Categoriearchief: Maakbaarheid

Dual use

Dual use Wat je al kan doen met een paperclip. Deze vernuftige uitvinding staat bekend om zijn multifunctionaliteit. Meestal heel onschuldige toepassingen. Meestal, want er is geen produkt, of het kent fatale toepassingen. Soms komt men daar per ongeluk achter (ontploffende senseo’s, ontbrandende televisies), soms komt men er na een doelbewuste aanslag achter.

In veel gevallen wordt volstaan met waarschuwingen aan het publiek. De auto, inmiddels bekend als één van de meest dodelijke produkten, wordt niet van de markt gehaald. Liever houdt men de gebruiker voor, er voorzichtig mee om te gaan.
Een enkele keer roept men de consument op een falend en gevaarlijk produkt naar de maker terug te sturen.

Een produkt is onschuldig, tot een of andere idioot het tegendeel bewijst. En dan zijn de rapen gaar en zijn er ineens lijsten met produkten, die absoluut verboden zijn om mee te nemen op een vliegreis. Lastig voor de vakantieganger. Ook heel vervelend voor het bedrijfsleven.
Aanstaande dinsdag gaat met ministerie van Economische Zaken het bedrijfsleven voorlichten over strategische goederen. Spul dat alleen militaire toepassingen kent.

Uiteraard zou het vervelend zijn als zulke handel in verkeerde handen komt, dus ziet de overheid er op toe wat er geëxporteerd en doorgevoerd wordt.
Dat geldt ook voor zogenaamde dual use-produkten. Hebbedingetjes die leuk zijn voor civiel gebruik, maar waar een handige sodemieter ook linke dingen mee kan uithalen. Bekend voorbeeld: bepaalde materialen voor een kerncentrale, kunnen ook gebruikt worden om kernwapens mee te maken.

Het ministerie van Economische Zaken is erg transparant over de vergunningen die zijn afgegeven voor dual use-goederen. Op de website lezen we: “Omdat vanuit politieke partijen en maatschappelijke organisaties de wens is geuit tot inzage in gegevens per afgegeven vergunning, zijn deze data toegankelijk gemaakt
via deze pagina”.
En zo komen we er achter dat de bondgenoten natuurlijk niet tot 'gevoelige landen' behoren. De VS, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië mogen uraniumverrijkings produkten ontvangen. Zelfs Rusland. Ook al halen de Russen rotgeintjes uit met buurstaten.

Ook voor de export van apparatuur, software en technologie voor informatiebeveiliging, dient een vergunning te worden aangevraagd. Niet zo explosief als kerncentrales. Maar zou het wel gebruikt worden om burgers van degelijke virusscanners en firewalls te voorzien, voor hun onschuldige pc’s?
Toch wordt het vrij vaak geëxporteerd naar landen waar het met burgerrechten en privacy nog slecht is gesteld. China, Irak, Libië bijvoorbeeld. Maar ook bij Pakistan en Libanon kun je vraagtekens zetten.

En waarom zijn er vergunningen afgegeven voor fosfortrichloride en fosforpentasulfide? Spul dat als een van de grondstoffen voor zenuwgassen (sarin en VX) gebruikt kunnen worden en waarvan het Rode Kruis liever ziet dat het totaal wordt verboden. Rusland zegt het nodig te hebben voor additieven in motorolie, Kroatië voor farmaceutische middelen, India en Pakistan maken er pesticiden mee, Zuid-Afrika gebruikt het in de mijnbouw en Pakistan.

Nu hebben die landen keurig verdragen getekend, waarin ze verklaren dual-use producten alleen voor civiele doelen te gebruiken. Maar bij oorlogen en onlusten worden wel eens civiele doelen getroffen. In barre tijden kan een kwaadwillende regering het begrip 'civiele doelen' natuurlijk even duaal gebruiken, als de geïmporteerde producten.

Het Nederlandse exportbeleid lijkt hier en daar even buigzaam als een paperclip.

Hulp en begrip

Hulp en begrip Ik snap dat de hulp aan het verwoeste Haïti een logistieke nachtmerrie zal zijn. Ik begrijp dat de Haïtianen gek worden van het nieuws dat de hulp onderweg is, maar ze er zelf nog weinig van merken.

Ik kan het ook nog volgen, dat al die ingevlogen hulp, niet meteen vanaf het vliegveld overal in Haïti
aan de gang kan gaan. Je zou willen dat het anders was, maar hulp zal voor veel Haïtianen te laat komen. Triest dieptreurig, maar met enig voorstellingsvermogen is te begrijpen waarom.

Er zijn gelukkig al wat mensen uit die puinhoop op weg naar huis.
Nederlanders die via Curaçao aan de logistieke nachtmerrie zijn ontsnapt. Belgen die zondag al thuis zullen zijn. Dat is heel mooi voor die mensen.

Maar ik begrijp het niet.

Nou breekt mijn klomp

Nou breekt mijn klomp Even een idiote vergelijking. Toen de industriële revolutie goed op stoom lag, ging menig boerenknecht in de fabriek werken. Nog wel op klompen. Handig schoeisel. Ging er wat fout in de machine waarachter men werkte, gooide je een klomp in het raderwerk en de boel stond stil. Een methode die ook werd toegepast als de onvrede over loon en werkklimaat de kop op stak.

Nu de dienstverlenende revolutie een voldongen feit is, mensen in modieuze stappers naar het werk gaan, in trendy pakken en met schone handen en redelijk salaris weer huiswaarts keren, saboteert de werknemer nog steeds het arbeidsproces!

Dat beweren diverse deskundige bedrijfsopleiders, de instituten die het aanstormend managementtalent klaarstomen voor de beroepspraktijk.
In 2006 deden medewerkers van de Universiteit in Cardiff (U.K.) onderzoek naar frontoffice medewerkers. En wat bleek? Die verzieken de boel vaak opzettelijk. Service-sabotage, zoals dat werd genoemd, was wel gerelateerd aan allerlei prestatiemaatregelen, die managers hanteerden.

Dat soort beleid wordt wel eens toegepast om werknemers te motiveren. Extra beloningen voor het halen van de “targets”, personeelsuitjes als beloning voor een prestatie van een afdeling. Dat soort dingen. Vaak is dat niet genoeg en moet er meer worden gedaan om de betrokkenheid van de werknemers te vergroten. Want aan die betrokkenheid mankeert heel wat, menen sommigen. In 2007 zei Alex Klein, docent aan de
Nyenrode Business Universiteit, dat een kwart van de werknemers aan passieve sabotage doet. Uit gebrek aan betrokkenheid. Meer wij-gevoel is de oplossing.

Vorig jaar lieten alweer twee bedrijfskundige opleiders hun licht over hedendaagse sabotage schijnen.
Onderzoekers van de Businessscchool IMD in Lausanne, zagen ernstig verstoorde relaties tussen werkgevers en werknemers in Amerikaanse bedrijven. Ze betoogden dat niet altijd incompetente of dictatoriale leidinggevenden de oorzaak van bedrijfsellende zijn. Nee, zelfs “goede bazen” kunnen gesaboteerd worden door hun ondergeschikten.
Actieve sabotage is het uitproberen van de chef. Passieve sabotage bestaat uit lamlendigheid en dus staat de werknemer niet meer open voor een gezond gesprek met zijn baas.

Terug naar Groot-Brittannië. Onderzoekers van de
Warwick Business School stellen dat 75 tot 96 procent van de servicemedewerkers aan sabotage doen. Ze betrapten vier typen saboteurs.
Idioten die uit een behoefte aan gierend adrenaline rotgeintjes uithalen met klanten. Zombies die te lui zijn om ook maar iets voor klant en bedrijf uit te spoken. Chagrijnige mispunten, die hun onvrede botvieren op de clientèle en hebberige egoïsten, die op het grote geld uit zijn en daar alles er voor over hebben, ook al pakt het beroerd uit voor het bedrijf of de klandizie.

U zult er vast een paar van herkennen. De lamlendige lokettist, de hondsbrutale callcenter medewerker, de schijtlollige servicedesk beambte. Maar dat het er zoveel zijn en ook nog eens het werk terroriseren met hun sabotageacties? Daar breekt mijn klomp.
Ik ben het eens met de stelling dat niet alles op managers alleen kan worden afgeschoven. Natuurlijk, een manager die een of andere vervelende rotklus verkoopt als een “uitdaging”, waar jij alleen maar moe van wordt en hij of zij een bonus rijker, kan rekenen op opstandig personeel.

Maar ook managers staan aan de lopende band. Uitvoerders van een continue stroom van veranderend overheidsbeleid, min of meer gedwongen fusies, immer wijzigende financieringsstromen. Ze worden daarbij belaagd door een heel leger van adviserende, coachende, trainende bureautjes die wel even zullen helpen met implementeren van die stroom en de menselijke bronnen aan nieuwe competenties en vaardigheden helpen.

Ik was het maar heel zelden eens met wijlen Pim Fortuyn, die in 2002 een vergelijk trok tussen de industriële revolutie en de hedendaagse collectieve sector.
Hij stelde: “Er is heel veel sabotage in de gezondheidszorg, in het onderwijs en bij de politie. (…) Het kleinbedrijf komt niet verder dan drie procent ziekteverzuim. Het grootbedrijf zit rond de 7 procent. En dan kom je in de collectieve sector en daar is het 10, 15 procent. Dat is sabotage, dat kan niet anders”.

Had Fortuyn gelijk? Hebben de genoemde onderzoekers nu een vorm van collectieve sabotage ontdekt tegen de schaalvergroting in de dienstverlening? Tegen de vloedgolf aan protocollen, administratieve verplichtingen en tegen oplopende werkdruk?
Zou kunnen. In mijn eigen werkervaring geldt zeker een toenemende werkdruk, terwijl er aan de cao flink wordt gerommeld en continu een bezuinigingsdruk zorgt voor een te lage personele bezetting en beknibbelen op gezonde werklocaties of goede voorzieningen voor de “klanten”.

Toch is er geen sprake van sabotage. Het ziekteverzuim is al een paar jaar lager dan het ooit was en we doen gewoon zo goed mogelijk ons werk. Maar dat kan natuurlijk heel anders liggen in andere dienstverlenende beroepen. Bent u een saboteur?

Dan maar de lucht in?

Dan maar de lucht in? Gezinnen in de stad. Ze komen nog voor. Eigenlijk is het een raadsel waarom mensen die kinderen krijgen niet onmiddellijk verhuizen naar gebieden waar ruimte is om buiten te spelen. Waar ze hun kroost niet het internet op moeten jagen om verband tussen een plak kaas en een koe tussen de oortjes te krijgen.

Afijn, voor de eigenheimers die hun nazaatjes in metropolische turbulentie willen grootbrengen, moet woonruimte worden bedacht. Jong en aanstormend architectonisch talent mogen ideeën leveren voor “
De verticale stad voor gezinnen”. De hoofdprijs voor degenen die het beste ontwerp indienen: een reis naar Marseille om daar de Unité d'Habitation van Le Corbusier te bezoeken.

Le Corbusier’s “eenheid van wonen” moet blijkbaar de inspiratie vormen voor een nieuwe visie op verticaal wonen en leven. Le Corbusier moet, net als menig ander architect, opgegroeid zijn met de blokkendoos. Stapelen met beton, veel meer stelt het gebouw niet voor. Vernieuwend was de gedachte wonen met voorzieningen, als tuinen en winkels, te combineren in een en dezelfde hoop beton.

Zoals vaak gebeurt als noviteiten op de wereld worden geplempt, waren er mensen die dachten dat deze woonvorm tot grote ellende kon leiden. Bewoners van het complex zouden wel eens ziek kunnen worden, zelfs hartstikke gek,van al dat beton en de beperkte mobiliteit, omdat men voor een brood en een pak melk de straat niet meer op hoefde. Behalve een paar gevalletjes hoogtevrees, viel het allemaal wel mee.

Vandaag zitten we nog meer dan in de tijd van Le Corbusier met een ruimtelijk probleem. Er moet snel woonruimte bijkomen, maar de beschikbare ruimte wordt alsmaar kleiner. Niet alleen door bevolkingsgroei en gezinsaanwas, ook door bescherming van natuurgebieden en landschapsbehoud. De oplossing ligt voor de hand. Geen ruimte meer op de grond? Dan maar de lucht in!

Geen hemelstormend idee, want inmiddels zijn de begrippen torenflat en wolkenkrabber nietige blokkendoosjes, vergeleken bij de meest recente
oprisping in Dubai: Burj Dubai. De 828 meter hoge “unité d’Habitation” telt 1044 appartementen, wat kantoren en een hotel.
Maar is hoogbouw nou een goede habitat voor gezinnen?

Er zijn mogelijke voordelen. Binnentuinen waar het kroost veilig kan spelen, een pak luiers is een etage lager te halen.
Nadelen zijn er ook. Zijn de liften wel groot genoeg om vier volwassenen en evenveel robuuste kinderwagens te vervoeren? Hoeveel konijntjes zullen wel niet van de balkons worden gegooid, door explorerende kinderen? En, angstwekkend toekomstbeeld, wat voor volwassenen zullen die kinderen worden, die in de cruciale periode van wasdom, gewend zijn op alles en iedereen neer te zien?

Kan het dan anders? Zeker wel. Op het plaatje hier linksboven zit u een impressie van de Habitation Taupinière. Het molshoopwonen.
Om aan de behoefte van enige skyline te voldoen bouwen we terpen. Op de tekening ziet u bij 1 een tweetal gebouwen. Elk met vijf geschakelde gezinswoningen, in eveneens terpachtige vorm.Ondergronds (zie 2) bevinden zich a) recreatieve voorzieningen, zoals tuinen, fitnesszalen en zwembaden. Bij b) een laag assorti winkels. Daaronder, bij c), parkeergarages en de laagste laag biedt ruimte voor machines die warm water uit de bodem putten en die afval composteren ten behoeve van de energievoorziening.

Elke Habitation Taupinière is kleinschalig, om de intimiteit en persoonlijkheid te garanderen. De geschakelde woningen zijn van natuurlijke materialen gemaakt en op de molshoop zelf kan gerecreëerd worden, door de liefhebbers van echte buitenlucht. Zonder last van hoogtevrees te hebben.
Het is natuurlijk jammer voor wormen, kevers, pissebedden en ander ondergronds gedierte. Maar daar zullen we er toch al niet zoveel meer van hebben. Ze hebben al lang moeten wijken voor buizen, kabels en heipalen onder flatgebouwen.

In de nieuwe 'verticale stad' wonen gezinnen wel naast elkaar en niet op elkaar. Voor de broodnodige voorzieningen kan men dan heerlijk onderuit zakken.

Bouwval

Bouwval Van de vijftig grootste bouwers kukelen er volgend jaar zeker vijf om. Volgens bouwexpert Edmond Verstraete, in het brancheblad Cobouw. Een opmerking die past in het crisisgeklaag in de bouwsector. Staat de bouw op instorten?

Uit eigen ervaring zou ik zeggen: ja. Van de vier kleine bouwbedrijven die de laatste 15 jaar bij mij wat klussen mochten doen, zijn er inmiddels drie failliet. Zouden nu ook de grote jongens aan de beurt zijn?
In de Cobouw Top 50, van 2006 tot 2008, staan wat rode cijfers, maar het valt eigenlijk reuze mee. Van de 50 bedrijven met de hoogste bedrijfsopbrengsten, laat 62% een continu stijgende lijn zien. Acht bedrijven (16%) veerden in 2008 weer wat overeind, na een daling in 2007.
Negen andere bedrijven keken echter voor het eerst in 2008 tegen een dalende opbrengst aan.

Die zullen dus wat tobberig tegen de komende jaren aankijken. De 5 bedrijven(10%) die in een continu dalende lijn zitten, krijgen er misschien een collega bij. Eén bouwer wist in 2007 te herstellen, maar viel in 2008 zodanig terug, dat de opbrengst zelfs lager was dan in 2006.

In hetzelfde blad wordt de nummer 4 uit de top aan het woord gelaten. Zonder een expliciet kijkje in de bouwkeuken te geven, stelt
Ten Brinke Holding uit Varsseveld ferm: Niet zeuren, maar bouwen. Maar dat is makkelijk zeggen, als je een steevast netto-marge van 17% weet over te houden.
Laten we eens kijken naar de totale bouwnijverheid. Nijverheid wil immers zeggen: niet zeuren, maar bouwen?

Nou, steeds meer bedrijven willen dat wel. Van 2006 tot 2009 is het aantal bouwbedrijven met 40% toegenomen. De grootste groei zit in de eenmanszaakjes (71%). Echt grote bedrijven komen er niet meer bij. De zzp’er is dus flink aan de slag. Het bewijs kun je elke dag zien op bouwplaatsen waar nog wel wordt gewerkt. Er staat vaak een hele rits busjes met verschillende namen er op.

Maar naast groei kenmerkt de bouw zich ook door ene faillissement na het andere. Eind vorig jaar voorspelde een deskundige dat het aantal faillissementen dit jaar in de bouw
30 tot 40 procent hoger zal liggen dan in 2008.
Dat blijkt kletskoek. Het zal rond de 14% liggen. Zuur voor de 716 bedrijven, die hun gereedschapkist kunnen opbergen. Maar het is zeker geen bijzonder en specifiek aan de crisis gerelateerd verschijnsel. De laatste 10 jaar blijft het gemiddelde aantal faillissementen continu rond de 718 per jaar schommelen. Alleen tussen 2003 en 2005 lag het gemiddelde failliet met 890 veel hoger. Faillissementen blijken in ieder geval een vast onderdeel van de bedrijfscultuur in de bouwsector.

Wat wel zorgen baart is de omzet. Na een stijging tussen 2006 en 2008, is er in 2009 ineens een daling. De indexcijfers kelderen van 131 in 2008, naar 111 in 2009. Ter vergelijk het gemiddelde indexcijfer van de laatste vijf haar stond op 134.
Enige negatieve invloed komt misschien van een fikse daling in het aantal verstrekte bouwvergunningen. Maar het verklaart niet al het geklaag, want sinds 1993 is er een gestage daling van verstrekte bouwvergunningen. In acht van die jaren was er een daling, in zeven jaren een stijging, die overingens altijd achter liep ten opzichte van de dalingen aan verstrekte bouwvergunningen. Eén van de redenen waarom er nog steeds een woningtekort is.

Minder bouwvergunningen en minder omzet voor de bouwbedrijven, het hangt ongetwijfeld met elkaar samen. Los je dat op door niet te zeuren, maar te bouwen? De economie trekt weer aan, dus de bouw zou meer opdrachten kunnen krijgen.
Of laten we de bouwers nog drie jaar lang in de kou staan? Men verwacht pas weer in 2011 goede zaken te kunnen doen. Banken, woningcorporaties en overheden moeten dan wel minder angstig worden. Dat geldt ook voor de consument, die grote uitgaven even uitstelt. Wordt het tijd om die dakkapel nu wel te laten maken?

Het (bouw)valt wel mee. De bouwvallige gesomberheid komt vooral uit de glazen bol.
De prognoses lijken treuriger te zijn dan de realiteit. Terwijl het CBS, na een neergang tussen 2002 en 2004, de laatste 4 jaar een mooie stijging van de gerealiseerde bouwproductie laat zien, blijven ramingen van CPB, TNO en EIB ver achter op die realiteit. Opvallend is dat het CPB en TNO optimistischer in de bouwput kijken, dan het EIB (Economisch Instituut Bouwnijverheid). Die voorspelt een verdere daling en verwacht pas herstel in 2014.
De bouwers krijgen, onnodig, een vorstverlet van jaren aangesmeerd.

Opm: Alle hierboven genoemde cijfers, zijn samengevat in deze excelsheet, alwaar je ook kan doorlinken naar de gebruikte bronnen (Cobouw, CBS en Bouwend Nederland).

Burgers nemen het roer over

Burgers nemen het roer over Quote van de week: “Als we goed opletten kunnen we zien dat om ons heen de overheid fundamenteel van karakter verandert”.
(Staatssecretaris Bijleveld op het festival ‘In actie met de burgers’).

Symboliek is het kabinet niet vreemd. Waar kun je beter praten over burgerparticipatie dan in Burgers’ Zoo? Ofwel: laat je het aan de burgers over dan wordt het een beestenboel.
Dat is niet de bedoeling. Staatssecretaris Bijleveld complimenteerde gemeenten en burgers met de vorderingen op het gebied van burgerparticipatie. Meedenkende, initiatiefrijke burgers moeten meer ruimte krijgen. Ongeïnteresseerde, luie burgers moeten gestimuleerd worden actief te worden in het lokale beleid.

Wat bedoelt Bijleveld met die fundamentele verandering van de overheid? “De overheid verandert van bestuursmonopolist in dienstverlener, motivator en facilitator” en “een andere trend die hierbij een rol speelt is dat we in het algemeen steeds meer beslissingen overlaten aan degenen die het onderwerp zijn van de beslissing”. De burgers mogen het bedenken en doen. Van burgerparticipatie tot zelfbestuur?

Het lijkt er serieus van te komen. In
haar toespraak tot de festivalgangers herinnerde ze aan het verdrag dat 47 Europese landen vorige maand ondertekenden. Daarin is afgesproken dat “het recht om deel te nemen aan het openbaar bestuur en het recht op informatie van de lokale overheden” een wettelijk voorgeschreven burgerrecht dient te worden.

Aan burgerzelfbestuur zijn we echter nog lang niet toe. Eerst maar eens leren participeren. Zowel de lokale overheden als de burgers moeten nog wat worden opgevoed in burgerparticipatie. Het ministerie van Binnenlandse Zaken gaat samen met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) het programma “In Actie Met Burgers” een sterke impuls geven. Dat gaan “buitengewoon boeiende tijden” worden, beloofde de staatssecretaris.

Tot nu toe is er hier en daar wat geëxperimenteerd (zie de website
Actieprogramma Lokaal Bestuur).
Een van de speerpunten is het burgerinitiatief. Dat staat in een aantal gemeenten in de steigers. Positief is dat de voorwaarden tot het indienen van een burgerinitiatief stukken laagdrempeliger zijn dan bij een landelijk initiatief het geval is. In de gemeente Delft kan zelfs een kind van zes een initiatief bedenken. Indienen van het voorstel dient dan wel door burgers van 12 jaar en ouder ondersteund te worden.
In Zoetermeer kan een initiatiefnemer een website ter beschikking krijgen, waar het plan uitgewerkt en gepresenteerd kan worden. Compleet met discussiepagina.

De ervaringen met het burgerinitiatief vallen echter tegen. De website vermeldt slechts 10 initiatieven in de zes genoemde gemeenten. Van skatevoorzieningen tot de aanpak van een verloederend bedrijfspand. Opvallend is dat kinderen en jongeren wel wat in het burgerinitiatief zien en dat in kleinere gemeenten de burgers enthousiaster bezig zijn dan in de grotere.

Maar goed, alle begin is moeilijk. Misschien denkt de burger wel: moeten wij soms het werk overnemen dat de overheid gaat wegbezuinigen? Het kabinet heeft immers de afslanking van de ambtenarij en de
inkrimping van gemeentelijke besturen op de agenda staan?
Nou, dat is een goede reden alvast maar te wennen aan burgerparticipatie. Iemand moet tenslotte het werk doen. Dan kun je er maar beter ook zelf over beslissen.

Ik denk niet dat de overheid volledig burgerzelfbestuur als het ultieme doel van de burgerparticipatie programma’s ziet. In de huidige experimenten ligt de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de gemeenteraad en B&W. Een burgerinitiatief kan dus ook worden afgewezen, zoals in Eibergen gebeurde toen er om een lage snelheidszone werd gevraagd. De skatebaan kwam er wel.

Maar als Bijleveld voortvarend te werk gaat met het Actieprogramma Lokaal bestuur, krijgen de burgers misschien meer de smaak te pakken. Zeker als ook het burgerbudgetrecht wordt uitgebreid. Tot nu toe een recht waar je bij veel gemeenten nog erg goed naar moet zoeken en beperkt is tot meer buurt- of wijkgebonden voorzieningen als speeltuinen of buurthuizen.
Als burgers over veel meer zaken, met voldoende geld op zak, het voor het zeggen krijgen, kan het kabinet het lokaal bestuur wel afslanken tot er alleen burgerzelfbestuur overblijft.

Een sterke overheid.

Een sterke overheid De afslanking van de overheid is een stapje verder. Het ministerie van Economische Zaken heeft een nieuwe Taskforce ingesteld. Voor zover ik het kon vinden, is dat de 23e taskforce die de overheid versterkt.

De overheid wordt soms slapheid verweten. Maar zou u met slechts 13 ministeries en
120 duizend rijksambtenaren de berg aan problemen kunnen wegwerken? Natuurlijk hebt u daar als betrokken burger wel ideetjes over, maar wees gerust. De overheid laat zich bijstaan door zeker 47 adviserende clubjes. Adviesraden, commissies en overleg organen.

Nu bent u niet alleen een betrokken burger, u bent ook een ongeduldige burger. De problemen moeten liefst gisteren zijn opgelost. Dat gaat natuurlijk niet van vandaag op morgen. Geen nood, want daar zijn de taskforces. Die moeten een plannetje bedenken hoe oplossingen snel in de samenleving gezet kunnen worden.

En de afslanking van de overheid dan, zult u mopperen. Ja zeg, wat wilt u nou? Vele handen maken licht werk, moet u maar denken.
Want u bent niet alleen een betrokken en ongeduldige burger, maar vooral een lastige burger. U ziet het allemaal veel te donker in. Daar is een gemiddelde overheid niet tegen opgewassen. Dus stelt ze een Taskforce Verlichting in.

Dat is natuurlijk lang niet genoeg om uw inzichten te verbreden, dus maakt de overheid zich nog een stukje sterker met de zojuist geïnstalleerde
Taskforce Breedband. Zodat u vlot de hele wereld af kan struinen en uw kennis van zaken kan uitbreiden.

Werkt u nou eens een beetje mee, ja? De overheid kan niet altijd en overal een taskforce op af sturen, want dan gaat u klagen over wat dat allemaal al zo kost. Dan ziet Balkenende zich gedwongen weer te klagen over de zeurende burger. Waarop jan en alleman gaat roepen dat de kloof tussen overheid en “de mensen” weer groter wordt.

De burger en de overheid moeten misschien eens in huwelijkstherapie. Hoe dat in zijn werk moet gaan? Geen idee. Kan de overheid daarvoor een
Taskforce Peper en Zout instellen? Het peper en zoutstelletje is immers een traditioneel kadootje dat een gelukkig huwelijk symboliseert?

Extra leesvoer

Extra leesvoer Vandaag geen eigen stukkie. Wel wat extra leesvoer.

De reden voor het ontbreken van eigen werk is simpel. Het was, na een week vakantie, de eerste werkdag en het was weer goed druk. Dus wil ik nog even wat uitrusten en dat ga ik straks doen bij de uitreiking van de Dutch Bloggies. Dat zal veel minder enerverend zijn dan werken of bloggen. Het is meer ontspannen vermaak.

Voor ik erheen ga, heb ik gewoontegetrouw rondgeneusd op de weblogs die hier in de rechterkolom staan vermeld. Daarbij stuitte ik op een gastlog bij GeenCommentaar, die uitstekend past bij de centrale thematiek van dit weblog.

Het stuk is van de journalist Dimitri Tokmetzis, die een fraai betoog over maakbaarheid houdt. Dus: extra, extra! Lees alles over “
Maakbaarheid is dood, leve maakbaarheid”.
Ben benieuwd wat je ervan vindt.

Tijdreizen

Tijdreizen Voor ik een weekje rust nam, schreef ik hier te verwachten op maandag 1 december fris en monter terug te zijn. Dit jaar nog, natuurlijk. Ik moet de tijd kwijt zijn geweest, want nu is het maandag, maar nog geen 1 december. U overkomt het natuurlijk nooit, maar ik zit er wel vaker naast, qua tijd.

Je moet niet rommelen met tijd. Rijkswaterstaat doet dat wel. Althans, volgens een aantal teleurgestelde automobilisten. Op die fraaie lichtkranten boven de snelwegen wordt niet langer de file gemeld, maar de
te verwachten reistijd. Dat is niet naar ieders zin.

Logisch. Een te verwachten reistijd, hoeft geen echte reistijd te zijn. De eerste de beste file rekt die tijd meteen flink op. Bovendien: verwachting is uiterst subjectief. Rijkswaterstaat kan wel zeggen dat een te verwachten reistijd 30 minuten is, maar als je in die tijd twee keer stil moet staan zegt het tijdsgevoel dat het minstens een keer langer duurt. Bij wachten krijgen sommigen een vervelend gevoel en verveling duurt het langst.

De klagers zien liever de lengte van een file op de matrixborden. Waarom? Omdat ze dan zelf de reistijd wel kunnen bepalen. Bijvoorbeeld door bij elk tankstation de snelweg te verlaten en als een speer naar de volgende oprit te rijden. Of door de snelweg te verruilen voor de lokale wegen. Omdat men een snellere sluiproute weet.

Het is overigens onbegrijpelijk dat Rijkswaterstaat die lichtkranten niet weghaalt. Informatie over het wegverkeer kun je op elke routenavigator, mobieltje of I-phone binnenhalen. Dus laat de automobilist hun digitale elektronica gewoon naar eigen inzicht programmeren. Die hele kerstverlichting boven de snelwegen is niet nodig. Rijkswaterstaat zou heel wat besparen aan stroom en een paar ambtenaren kunnen saneren, die de klachtenafhandeling voor hun rekening nemen.

Duurzaam informatiebeleid kunnen ze dat dan noemen. Het zal er niet van komen. Die matrixborden hangen er nu eenmaal en dan kan je ze maar beter gebruiken. Maar niet door de te verwachten reistijd op te laten lichten. Misschien een ander soort oplichting? “Deze file wordt mede mogelijk gemaakt door Zwitsers uurwerk”. Weet je gelijk waarom je achter komt te lopen.

Buitenhuisje en herindeling

Buitenhuisje en herindeling In de broodnodige rustperiodes zoek ik vaak een buitenhuisje op. Liefst ver weg en in ruime, rustige gebieden. Het thema “buitenhuisje” blijkt dan ineens blogwaardig. Want in en rond zo’n buitenhuisje is het onrustiger dan op het eerste gezicht doet vermoeden.
(Zie ook de mini-serie van vorig jaar, over de het buitenhuisje in het algemeen, de relatie met politiek en tot welke filosofieën het kan leiden).

Deze keer iets over buitenhuisje en herindeling. Wie een buitenhuisje betrekt gaat vaak eerst de inrichting herschikken. Maar ik wil het nu niet over de binnenhuisarchitectuur van het buitenhuisje hebben. Nee, het gaat over de dreiging die als een donderbui boven het gebied hangt, waar ik deze keer een buitenhuisje heb betrokken: Friesland.

Starend uit het raam zie ik een land dat keurig is ingedeeld. Het lijkt ruim en wijds, maar dat geldt slechts de blik. Ga je buiten wandelen, dan blijkt Friesland veel minutieuzer verdeeld. Talloze sloten, watergangen en soms hele plassen versperren je de weg.
Het Friese land is verdeeld in eindeloos veel weilandjes. Nog een wonder dat de het bestuur daarover tot een paar luttele gemeenten weten te beperken. Maar op dat gebied dreigt dus nu onweer.

Met dank aan een zijdelinkje van GC, stuitte ik op snode plannen van de VNO. De verenigde werkgevers willen een nieuwe Friesland. Door de drie noordelijke provincies te laten fuseren, zou er heel wat op ambtenarij bespaard kunnen worden. Dat zien de werkgevers wel vaker als oplossing
voor economische groei en bloei.
De werkgevers vinden het logisch dat de nieuwe fusieprovincie Friesland gaat heten. Wat de Groningers en Drenthe natuurlijk niet zien zitten. De Friezen ook niet, tenzij de buren gewoon Fries gaan praten, lezen en schrijven.

Kijk, een leuk proefballonnetje, die de werkgevers daar oplaten. Regelgeving, ambtenarij verdeeld over zoveel eigenwijze, zelfstandige gemeenten en provincies is niet goed voor “het land”. Voor “land” lezen we natuurlijk “economie”.
En herindeling tot grotere gehelen leidt niet alleen tot bezuinigingen op de ambtenarij, het plaveit ook de weg naar uniformere regels. Om er mee in het Noorden te beginnen, is uiterst tactisch. Het Noorden is toch al jarenlang stiefkindje van Randstedelijke politiek. Het noordelijke verzet of lobbyisme heeft zelden resultaat, dus deze koloniën kunnen gerust een volgende pesterij over zich heen hebben.

Het nieuwe Friesland een testgebied voor de uiteindelijke herindeling van gans het land, volgens de eisen en wensen van de gezamenlijke werkgevers?