Paus Benedictus XVI roept jongeren op als heilige missionarissen hun leven op het spel te zetten om de wereld te verlichten met de waarheid van Christus. Hij schreef dit in een boodschap waarin hij de jeugd opriep volgend jaar massaal naar Sydney (Australië) te gaan en daar de Wereld Jongerendagen bij te wonen.
Wat krijgen we nou? Wil de paus een hedendaagse kruistocht beginnen en roept hij de jeugd op zich beschikbaar te stellen tot een “levend, heilig en godwelgevallig offer” (Zie de bijbel Romeinen 12:1)?
Ondanks dat het christendom met zo'n 2 miljard volgelingen nog steeds de grootste godsdienst ter wereld is, meent de paus de alarmklok te moeten luiden, want echt groeien doet de toko niet meer. Een beetje reclame is dus nooit weg. Maar om jongeren nou tot contemporaine kruisridders te bombarderen is gevaarlijk. Het is al meer dan genoeg dat jongeren massaal eo-dagen bezoeken of dagen op het St. Pietersplein in Rome rondhangen in afwachting van de Idols-der-idols-verkiezingen. Maak ze niet fanatieker dan ze al zijn. Weet de paus wel wat de jeugd van tegenwoordig verstaat onder “je leven op het spel zetten”? Behalve zuipwedstrijden in het weekend, vallen daar tegenwoordig Jackass-achtige spelletjes onder. Zonder pauselijke zegen is er dus al genoeg motivatie om het leven met een korreltje zout te nemen.
We zullen het maar houden op een goddelijke verspreking van god's afgezant op aarde. In hetzelfde schrijven vraagt hij zich af hoe jongeren reageren op alle onrecht en geweld in de wereld. Dit mag dan gelezen worden als een heilige verzuchting dat het daarmee eens afgelopen moet zijn. Hopelijk bedoelt de paus dat de jongeren volgend jaar in Sidney daar een vredelievend antwoord op vinden en is hij alleen wat bang voor de kwaliteiten van de luchtvaart. Maar ja, waarom vraagt-ie dan niet gewoon of de jeugd de vliegangst opzij zet en een avontuurlijke vlucht richting Australië neemt? Want nu zegt -ie eigenlijk de concurrentie met andere geloven aan te gaan, desnoods tot de dood er op volgt.
Categoriearchief: Diversen
Burger verder van democratisch huis
De gemiddelde gemeenteambtenaar weet geen raad met ideeën die de burger aanlevert.
Dit meldt de BRR (Burgerlijke Raad voor het Regeringsbeleid), van Steven de Jong, tevens initiatiefnemer van lastvandeburger, waar ambtenaren mogen klagen over irritante burgers.
Vaak reageren gemeenten helemaal niet op een ingestuurd plannetje. Een aantal brengt nog wel de beleefdheid op een bevestiging van ontvangst te sturen, maar laat daarna ook niets meer horen.
Slechts in een enkel geval gaan de lokale ambtenaren voortvarend aan de slag en helpen de plaatselijke Willie Wortels aan bruikbare informatie en ondersteuning.
Gisteren kon u hier ook al lezen dat burgers in Nederland niet mogen stemmen over het gemeentelijke budget, terwijl dat in andere landen wel het geval is.
Tegelijkertijd deelt minister Hirsch Ballin mee dat het invoeren van lekenrechters een aardig idee is, maar veel te duur en dat we dat dus op onze buik kunnen schrijven. Gaat niet door en daarmee blijft Nederland achter bij andere Europese landen die wel vertrouwen hebben in een burgerbijdrage aan de rechtsgang.
Ik kan me nog herinneren dat Wouter Bos tijdens de presentatie van het regeerakkoord, op een vraag van een journalist of de overheid nu echt gaat luisteren naar de burger, antwoordde: Het gaat natuurlijk niet zo worden van u vraagt, wij draaien.
Lijkt dat nu helemaal waar te worden? Blijft het zo dat dure overheidscampagnes om de burger meer bij de democratie te betrekken, alleen resulteren in raden en commissies die adviezen mogen uitbrengen waar de overheid naar eigen believen mee om mag springen?
Burgers leveren ideeën maar er wordt weinig mee gedaan, meebeslissende burgers zijn in ieder geval niet bij justitie welkom. Wordt dit de trend van het huidige kabinet en raken we stapsgewijs steeds meer verwijderd van een participatieve democratie?
De fiets als microkrediet
Om schone alternatieven te vinden voor de auto, files en armoede moet je wel de creatieve genialiteit van Einstein hebben. Of de in het vorige artikel genoemde professor Martin van Maarseveen over die kwaliteiten beschikt weet ik niet, maar interessante ideeën heeft-ie wel.
Hij neemt deel aan een internationaal project dat gaat onderzoeken hoe de fiets gebruikt kan worden om niet alleen de verkeersproblemen in miljoenensteden op te lossen, maar ook om de armoede te verlichten.
Een voorbeeld: in een Zuid-Afrikaanse sloppenwijk werken thuishulpen, die per bezoek worden betaald. Nu doen de meeste thuishulpen dat te voet en verdienen ze niet zoveel omdat ze die bezoeken in dat uitgestrekte gebied te voet afleggen. Toen die thuishulpen een fiets hebben kregen, is hun inkomen verdubbeld omdat ze twee keer zoveel bezoeken kunnen afleggen.
Professor van Maarseveen ziet meer mogelijkheden voor de fiets want “De fiets is met name in miljoenensteden al lang in beeld om de verkeersdrukte en daarmee ook de milieuproblematiek te beheersen. Maar de fiets kan ook de levensstandaard van bepaalde bevolkingsgroepen opkrikken. Hij vergroot hun actieradius. Je ziet nog steeds veel mensen naar miljoenensteden trekken, ergens in een buitenwijk belanden en dan erg ver van alles verwijderd zijn. Het is in zo'n situatie moeilijk om werk te vinden en een bestaan op te bouwen. De fiets biedt een grotere armslag in ruimtelijk en economisch opzicht.”
Dat betekent niet dat er nu massaal overal ter wereld zomaar fietsen uitgedeeld en fietspaden aangelegd moeten worden. Het internationale project gaat onderzoeken waar de behoeften liggen en welke mogelijkheden het beste zijn op in plaatsen als Kaapstad, Delhi en enkele Braziliaanse steden in te voeren. Daar komt nog van alles bij kijken: in welke situaties kan de fiets bijdragen aan verhoging van de levensstandaard? Hoe zit het met de infrastructuur? Zijn er mogelijkheden om aan te sluiten bij openbaar vervoer?
Ook wordt onderzocht welke factoren een succesvolle introductie van de fiets in de weg kunnen staan. Hoe veilig is het fietsen in een overvolle stad als Bombay? En hoe krik je de status van de fiets op? Want waar ter wereld je ook bent, de auto is toch het het symbool bij uitstek voor groeiende welvaart. Je kan alle arme mensen wel met een fiets aan meer inkomen helpen, maar als ze vervolgens een auto aanschaffen vergroot je de verkeersproblemen weer.
De rijke landen kunnen wellicht als rolmodel dienen. Er zijn ondertussen voorbeelden genoeg die op veel grotere schaal toegepast zouden kunnen worden: de fietspaden in Parijs, de fietssnelweg in Overijssel, de fiets mee op bus of trein. En natuurlijk behalve gratis fietsenstallingen en prima fietspaden, ook betaalbare, goede fietsen in alle soorten en maten. Als men wereldwijd ziet dat zelfs een minister (Donner) op de fiets naar zijn werk gaat, moet de tweewieler toch een serieuze status krijgen? Maar ja, als onze minister van vervoer zich met de helikopter laat verplaatsen en de minister van onderwijs met zijn auto-met-chauffeur op een zondag boeken gaat kopen, dan zal professor van Maarseveen er nog een harde dobber aan krijgen om ook in arme landen de status van de fiets te promoten.
Gratis OV leidt tot ziekenhuisbezoek.
Afgelopen zaterdag vierde men in het Belgische Hasselt 10 jaar gratis openbaar vervoer. Een succesverhaal volgens een persbericht. Een groei van 1000 naar 12600 reizigers per dag. Ook te danken aan de uitbreiding van de buslijnen die in Hasselt zijn gaan rijden.
Hoe ik ook op internet en in Hasselt zocht, ik kon geen verklaring vinden voor de bijzondere zinsnede in het persbericht: 'Dit zijn natuurlijk alleen maar pluspunten voor de mobiliteit in Hasselt. Maar er is ook een sociaal vooordeel. Zo steeg bijvoorbeeld het ziekenhuisbezoek opmerkelijk.'
Wie een ziekenhuis nodig heeft gaat er toch heen? Die vind toch wel een manier? Of heeft men in Hasselt het ambulancevervoer afgeschaft omdat het openbaar vervoer goedkoper is? Ik kan me namelijk niet voorstellen dat gratis openbaar vervoer heeft geleid tot gezondheidsklachten die eerder niet bekend waren.
Week van het vuil
Het leek de laatste dagen wel de week van het vuil. Alsof er nog niet genoeg smerigheid is, krijgt nu de vuile truck voorrang. Ik las het eerst verkeerd en dacht dat het om alweer een ranzig geintje van de overheid ging. Het blijkt echter om vrachtwagens te gaan, die bij stoplichten een potje CO2-uitstoot staan te produceren waar men snel van af wil. Dus voortaan zal een stoplicht dat in de duistere dampen van het beroepsvervoer wordt gehuld, gauw op groen springen. De vrachtwagen kan doorrijden, stoplicht opgelucht en voor het milieu schijnt het beter te zijn. Nou, in dat geval is er geen vuiltje aan de lucht, dus wat maakte deze week dan wel zo vies?
Om te beginnen dankzij een bijdrage van Defensie. Bij Harderwijk blijkt al jaren chemisch afval op een oefenterrein van de landmacht te liggen. Het grondgebiedje is keurig afgezet met rood-witte linten. Een persvoorlichter van Defensie heeft geen idee hoe dat spul daar is gekomen maar belooft dat een gecertificeerd bedrijf de plek zal opruimen. Dat onze landverdedigers hiermee een chemische aanval hebben gepleegd op eigen natuurgebieden wordt natuurlijk on alle toonaarden ontkent.
Smerige aanvallen op ons landje komen niet alleen van binnenuit. Naar nu blijkt heeft opnieuw een tanker met verdacht riekende afvalstoffen geprobeerd de inhoud hier te lossen. Omdat het allemaal en beetje veel leek op de affaire van vorig jaar met de Probo Kola, nam men nu geen enkel risico en heeft men de afgifte van het afval stil gelegd. Nog voor het schip de kans kreeg af te varen en de rotzooi dan maar in Afrika te dumpen, is het materiaal nu keurig in eigen land verwerkt. Dat is dan een smerig schandaal minder.
Minder fraai is het bericht dat een varkensboer en een slager zeer waarschijnlijk slachtafval in voedsel hebben laten verwerken. Het gaat vermoedelijk om afgekeurde, zieke varkens die afgemaakt zijn en tot het stempel slachtafval kregen. Dat mag niet verwerkt worden, dus de boer en de slager zijn gearresteerd.
Afval is voedsel. De aarde krijgt het ter consumptie aangeboden. Soms werkt dat goed, soms krijgt de wereldbol er diarree van. En dan moeten er wereldwijd dure milieubeschermende maatregelen getroffen worden. Die komen vaak moeizaam tot stand en de meeste vervuilers willen er niet aan meebetalen. Dat doet de consument maar.
Misschien is er enige hoop in de plannen van ontwerper William McDonough en chemicus Michael Braungart. Aanstaande maandag (20.55 u., Nederland 2) is er op VPRO's Tegenlicht een documentaire te zien over deze heren, die menen een oplossing te hebben voor al dat vuil dat in ons ecosysteem zit en er ook nooit meer uit kan.
Hun opvattingen zijn gebasserd op vier principes:
– Ontwerp producten en processen zo dat de waardevolle materialen in peperdure investeringen beschikbaar blijven voor de mens en zijn natuurlijke omgeving.
– Een product moet volledig afbreekbaar zijn in de biosfeer en voedsel zijn voor natuurlijke processen.
– De niet-afbreekbare stoffen moeten zo gemaakt zijn dat ze opnieuw te gebruiken zijn in nieuwe producten.
– Tijdens de fabricage van producten mogen er geen schadelijke stoffen vrij komen. Lovenswaardige principes, die al gedeeltelijk worden toegepast.
Slaagt men erin alle producten voor de volle honderd procent volgens die principes te maken, dan kunnen we rustig doorgaan met de huidige consumptiemaatschappij. Voorlopig is het nog niet zover en daarom mis ik een vijfde principe: stop met het procuceren van overbodige snuisterijen. Die dragen aardig bij tot bergen schadelijk afval.
Nieuwsgierig naar die documentaire ben ik natuurlijk wel. Want het zou toch prettig zijn als ik leuke, maar zinloze gadgets kan blijven kopen.
Te kust en te keur.
Een tijdje terug meende minister van integratie, mevrouw Vogelaar, dat de inburgeringstoetsen niet in orde waren. Ook al beweerde TNO het tegendeel. Mevrouw Vogelaar vond dat de toetsen zodanig verbeterd moesten worden dat het slagingspercentage omlaag zou gaan. Nou was er wel vaker kritiek op die toetsen. Ze zouden niet deugen omdat zelfs hier geboren en getogen inwoners een onvoldoende haalden. Zelf heb ik de Nationale Inburgeringstest van Teleac uit 2005 nog eens gedaan en jawel hoor: ik vrees dat ik mijn paspoort wel kan inleveren.
Maar nu komt het helemaal goed. Aanbieders van inburgeringsprogramma''''s worden nu ook aan een toets onderworpen. Slaagt men dan verkrijgt men een keurmerk. Diverse gemeenten hebben al aangekondigd alleen de goedgekeurde instellingen te subsidiëren. Inmiddels is de helft van de ruim 120 aanbieders al dik geslaagd. De rest is nog in procedure. Het valt dus kennelijk best mee.
Wat moeten de kandidaten voor deze toetsen echter met dit te kust en te keur-beleid? Hoe kunnen ze zich nou goed voorbereiden op het stempel goede inburger? Want eerst slaagden er aardig wat en dat vond Vogelaar dus teveel. En diegenen die slaagden deden het dus kennelijk beter dan menig erkende nederlander. En bij wie gaan ze de inburgeringskursus volgen? Bij die ene ongestempelde school in de buurt of bij een school met keurmerk, maar die wel 50 kilometer verderop te vinden is?
Het keurmerk zal de zoveelste dam worden om de instroom van immigranten te beperken. Want een immigrant die slaagt bij een niet goedgekeurde instelling, die wel dezelfde toets afneemt kan er op rekenen dat hij/zij niet tot prima inburger bestempeld zal worden.
Op naar de volgende vondst.
Een serieuze baas.
Op de website Mangement Team valt te lezen dat driekwart van de werknemers de baas serieus neemt. De baas? Wie is dat dan? Het begrip baas wordt toch hooguit nog gebruikt in de relatie met huisdieren? Werknemers hebben toch al lang te maken met managers, leidinggevenden, coördinatoren of slechts een hoofd? Zelfs de de schipper naast god, de roerganger van onze democratie wordt niet als baas weggezet. Meer neutraal wordt zijn functie als MP afgekort, meer amicaal wordt de man JP genoemd. Maar baas? Nee, da's toch wel een heel ouderwets woord dat in de tijd van de slavernij wel een correcte aanduiding was. Die driekwart werknemers voelen zich misschien nog slaaf? Ze komen uit een groep van 500 mensen met betaald werk, die voor een onderzoekje van Veronica Magazine zijn ondervraagd door buro Trendbox. Tweederde van die groep werkt liever erg hard om veel te verdienen dan dat ze meer vrije tijd met een laag inkomen moeten bekostigen. De meerderheid heeft ook liever een salarisverhoging dan een auto van de zaak. De gemiddeld 32 uur die men per week op het werk is wordt voor 12% benut om van een kater bij te komen. De helft van de ondervraagden zit voor privédoeleinden op internet te surfen en zo'n 40% besteedt de tijd aan roddelen. Maar driekwart neemt wel de baas serieus. Nou zou een beetje manager met bazige trekjes onmiddelijk op botte wijze een einde maken aan al die verspilde tijd. Waarschijnlijk wordt hij/zij dan meteen een stuk minder ernstig genomen. Het is en blijft wel de functionaris die over het geld gaat en dus over de eerder genoemde salarisverhogingen waar al die hardwerkende werknemers reikhalzend naar uitzien. De beste manier om het gewenste inkomen te bereiken is dan wel je baas serieus nemen. Ik denk niet dat er leidinggevenden zijn die van harte meer loon uitbetalen als ze in hun gezicht te worden uitgelachen. Hoeveel mensen onder de lezers hebben ook een echte baas? Of noemt u hem/haar gewoon bij de voornaam? En hoe serieus neemt u die baas dan wel?