Categoriearchief: Codes

Corps humorisque

Diplomatenhumor Wat Wikileaks duidelijk maakt, is dat humor riskant is. Een diplomaat kan, achter de schermen, de draak steken met een president of een politicus, maar als het doelwit van de zieke grap de kritische humor ter ore komt, heeft hij een probleem.

Humor onder collega’s. Wat daar al niet mee mis kan gaan. Bekende fout: helpdeskmedewerker heeft klant aan de lijn, moet even overleggen met een collega en doet dat op zo’n grappige wijze, dat de klant een klacht indient. De medewerker vergat de lijn even in de wacht te zetten.
Zoiets is ook aan de hand met bepaalde stukken uit cablegate. Een diplomaat zal nooit recht in het gezicht van de president, in wiens land hij te gast is, zeggen dat hij hem op Batman vindt lijken. Een diplomaat dacht dat wel veilig te kunnen doen in de post die hij naar zijn eigen land stuurde. Nu ligt die opmerking op straat en is het slachtoffer van de zwarte humor natuurlijk ‘not amused’.

Er zijn wel meer situaties waar vakbroeders onder elkaar zich er sterk van bewust moeten zijn dat alles wat ze doen of zeggen, op een dag in de openbaarheid kan komen. Bijvoorbeeld de Nederlandse militairen, die elkaar filmden tijdens acties in Afghanistan.
In de
documentaire Fokking Hell (12 november op Nederland 2), doet een militair een macabere uitroep. Zijn filmende collega waarschuwt hem nog, dat-ie in beeld is. De zwarte humor kan verkeerd begrepen worden. Een woordvoerder legt in De Pers uit: “Gelukkig biedt de documentaire een deskundige context. Een psycholoog legt bijvoorbeeld uit dat een achtbaan van emoties die jongens begrijpelijkerwijs tot dat soort zwarte humor kan bewegen”.

Zelfs al zou de humor niet zo zwartgallig zijn, is het oppassen geblazen. Zoals we weten heeft God wel wat steekjes laten vallen in zijn schepping. Eén daarvan is het verschil in gevoel voor humor tussen mensen. Iedereen houdt wel van een fikse lach, niet iedereen schatert om hetzelfde. Ik bid God elke dag dat mankement eens te repareren. Het antwoord luidt steevast: Laat me niet lachen.
Jammer, want een gelijk gevoel voor humor zou, mijns inziens, de wereldvrede een stuk dichterbij brengen.

De leus van het corps diplomatique luidt: “ex amicitia pax”. Latijn voor “door vriendschap, vrede”. Wikileaks toont met een paar documenten aan dat sommige diplomaten het “ex risus discordia” lijken te huldigen. Door grappen onenigheid.
Dat is niet de bedoeling (of wel?) en daarom zijn sommige wereldleiders pissig dat de interne humor is geopenbaard.

Is nu het gevolg van cablegate dat diplomaten in het vervolg van hun onderlinge humor worden beroofd? Krijgen ze een gedragscode tegen grappenmakerij voor de kiezen?
Dat is niet nodig, natuurlijk. Als iedereen grappen over een ander achterwege laat, is er niks aan de hand. Houden we dan nog wel genoeg humor over? De meeste grappen gaan immers over mensen?

Ach, als iedereen alleen grappen over zichzelf maakt, heb je meer dan genoeg mensen om mee te lachen. Dat moet ik eens onthouden, want ook op dit weblog worden vaak grappen gemaakt over bekende personen. Nooit gevraagd wat ze er zelf van vonden.
Een verschil met de diplomatenhumor is dat dit weblog in alle openbaarheid verschijnt. Iedereen kan er dus wat van zeggen, inclusief de slachtoffers van de grap, die desnoods naar de rechter kunnen stappen, als ze de grap misplaatst vinden.

Het lijkt me wel een ethisch vraagstukje: mogen collega’s onder elkaar wel grappen maken over mensen binnen hun werkterrein? Of mag dat alleen als het verborgen blijft?

De onberispelijke sollicitant.

C.V. Hoe is het toch mogelijk dat sollicitanten die een politieke carrière ambiëren, door de mazen van de sollicitatieprocedures glippen? Een vraag die menigeen zich wellicht stelt, nu bekend is dat niet alleen bij de PVV, maar ook bij andere politieke partijen, Kamerleden met een “vlekje” in de bankjes zitten.

Volksvertegenwoordiger is niet zomaar een baantje. Houdt dat in dat er geen afspiegeling van “het volk” in de Kamer mag zitten? Er zijn, denk ik, meer mensen met een schoon c.v. dan lui die wat op hun kerfstok hebben, dus zouden er genoeg onberispelijke sollicitanten moeten zijn, om toch van een afspiegeling van de maatschappij te kunnen spreken. Hoe voorkom je dat er toch Kamerleden worden benoemd, wiens
verleden is besmet met een boete of een veroordeling?

De NVP (Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement) geeft het antwoord:
gebruik de sollicitatiecode! In die code staat dat “kandidaten aan een organisatie de informatie dient te verschaffen die deze nodig heeft om een waar en getrouw beeld te krijgen van de geschiktheid van de sollicitant voor de functie”.
Da’s mooi, maar is iemand die een keer beboet is voor een snelheidsovertreding, geheel ongeschikt voor het ambt van volksvertegenwoordiger? Dat is een ethische vraag, die buiten beschouwing moet blijven tijdens een sollicitatiegesprek.

Het is voor werkgevers heel lastig om iemands doopceel te lichten. Behalve in een aantal uitzonderlijke gevallen, mag niet gevraagd worden naar medische en strafrechtelijke persoonsgegevens. De Wbp (wet bescherming persoonsgegevens) verbiedt dat. Een medische keuring of een verklaring omtrent gedrag mag alleen gevraagd worden met toestemming van de sollicitant en dan alleen nog als het relevant is voor de functie (meer op
juristenweblkog.nl).

Veel meer is er wettelijk niet geregeld. Daar waar de wet onvoldoende steun geeft, kan een gedragscode uitkomst bieden. De
sollicitatiecode (pdf!) zou dus uitkomst bieden, volgens de NVP. In die code staat, wat de Wbp al zegt: de werkgever mag alleen nadere informatie over de sollicitant napluizen met diens toestemming en louter in relevante zaken.
In artikel 4.4 stelt de code dat de sollicitant “een waar en getrouw beeld geeft van zijn vakbekwaamheid” en “geen informatie achterhoudt waarvan hij weet of behoort te weten dat deze van belang is voor de vervulling van de vacante functie waarop hij solliciteert”.

Verder geen details hierover. Het is dus aan de werkgever en de sollicitant om dat nader in te vullen. Nu blijkt dat als de pers je antecedenten onderzoekt, het verstandiger is de publiciteit voor te zijn. Het verweer dat met een betaalde boete of een afgehandelde straf een verleden als niet relevant beschouwd mag worden, doet voor volksvertegenwoordigers niet ter zake. Hier worden ongeschreven regels geschonden. Hoewel ongeschreven regels geen enkele wettelijke betekenis hebben, blijken ze reuze relevant in de actualiteit.

Nu kunnen er, als de werkgever er bewijzen voor heeft, arbeidsrechtelijke sancties volgen, als de sollicitant de hand heeft gelicht met zijn “waar en getrouw beeld”. Binnen de PVV weten de “onvolledige” Kamerleden
daar inmiddels van. Mosterd na het galgenmaal natuurlijk. De onberispelijkheid van de politiek heeft alweer een deukje opgelopen.
Hoe voorkom je dat? Een scherpere wetgeving of sollicitatiecode? Dat kan een lastige discussie worden, want aan welke criteria moet de onberispelijke sollicitant voldoen? Een kandidaat-Kamerlid afwijzen, omdat hij of zij zich in het verkeer niet heeft gedragen? Zo’n kandidaat heeft ongetwijfeld een van de 11,8 miljoen verkeersboetes gekregen. Of is het voldoende als de kandidaat dat keurig meldt in het sollicitatiegesprek?

Met regelgeving moet je oppassen. Scherpere regels kunnen tot scherpere leugens leiden. Voor je het weet zitten we met Kamerleden opgescheept die nog gewiekster met de waarheid omgaan, dan we van sommigen al zijn gewend.
Een sollicitatiecode speciaal toegesneden op volksvertegenwoordigers? Met in artikel 1: ik solliciteer volgens de waarheid en niets dan de waarheid?

Is zelfregulering effectief?

Zelfregulering Ongeruste ouders in Utrecht halen opgelucht adem. De Reclame Code Commissie oordeelde dat bierreclame niet is toegestaan bij het sportveld waar hun kinderen spelen. Omdat meer dan een kwart van de toeschouwers uit minderjarigen bestaat, was de bierreclame in strijd was met de Reclame Code.

Leuk dat de ouders en de Reclame Code Commissie een succesje boeken. Ik vroeg me af: helpen zulke uitspraken wel? Wat is het succes van zelfregulerende zaken als de Reclame Code?
De bierreclame is inmiddels verwijderd, dus ja, wat dat betreft heeft zelfregulering geholpen. Je vraagt je wel af waarom de sportclub en de bierbrouwer vooraf niet even de gedragscode over alcoholreclame rond sportvelden er op na geslagen hebben. Nu heeft het alleen maar tot vervelende reclame geleid.

Leiden zelfregulerende gedragscodes ook tot de maatschappelijk gewenste effecten? In dit geval: zet de jeugd het minder op een zuipen? In een tijd waarin plan-do-check-act cyclussen gemeengoed zijn, zal er dus makkelijk een antwoord op die vraag gevonden kunnen worden.
Niet dus. Er wordt wel veel meer onderzoek gedaan naar de invloed van reclame op de jeugd, maar nauwelijks naar effecten van gedragscodes voor alcoholleveranciers, snoepventers en vetverkopers.

De STIVA, de Stichting Verantwoord Alcoholgebruik, opgericht door de gezamenlijke producenten en importeurs van drank, stelt dat jongeren
wel minder zijn gaan drinken. De club bestreed een onderzoek naar de invloed van alcoholreclame tijdens het EK voetbal van 2008. De TU Twente had wat jongeren gevraagd of de drankreclame hen wat deed en concludeerde dat ze er best wel gevoelig voor waren.
Dat onderzoek werd verricht in opdracht van STAP, het Nederlands Instituut voor alcoholbeleid. Ook al zou STIVA gelijk hebben en er minder jongeren drinken, volgens STAP drinken ze dan wel stevig. Het aantal kids met alcoholvergiftiging is toegenomen.

Van de Reclame Code Commissie wordt je niet wijzer. Daar zijn alleen de uitspraken te vinden, die naar aanleiding van klachten zijn gedaan. Geen gegevens over de impact van de commissie, wat betreft de gewenste maatschappelijke resultaten.
Maar waarom niet? De Stichting Reclame Code is tenslotte opgericht door adverteerders, reclamebureaus en media. Bedoeld om verantwoord reclame maken te bevorderen. Okee, dat is een wat ander doel dan jongeren redden van de drank. Toch denken overheid en bezorgde ouders dat verantwoorde reclame kan bijdragen aan een gezonde opvoeding. Een onderzoek dat die stelling bewijst, komt toch ten goede aan de gezamenlijke adverteerders en hun eigen gedragscodes?
Het feit dat de Reclame Code Commissie het redelijk druk heeft, zegt iets over het beperkte effect van de preventieve werking die gedragscodes beogen. Misschien dat daarom nog geen grondige evaluatie heeft plaatsgevonden?

In Europees verband wordt er nog nader op gestudeerd. De
voorlopige conclusies (pdf!) zijn dat de lidstaten wel geloven in positieve effecten van zelfregulering, maar echte bewijzen over het verband tussen zelfregulering en maatschappelijke resultaten zijn er niet.

Nu staat drank en jeugd centraal in dit artikel, maar gedragscodes vinden we tegenwoordig op alle terreinen. Maar nergens iets te vinden over de effecten op de samenleving. De vraag is relevanter dan ooit, want de komende vier jaar worden we geregeerd door een kabinet dat sterk in zelfregulering gelooft.
Misschien heb ik nog niet ver genoeg gezocht. Wie kent een voorbeeld van een grondig geëvalueerde gedragscode en wat waren dan de bevindingen? Is er in het woud van gedragscode ergens een bloeiend boompje te vinden of is het allemaal dood hout?

Homo mensura

Homo mensura De mens is de maat der dingen. Een relativiteitstheorie van filosofische aard. Bedacht door Protagoras, die ermee wilde zeggen dat elke waarheid louter subjectief is.

Een waarheid als een koe, is meestal een waarheid zou oud als de weg naar de oude Grieken. Blijkbaar hadden sommige Grieken zo’n dikke 2400 jaar geleden, behoorlijk wat tijd om een eind weg te filosoferen. Over de goden, over de waarheid, over de mens.
Dat kan natuurlijk, als je slaven hebt die het dagelijks werk verrichten. Ik ben geen belezen historicus, maar ik maak me sterk dat er in de geschiedenis een slaaf is geweest die een beeldbepalende filosofie heeft bedacht. Tenzij Plato, Socrates of Protagoras het harde denkwerk ook aan slaven overlieten, het opschreven en hun naam eronder zetten.

In dat geval heeft slavernij de wereld groot gemaakt. Of anders gezegd: diefstal heeft de wereld gemaakt wat-ie nu is. De slaven doen het werk, of dat nou poetsen of denken is. De meesters gaan aan de haal met de opbrengst van al die noeste arbeid.

Maar dat terzijde. Terug naar de mens als maat der dingen. Of de waarheid op zich nou als zelfstandige grootheid bestaat of niet, is een discussie die we niet meer hoeven te voeren. Plato en Socrates deden er nog moeite voor en na hen nog een rijtje andere grote denkers, maar de stelling van Protagoras is vandaag de dag helemaal waar.
Wie meent met feiten en cijfers de werkelijkheid te duiden, ontmoet hordes mensen die daar geen boodschap aan hebben. Subjectiviteit is het leidende principe. Niet alleen in richtingloos gefilosofeer, ook in opvattingen die bepalend zijn bij besluitvorming. Van de keuze in het stemhokje tot het regeerakkoord. Van continu veranderende wetten, tot aan de besluiteloosheid de toestand in de polder dan maar aan gedragscodes over te laten.

De mens is de maat en zit daar in gevangen. De mens begrijpt zijn eigen complexiteit niet en kan daarom ook de ogenschijnlijke chaos om hem heen niet vatten.
Als het onbegrijpelijk is, niet te vatten, dan zou het voor de hand liggen dat de mens ook niet handelt. Maar al dat onbegrip leidt juist tot een gedreven daadkracht. De mens pakt aan en denkt het ongrijpbare te kunnen ordenen door regeltjes, wetten en gedragscodes te maken. En die veranderen weer zodra een andere subjectiviteit het voor het zeggen krijgt. De mens als een soort verkeersregelaar.

Het gekke is dat er geen consensus te bereiken is over de mens als maat der dingen, over de subjectiviteit. Mensen die anderen, op beschuldigende toon, van subjectiviteit betichten, dringen daarmee hun vermeende objectiviteit aan de ander op.
Kortom: als we het met elkaar niet eens worden over de waarheid dat wij de maat der dingen zijn, dan zullen er altijd schisma’s zijn. Van de kloof tussen politiek en burger tot de scheiding der geesten op religieus gebied. Van de scheuren in de samenleving tot werelden van verschil in oost, west, arm, rijk, wetenden en onwetenden.

Natuurlijk kan dit stukje ook in de prullenbak van subjectieve relativiteitsrommel worden gegooid. Ik blijf wel zo eigenwijs te denken dat die relativering eerder deuren openzet naar de oplossingen die we zoeken voor tal van problemen, dan het opleggen van elkaars regels, wetten en codes. Niet voor niets wordt de term ‘dichttimmeren’ wel eens gebruikt als er met een paar regeltjes een oplossing wordt geconstrueerd.
Maar de hokjesgeest is toch niet de enige geest die rondspookt?

Informatiebeheer is spannend.

Informatie Vroeger, jongelui, was informatiebeheer maar een saaie bedoeling. Op een wat afgelegen plek in een gebouw, een slecht verlicht kamertje met een paar kasten, bewaarde een gepensioneerde de informatie. Had je, pakweg, de gegevens van een klant nodig, ging je naar de archivaris en vroeg om het dossier.

Daar ging eigenlijk niet zo veel mee mis. Ja, pas als de archivaris overleed, had je een paar weken een zootje, want de nieuwe ging het oude systeem naar eigen hand zetten. Dan duurde het wel even voor een dossier teruggevonden werd.
Ze bestaan nog wel, archivarissen, maar ook zij worden steeds vaker informatiebeheerders genoemd. Omdat het archief digitaal is geworden, richten de systeembeheerders het archief in. Nog wel naar wens van de archivaris.

Tegenwoordig is informatiebeheer een reuze spannende bedoeling. High-tech architectuur, complexe databanken en leuk voor de gebruiker. Je hoeft niet meer naar een stoffig kamertje, maar kan vanaf je eigen pc met een paar klikken bij je eigen informatie.
Goed, je moet een paar codes onthouden om er echt in te kunnen, maar dat ongemak heb je voor lief, want je weet dat je gegevens veilig zijn opgeborgen en dat alleen jij er bij kan.

Vroeger wist alleen de archivaris waar je gegevens opgeborgen waren. Wilde je erbij dan moest je dus langs die archivaris en zijn geleuter over de nieuwste kleinkinderen, zijn jicht en geklaag over allerlei moderniteiten. Eenmaal dat station gepasseerd, dook de archivaris in een paar tellen je dossier op en je kon er zeker van zijn dat het ook echt jouw dossier was. Dat vertelde de archivaris immers zelf, die blijkbaar op de stille momenten de dossiers doornam. Hoe kon hij anders weten dat jij in Beddingwolde was geboren. De achtergrootvader van de archivaris was daar ooit dominee geweest. Maar goed, met je dossier en een hele geschiedenis rijker kon je met je eigen gegevens aan de slag.

Tegenwoordig heb je geen last van kletsende archivarissen. Bovendien zijn de digitale gegevens zo goed beveiligd, dat de kans wel erg klein is dat de informatiebeheerder je een mailtje stuurt met een “wat leuk dat jij in Beddingwolde bent geboren, ik ook! Herinner jij je de hangplek nog waar het hele dorp gekke Bertje om dwaze boodschappen stuurde?”
Dus nu tik je het webadres van het gewenste archief in, laten we zeggen IB-groep. Dat IB staat voor informatiebeheer. In dit geval: alle informatie over studiefinanciering. Je logt in met je gebruikersnaam en daarna je Digidcode.

En jawel hoor, daar heb je jouw gegevens. Het is zelfs veel leuker dan vroeger. Je bent in Beddingwolde geboren, maar informatiebeheer heeft daar Blaricum van gemaakt. Grappig, want was je in Blaricum geboren, had je zeer waarschijnlijk nooit een studiebeurs nodig gehad. Bij nadere inspectie ben je ook een jaar of twee jonger, want de geboortedatum is ook een andere dan de jouwe.
Zo leuk en ook zo spannend is informatiebeheer tegenwoordig. Leuk dat je vanaf je eigen pc bij jouw informatie kan. Spannend, omdat je niet weet of er tegelijkertijd wel meer mensen bij hun dossier willen. Reuze spannend, want als dat het geval is, gaat het fout. En dan staar je ineens in de gegevens van een ander.
Foutje van het systeem, zegt en woordvierende informatiebeheerder. Met de Digid heeft het niets te maken.

Ook leuk en spannend: heb je even niets te doen, ga dan je Digid eens uit je blote hoofd raden. Maak er een spelletje van. In hoeveel pogingen zit je in je eigen dossier? In april had een autohandelaar in Castricum er maar
een paar pogingen voor nodig en zat toen in het dossier van een mevrouw uit Beneden-Leeuwen. De kans dat jou dat lukt, komt maar zes keer per jaar voor, aldus de toen verantwoordelijke staatssecretaris.
Mooi. Zou het alledaagse praktijk zijn, dan is informatiebeheer niet spannend meer.

Nazorg DNA.

Barneveld DNA De gemeente Barneveld telt ruim 52 duizend inwoners. De nazorg voor slachtoffers van inbraken is voorbeeldig. Iets meer dan 2800 Barnevelders krijgen een gratis DNA-spray setje. Als beloning voor hun aangifte van een inbraak. De overige inwoners kunnen zo’n setje kopen voor 50 euro. En dat alles in het kader van een stevige campagne tegen de criminaliteit in de Veluwse legbatterij.

Stel dat de overige, ruim 49 duizend Barnevelders allemaal meewerken, dan strijkt de gemeente bijna 2 miljoen euro op. Logisch dus, dat de DNA-setjes niet aan alle inwoners gratis worden verstrekt. Dat kan helemaal niet in tijden waarin ook Barneveld moet bezuinigen.
Dat de 2800 door criminaliteit getroffen burgers zo’n setje gratis krijgen, kun je absoluut geen preventie noemen. Dat is nazorg en 140 duizend euro weggegooid.

Het hele project is overigens tot mislukken gedoemd. Niet omdat Barnevelders van die opstandige rebellen zijn die lak hebben aan god en gezag. Helemaal niet zelfs. In god hebben ze alle vertrouwen, in het gezag ietsjes minder, maar toch is ruim de helft tevreden over de politie. Tachtig procent van de Barnevelders voelen zich veilig. Volgens de politie
van Gelderland-Midden, de regio waar Barneveld in valt, rekenen de burgers ‘te hard rijden’ tot de grootste overlast.
De kans is dus klein dat al die 49 duizend burgers een setje aanschaffen. Waarom zou je, als je je veilig voelt? Zit de gemeente Barneveld straks opgescheept met tienduizenden, onverkochte DNA-spray setjes? Of besluit de gemeente alsnog er wat subsidie tegenaan te gooien, zodat de burgers de preventieve waar voor een prikkie in huis halen?

In de grote stad geloven ze wel in subsidie als preventief middel tegen criminaliteit. In Amsterdam, best wel een grote stad te noemen, kunnen ondernemers subsidie aanvragen om een
DNA-douche aan te schaffen. U weet wel, zo’n sprinklerinstallatie bij de uitgang van een winkel, die afgaat als u vergeet af te rekenen.
In Rotterdam en Amsterdam-Zuid had men goede ervaringen met de aanwezigheid van DNA-douches. Zestig procent minder winkeldiefstal en overvallen.
Een installatie kost tussen de 12 en 15 honderd euro. Subsidies kunnen oplopen tot 50 procent van de aanschaf. Zouden alle ondernemers er tussen 600 en 750 euro voor over hebben om een DNA-douche te installeren? En waarom het Barneveldse voorbeeld niet gevolgd en krijgen de reeds getroffen winkeliers zo’n douche niet gratis?

Terug naar Gelderland-Midden. Een stukje verderop bij Barneveld, rekent men zich in Ede alvast rijk. De komende twee jaar denkt men 30 procent minder inbraken te scoren, als de inwoners hun dure spulletjes met synthetisch DNA markeren. De grootstedelijke zestig procent is blijkbaar iets te ambitieus voor provinciale regio.

Het synthetische DNA is echter alleen bruikbaar ter afschrikking. Als bewijsmateriaal is het niet voldoende. Het spul bewijst hooguit dat iets of iemand op de plaats van delict is geweest. Om een persoon ook echt aan het delict te linken, is een bekentenis nodig of aanvullend bewijsmateriaal.
Allemaal niet nodig, want als afschrikking werkt, zijn er geen inbraken of overvallen. Zou dan alleen een bordje “Hier waakt DNA” niet voldoende zijn? Een stuk goedkoper.

Liefhebbers van een stukje kip moeten oppassen. Wie wel eens een Barnevelder verschalkt, kan door overijverige speurders verdacht worden van kippendiefstal, terwijl eigenlijk een Veluwse vos heeft huisgehouden in de Barneveldse kippenhokken. Ontkennen dat jij die vos niet bent, helpt niet als het Barneveldse DNA in je huisafval is aangetroffen.

Een zwerver mag niet zwerven

Hobo In Gelderland voeren inwoners van Wehl een gevecht om een daklozenopvang tegen te houden. Daarbij grijpen ze alle wettelijke middelen aan, om het de gemeente lastig te maken de realisatie toe te staan. Laatste wapenfeit: de gemeente wordt er van beschuldigd zich niet te willen houden aan de gedragscode landelijke toegankelijkheid en regiobinding.

Hoewel dit om een conceptregeling gaat, is er toch al veel om te doen. Sinds in 2008 het eerste concept op tafel lag, zijn al veel gemeenten over gegaan tot de uitvoering van die gedragscode. Die komt er op neer dat er alleen voorzieningen worden gefinancierd, voor daklozen uit de betreffende gemeente. In de praktijk betekent het dat een dakloze uit Den Haag in Rotterdam wordt geweigerd voor elke voorziening.

In een
brief van 23 augustus jl. (pdf!) aan de 2e Kamer zegt de minister van VROM, dat de de gemeenten zich wel moeten houden aan artikel 20, lid 6 van de WMo (Wet Maatschappelijke opvang). Daarin staat dat de gemeenten voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid toegankelijk houden voor iedereen die in Nederland woont. De minister schreef in die brief: “Ik vind het belangrijk dat gemeenten onderling afspraken maken over opvang van cliënten, zodat die cliënten niet heen en weer worden gestuurd”.

Steeds meer gemeenten worden daar erg terughoudend is. Rotterdam gooide als eerste de gemeentegrenzen dicht voor zwervers van buiten. Den Haag stuurt inmiddels ook steeds meer zwervers terug, naar de laatste verblijfplaats.

Tja, het eigenaardige van een zwerver is, dat-ie zelf wil uitmaken waar hij gaat en staat. Wat maakt de minister zich dan druk om mensen die heen en weer worden gestuurd? Dat is toch ook een vorm van zwerven?
De gemeenten begrijp ik wel. Geconfronteerd met herhaaldelijk afnemende budgetten voor de Wmo, AWBZ en subsidies voor dag- en nachtopvang, moeten er keuzes worden gemaakt. En die keuze wordt steeds meer: eigen zwervers eerst.

Die maatregel is ook een manier om het winkelgedrag van daklozen te verhinderen. Want een ander eigenaardig kenmerk van een zwervers is, dat-ie zo maar verkast als het hem ergens niet naar de in is.
De huidige uitvoering van de gedragscode landelijke toegankelijkheid en regiobinding, betekent in ieder geval dat de romantiek van een zwerversbestaan er wel af is. Het betekent ook de zoveelste inperking van de individuele autonomiteit. Die blijft voorbehouden aan iedereen die zich netjes gedraagt. Heb je een baan en een huis, dan mag je zelf beslissen waar je je vestigt. Zit je zonder een goed geregeld burgermansleventje, dan ben je je zelfstandigheid helemaal kwijt.

Als werkende in dat daklozencircuit, begrijp ik heel goed dat ook daklozen zich aan allerlei regels moeten houden. Ik begrijp alleen niet, waarom mensen met een vaak groot complex aan handicaps, hun volledige autonomiteit moeten inleveren.

Codes zijn nooit veilig

Mahsro Je kent dat wel. Sta je voor de pinautomaat, ben je ineens de code vergeten. Of je inlogcode voor je pc op het werk. Niets aan de hand, maar de paniek slaat wel toe als je ook vergeten bent waar je die codes had opgeschreven.
Erger is het als je het bankpasje kwijt blijkt te zijn of je het papiertje met je codes niet meer kan vinden. Daar voel je je dan toch erg ongemakkelijk bij, maar met hulp van de bank of de afdeling systeembeheer op je werk, is het vaak snel weer geregeld.

Van zulke paniek heeft niet iedereen last. Ook Amerikaanse presidenten blijken gewoon mensen te zijn en raken wel eens een code kwijt. Menigeen zal gniffelen bij het bericht dat ze regelmatig de code kwijt waren, waarmee ze een
nucleaire aanval konden starten. Het overkwam Jimmy Carter, die natuurlijk de code niet uit zijn hoofd wist en het kaartje met de code naar de stomerij had laten brengen. Ronald Reagan verloor dat kaartje toen hij overhaast werd afgevoerd, nadat er een aanslag op hem was gepleegd. Het overkwam Bill Clinton ook, alleen vermeldt de historie niet welk excuus hij had.
En heeft de wereld iets van paniek gemerkt? Niet dus.

Codes zijn er om veiligheid te waarborgen. Het voorbeeld van de Amerikaanse presidenten toont aan dat de wereldvrede het best beveiligd is als ze hun nucleaire code vergeten. Het bewijst tegelijkertijd dat codes nooit veilig zijn, om de simpele reden dat je ze kunt vergeten.

Het vergeten gaat sneller dan mensen zich kunnen herinneren. Er is te veel om te onthouden. Wat codes betreft is dat zo erg geworden dat je gerust kunt spreken van het mahsro-effect. Een term die ik
bij elkaar fantaseerde in 2006 en tot mijn stomme verbazing navolging kreeg in Nederlandse en Belgische media.
Mahsro staat voor “Mijn Arme Harde Schijf Raakt Overbelast”. Meer dan een zes of zeven codes schijnt een normaal mens niet te kunnen onthouden. Amerikaanse presidenten hebben zoveel aan hun hoofd, dat een code makkelijk kwijt raakt. Geen nood, want ze hebben een legertje assistenten die codes bewaren of ze vervangen wanneer dat nodig is.

Voor ons is er nog geen persoonlijke assistent die op een handige wijze alle codes onthoudt en oproept wanneer we ze nodig hebben. De vraag rijst dan: hebben we werkelijk zoveel codes nodig, om een beetje veilig door de reële en digitale wereld te bewegen? Of is er een sluitende oplossing te verzinnen om het met minder codes te doen?

De mazen in de wet

Controles Elke burger wordt geacht de wet te kennen. Dat is niet te doen. Onder de wet vallen een hoeveelheid wetten en artikelen, die niet uit het blote hoofd op te sommen zijn. Toch zijn er onder burgers mensen die de wet zo goed kennen, dat ze zelfs de mazen in de wet weten op te sporen.
Elke burger denkt dat de politie de wet tot op de komma kent. Dat is voor een gemiddelde agent niet te doen, omdat onder de wet een hoeveelheid wetten en artikelen vallen, die zelfs door een specialist niet zomaar uit de mouw te schudden zijn. Toch zijn er onder wetshandhavers mensen die de wet zo goed kennen, dat ze de mazen in de wet opvullen door hun bevoegdheden op te rekken.

Dat mag niet, zegt een rechter in Maastricht en sprak twee inzittenden van een auto vrij, die bij een verkeerscontrole voor drugskoeriers werden aangezien. Ook al erkenden de twee dat ze drugs in Maastricht hadden gekocht, de rechter vond dat de koopwaar met de verkeerde opsporingsbevoegdheden tevoorschijn waren gekomen. Deze zaak wordt
in het NRC besproken en van commentaar voorzien van twee deskundigen.
Het oordeel van de Maastrichtse rechter is in hoger beroep gecorrigeerd door het Hof van Justitie in Den Bosch. De koeriers kregen alsnog 6 maanden cel.

Ach, dat een boef bij een verkeerscontrole tegen de lamp loopt, daar zal niemand wakker van liggen. Maar deze boeven zijn niet zomaar gesnapt, stelt hoogleraar strafrecht, Ybo Buruma, in zijn reactie op het NRC-artikel. Het is al jaren de gewoonte dat rechters niet om elk vormfoutje een boef laten lopen. Dat de rechter in Maastricht dat wel deed, doet vermoeden dat er iets bijzonders aan de hand is.
Dat klopte. De politie gebruikte camera’s boven de weg niet alleen om na te gaan bij welke kentekens nog belastingen of openstaande boetes pasten. De automobilisten werden ook gescand op een lijst met bekende drugsboeven. Die werden in de verkeerscontrolefuik gelokt, waar bij niet alleen de geldigheid van het rijbewijs werd gecheckt, maar ook gevraagd werd of er even in de kofferbak gekeken mocht worden.

Dat is niet zomaar wat bij elkaar lappen van bevoegdheden, vindt hoogleraar Buruma, dat is een geheel nieuwe opsporingsmethode. De politie was immers geen concreet drugsdelict op het spoor. Zou dat het geval zijn, dan lijkt het logisch een lijst van veroordeelden door te spitten. Maar om die lijst bij een verkeerscontrole te gebruiken, gaat net iets te ver.

Dan nog, zou je de gehanteerde methode kunnen vergoelijken. Boeven zijn immers ook creatief? Mag de politie haar werk ook niet wat uitgekiender doen?
Tja, er moet dan wel nog één kleinigheidje worden uitgezocht. Waarom is de verdachte in hoger beroep veroordeeld, terwijl hij eigenlijk niet op die lijst van de politie had moeten staan? In de uitspraak van het hof staat immers dat “de verdachte blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie (…) niet eerder door een Nederlandse strafrechter is veroordeeld”.

Eens een verdachte (maar niet veroordeeld), altijd een verdachte?

Wie is er verantwoordelijk achter de schermen?

Beeldschermen Achter de schermen is het niet pluis. De doorsnee internetter verschaft zich met een muisklik toegang tot een wereldwijd netwerk, maar tast dan wel in de digitale duisternis. Gaat er achter de schermen wat mis, dan is de gebruiker daar zelf schuldig aan.
Dat mag je concluderen uit het antwoord dat ICT-jurist Arnoud Engelfriet geeft, op een vraag van een lezer op Security.nl.

De vraag was: mag een bank je verplichten de beveiliging van je computer op orde te hebben?
De vraagsteller wilde internetbankieren en werd geconfronteerd met de kleine lettertjes, waarmee de bank de verantwoordelijkheid voor de beveiliging geheel bij de klant legt. Kan dat? Mag dat?

Arnoud Engelfriet bevestigt dat steeds meer banken eisen dat de klant zelf er voor zorgt veilig te kunnen internetbankieren. Dat blijkt gebaseerd te zijn op twee artikelen uit het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 7.529 stelt dat een klant, bij verlies van een betaalinstrument aansprakelijk is tot slechts 150 euro, behalve als de klant nalatigheid valt te verwijten. Artikel 7.524 stelt dat als de klant zijn betaalinstrument kwijt is en vermoedt dat andere ermee aan de haal zijn gegaan, hij onmiddellijk de bank moet inlichten. Dan is hij niet meer aansprakelijk voor de betalingen die met het verloren betaalinstrument worden gedaan.
Een betaalinstrument is bijvoorbeeld je pinpas, maar ook een lijst met TAN-codes.

Vervolgens stelt Arnoud Engelfriet dat de beveiligingseisen die banken de klant opleggen rechtsgeldig zijn, als die eisen redelijk te noemen zijn. Hij vindt de eis een recent virusprogramma te hebben, zo’n redelijke eis.
Dat lijkt mij ook. Het impliceert wel dat de klant ook wordt verplicht het nieuws een beetje te volgen. Fraude met internetbankieren is fors toegenomen, zoemde het gisteren in het nieuws. Het kost de banken ruim vier miljoen euro. Een schadepost die overigens een stuk kleiner is dan de fraude met bankpassen en betaalautomaten. Dat kost de banken 36 miljoen euro.

Zo zijn er dus minimaal twee verplichtingen waar je aan moet voldoen om te kunnen internetbankieren. Een recente pc-bescherming en het volgen van informatie via het nieuws, voorlichtingscampagnes en de informatieve mails van je bank. Een klein beetje moeite, voor een groot gemak.

Het lijkt allemaal heel logisch. Toch valt er heel wat op af te dingen, maar kom daar maar eens om bij een bank.
De banken zien niet graag dat je je geld onder je matras bewaard. En ook niet dat je je bankzaken op de ouderwetse, papieren wijze regelt. Je kan er altijd nog voor kiezen, maar dan wordt je betaalverkeer wel duurder. Er is dus een mate van dwang de consument aan het internetbankieren te krijgen. Prima, maar mag daar dan ook een goede service tegenover staan? Bijvoorbeeld een uitstekende beveiliging door de bank zelf? Daar mankeert nog veel aan, zoals in KRO’s Reporter was te zien.

Maar dan nog. Hoe redelijk de eis ook lijkt, die de bank aan klanten oplegt (cliënt dient zelf zorg te dragen voor de aanschaf van een anti-virusprogramma en personal firewalls), ongelukken voorkom je er niet mee.
Wie het nieuws een beetje volgt (de impliciete eis van de banken), weet ook dat de beveiligingssoftware eerst achter het net vist, voor lekken zijn gedicht en er op nieuwe trucjes van cybercriminelen een afdoend antwoord komt. Daar kun je een doorsnee klant toch niet verantwoordelijk voor houden?