermijn, zoals Verburg voorstelt. We geven onze bollen niet zomaar op.
Met andere woorden: voorlopig mogen schadelijke stoffen nog wel gebruikt worden en loopt u dus de kans een tulpenbolletje met een ongezond bestrijdingsmiddel tussen de rokken in uw crisissoepje te verwerken.

Welke moraal wil de LTO-voorzitter nu eigenlijk aan de financiële sector bijbrengen?

Copyright op de burger

Copyright op

Ben je wel eens om je mening gevraagd en zag je die de volgende dag terug in een krantenartikel waarin vermeld werd hoe “de nederlander” over bepaalde zaken denkt?

Dat is mij nog nooit overkomen. Wat eigenlijk heel vreemd is. Niet dat mijn mening zo bijzonder is. Maar er worden zoveel polls en publieksonderzoeken gehouden, dat het zo langzamerhand merkwaardig is dat enkele burgers worden overgeslagen.

Het wordt tijd dat de populistische polls ook eens worden onderworpen aan een goed-gedrag-code. Veel burgers wordt niets gevraagd en toch ventileren de media de mening van die burgers.

Ik ga er even van uit dat mijn mening ook daadwerkelijk van mij is. Die mening is natuurlijk niet erg uniek. Er zijn vast wel meer mensen die er een zelfde opinie op na houden. Maar het is wel mijn mening. En niemand heeft toestemming gevraagd die in een krantenartikeltje te verwerken.
Als ik dan lees dat “de nederlander” of “de burger” erg sceptisch is over dit kabinet, dan klopt dat toevallig, maar er is geen onderzoeker of journalist langs geweest om dat hier te vragen of te verifiëren.

Publiceer ik echter de opvattingen van een onderzoeker of een journalist, en ik vergeet zijn of haar toestemming te vragen, dan kun je zomaar een auteursrechtenburo op je nek krijgen.
Als blogger heb je je maar aan de wet te houden en dien je zorgvuldig om te gaan met het copyright dat op de woorden van iemand die beroepshalve meningen aan de openbaarheid prijsgeeft.

Da's prima, maar mij was dus niks gevraagd en toch staat er regelmatig in de krant hoe ik over sommige zaken denk. Dat is op zijn minst onzorgvuldig en, voor zover de gepubliceerde mening klopt met die van mij, is het puur jatwerk.

Ook mensen die niet beroepshalve in de media verschijnen hebben rechten. Als ongevraagd je hoofd in een televisieprogramma verschijnt, dan kun je je beroepen op zo iets als het beeld- of portretrecht. Het lijkt mij dat zulks ook moet gelden voor mijn mening.

De burger, dat ben jij en, hoewel ik met het etiket niet blij ben, de burger dat ben ik ook. Wordt het niet eens tijd dat we voor ons copyright opkomen?
De term “de burger” is een iets te makkelijke anonymisering en wordt wel gebruikt voor tal van doeleinden. Op die manier wordt jouw persoontje voor tal van karretjes gespannen en er wordt voordeel mee gedaan voor wie dat zo uitkomt.

We hebben er geen enkel verweer tegen. Het gebruik van “de burger” zou best aan wat striktere regels gebonden kunnen worden.

Iemand in de zaal die weet of dat juridisch haalbaar is?

Zelfreinigende overheid

Zelfreinigende overheid Het heeft even geduurd, maar nu gaat ook de overheid een code goed bestuur ontwikkelen. Een code voor professioneel en betrouwbaar handelen van de overheid.
Tot nu toe werden zulke gedragscodes verlangd van organisaties die van subsidies afhankelijk zijn en aan de overheid leverende bedrijven. Minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken) heeft een illuster gezelschap bij elkaar gezocht, die een conceptje in elkaar mogen draaien.

De werkgroep krijgt alvast een paar uitgangspunten mee. Daar vallen voor de hand liggende criteria onder als openheid en integriteit, goede dienstverlening, doelgerichtheid en doelmatigheid en verantwoording.

Eén dingetje valt echter op. In de code moet beschreven worden hoe de overheid haar zelfreinigend en lerend vermogen hanteert. Mooie formulering, vooral dat “zelfreinigend”.

Van je fouten kun je leren, maar dat garandeert nog niet dat de bezem door de stal wordt gehaald. Eerder vervalt men in excuses en beloftes vol goede bedoelingen. Maar er wordt nu toch echt expliciet de term “zelfreinigend” gebruikt. We krijgen niet alleen een transparante overheid, maar ook nog eentje die vanachter zelfreinigend glas werkt.

Opmerkelijk detail: Klara Peijs, die als minister het besluit tot invoering van de OV-chipkaart mocht lanceren, zit nu in deze werkgroep. Daar heeft de werkgroep toch een mooie case om lessen uit te trekken.

Wat zal men onder zelfreinigend verstaan?
Wordt een falende ambtenaar of minister de oren gewassen en vervolgens de functie voortzetten?
Of mag een overheidsdienaar die informatie onder de pet heeft gehouden na excuses met een zogenaamde schone lei verder gaan?

Natuurlijk, niemand hoeft na een foutje meteen uit het overheidsbestand te worden weg gepoetst. Van fouten valt wel degelijk te leren. En als men bereid is in alle openheid heel integer zich te verantwoorden en helder uit te leggen wat men precies heeft geleerd, dan moet dat wel tot de schoonste overheid leiden die we ooit hebben gekend.

De werkgroep gaat ook burgers consulteren. Tot eind november heeft men de tijd. Kunnen wij snel even alle vlekjes verzamelen, die weggewerkt zouden moeten.

Doet u eens wat suggesties…