Tag archieven: democratie

Sax en de democratie

Sax en de democratie De SP zag zich ineens geconfronteerd met een vacature voor de 1e viool en het werd een saxofonist! En jawel, meteen steeg de SP ietsjes in de peilingen.

Emile Roemer blaast een deuntje mee in een dweilorkest. Misschien is de sax wel het bekendste politieke instrument. Iedereen weet dat Bill Clinton en Hans Dijkstal er wat flauwe melodietjes uit weten te krijgen. Dat is wel andere koek dan sax in een dweilorkest. Misschien zijn er onder de lezers kenners, maar ik weet wel dat je heel wat capaciteiten moet hebben om in een dweilorkest een toontje mee te blazen.
Met muzikaliteit heeft het niet zo veel van doen. Wel met lange adem en koubestendigheid. En dan is een sax nog een redelijk gewillig instrument als je in koude carnavaleske dagen de straten afschuimt. Speel je trompet dan loop je het risico met kapotte lippen aan het bier te moeten.

Musicerende politici. In Nederland hebben we er niet zoveel. Uit het verleden zijn Normeert Smelter (KVP en piano) en
Thijs Wöltgens (PvdA en hobo, klarinet) bekend. Aart Jan de Geus (CDA) schijnt ook piano te spelen. Klaas de Vries (CDA) heeft wel gezongen. In een artikel van Trouw werden Gert Jan Oplaat (VVD), Co Verdaas (PvdA) en Jan Mastwijk (CDA) nog genoemd.

In 1999 constateerde
Volkskrantcolumnist Paul Brill ook de nodige muzikaliteit onder politici, maar dat een Hans Dijkstal niet in staat was een Binnenhofensemble van de grond te krijgen.
Het satirisch online dagblad De Speld vroeg zich vorig jaar ook al af of politici tot muzikaal samenspel in staat waren. De vorming van een heus orkest werd echter politiek onhaalbaar geacht.

Een groot orkest vraagt wel om een goede dirigent. Eentje die niet alleen verstand heeft van maten en noten, maar ook de sociale cohesie weet te sturen.
In het huidige politieke klimaat wordt ineens de film Prova d’Orchestra (1978 – Frederico Fellini) actueel (hier een recensie op movie2movie). De dirigent weet tijdens een repetetie de boel niet bij elkaar te houden. Orkestleden komen in opstand om de dictatuur van De Metronoom van zich af te schudden. Individuele vrijheid, daar gaat het om. Het loopt gierend uit de hand, maar geschrokken van hun 'anarchie'. zoeken de orkestelden na de pauze toch de rust op van de bezielende leiding van de hun zo vertrouwd bekende dirigent.

Een fraai tijdsdocument. Maar is er veel veranderd? Bekijk
hier op Youtube, hoe een lid van orkest zijn visie op het dirigentschap geeft. En, op Dailymotion.com, hoe een groot deel in opstand komt, waarbij een ander deel de gelegenheid aangrijpt om verworven vrijheid voor eigen genoegen te misbruiken.
En vertel dan nog eens hoe het Binnenhoforkest er na 9 juni uit moet zien, volgens jou. Moet het een symfonieorkest worden of liever een dweilorkestje? Wie op welk instrument en vooral: wie zou een capabele dirigent kunnen zijn?

Overigens: je kunt je voorspellende gaven ook kwijt op mijn gastlog van vandaag, op GeenCommentaar. Precies twee jaar geleden begon ik daar, onder het pseudoniem P.J. Cokema, een maandelijkse column. Lees dus ook meer over het NK Lijsttrekken.

Burgers nemen het roer over

Burgers nemen het roer over Quote van de week: “Als we goed opletten kunnen we zien dat om ons heen de overheid fundamenteel van karakter verandert”.
(Staatssecretaris Bijleveld op het festival ‘In actie met de burgers’).

Symboliek is het kabinet niet vreemd. Waar kun je beter praten over burgerparticipatie dan in Burgers’ Zoo? Ofwel: laat je het aan de burgers over dan wordt het een beestenboel.
Dat is niet de bedoeling. Staatssecretaris Bijleveld complimenteerde gemeenten en burgers met de vorderingen op het gebied van burgerparticipatie. Meedenkende, initiatiefrijke burgers moeten meer ruimte krijgen. Ongeïnteresseerde, luie burgers moeten gestimuleerd worden actief te worden in het lokale beleid.

Wat bedoelt Bijleveld met die fundamentele verandering van de overheid? “De overheid verandert van bestuursmonopolist in dienstverlener, motivator en facilitator” en “een andere trend die hierbij een rol speelt is dat we in het algemeen steeds meer beslissingen overlaten aan degenen die het onderwerp zijn van de beslissing”. De burgers mogen het bedenken en doen. Van burgerparticipatie tot zelfbestuur?

Het lijkt er serieus van te komen. In
haar toespraak tot de festivalgangers herinnerde ze aan het verdrag dat 47 Europese landen vorige maand ondertekenden. Daarin is afgesproken dat “het recht om deel te nemen aan het openbaar bestuur en het recht op informatie van de lokale overheden” een wettelijk voorgeschreven burgerrecht dient te worden.

Aan burgerzelfbestuur zijn we echter nog lang niet toe. Eerst maar eens leren participeren. Zowel de lokale overheden als de burgers moeten nog wat worden opgevoed in burgerparticipatie. Het ministerie van Binnenlandse Zaken gaat samen met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) het programma “In Actie Met Burgers” een sterke impuls geven. Dat gaan “buitengewoon boeiende tijden” worden, beloofde de staatssecretaris.

Tot nu toe is er hier en daar wat geëxperimenteerd (zie de website
Actieprogramma Lokaal Bestuur).
Een van de speerpunten is het burgerinitiatief. Dat staat in een aantal gemeenten in de steigers. Positief is dat de voorwaarden tot het indienen van een burgerinitiatief stukken laagdrempeliger zijn dan bij een landelijk initiatief het geval is. In de gemeente Delft kan zelfs een kind van zes een initiatief bedenken. Indienen van het voorstel dient dan wel door burgers van 12 jaar en ouder ondersteund te worden.
In Zoetermeer kan een initiatiefnemer een website ter beschikking krijgen, waar het plan uitgewerkt en gepresenteerd kan worden. Compleet met discussiepagina.

De ervaringen met het burgerinitiatief vallen echter tegen. De website vermeldt slechts 10 initiatieven in de zes genoemde gemeenten. Van skatevoorzieningen tot de aanpak van een verloederend bedrijfspand. Opvallend is dat kinderen en jongeren wel wat in het burgerinitiatief zien en dat in kleinere gemeenten de burgers enthousiaster bezig zijn dan in de grotere.

Maar goed, alle begin is moeilijk. Misschien denkt de burger wel: moeten wij soms het werk overnemen dat de overheid gaat wegbezuinigen? Het kabinet heeft immers de afslanking van de ambtenarij en de
inkrimping van gemeentelijke besturen op de agenda staan?
Nou, dat is een goede reden alvast maar te wennen aan burgerparticipatie. Iemand moet tenslotte het werk doen. Dan kun je er maar beter ook zelf over beslissen.

Ik denk niet dat de overheid volledig burgerzelfbestuur als het ultieme doel van de burgerparticipatie programma’s ziet. In de huidige experimenten ligt de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de gemeenteraad en B&W. Een burgerinitiatief kan dus ook worden afgewezen, zoals in Eibergen gebeurde toen er om een lage snelheidszone werd gevraagd. De skatebaan kwam er wel.

Maar als Bijleveld voortvarend te werk gaat met het Actieprogramma Lokaal bestuur, krijgen de burgers misschien meer de smaak te pakken. Zeker als ook het burgerbudgetrecht wordt uitgebreid. Tot nu toe een recht waar je bij veel gemeenten nog erg goed naar moet zoeken en beperkt is tot meer buurt- of wijkgebonden voorzieningen als speeltuinen of buurthuizen.
Als burgers over veel meer zaken, met voldoende geld op zak, het voor het zeggen krijgen, kan het kabinet het lokaal bestuur wel afslanken tot er alleen burgerzelfbestuur overblijft.

Kabinet verzuimt plicht alweer?

Kabinet verzuimt plicht alweer? Herinnert u zich deze nog? Vorig jaar maart boden de ministers Klink en Donner de kabinetiële excuses aan, nadat ze door de 1e Kamer waren betrapt op plichtsverzuim.
De regering had een verdrag betreffende sociale zekerheid opgezegd, zonder dat de 1e Kamer gelegenheid had gekregen de zaak te behandelen en goed te keuren.

Afijn, Donner en Klink mochten verantwoording afleggen
en bogen diep. Ze beloofden dat zulks nooit meer zou voorkomen. Sterker nog: ze garandeerden dat niet alleen zij die fout nog eens zouden begaan, nee, alle leden van het kabinet zouden zich voortaan netjes aan de geldende procedures houden.

En toen werd het september 2009. De 1e Kamer stuurt een brief op hoge poten naar Hirsch Ballin. De strekking: hoe is het toch mogelijk dat “een koninkrijk bindende ontwerpverordening waarop instemmingsrecht rustte van de Eerste Kamer”, door de regering is goedgekeurd in de Europese Raad voor Economische en Financiële Zaken?
Het ging hier om een besluit waarin de onderhandelingsprocedures werden vastgesteld met betrekking tot huwelijkszaken en onderhoudsverplichtingen (hier te lezen in een Kamerverslag).

Minister Hirsch Ballin antwoordde een week later: “Ik betreur dat door miscommunicatie binnen mijn departement, (…) afbreuk is gedaan aan de staatsrechtelijke rol van uw Kamer bij de totstandkoming van Europese regelgeving. Hiervoor bied ik u mijn excuses aan. Ik zal voorzieningen treffen om te voorkomen dat een dergelijk voorval nogmaals zal plaatsvinden”.

Maar dat was toch al een jaar eerder gegarandeerd door Klink en Donner? Ach, waar gewerkt wordt, en de regering werkt keihard, daar kan wel eens wat fout gaan.
En jawel, driemaal is scheepsrecht, dat is met glans gelukt. Nu is er weer een brief van de 1e Kamer en weer mag Hirsch Ballin uitleggen waarom “zonder de wettelijk vereiste instemming van de Eerste Kamer akkoord is gegaan met een tweetal ontwerpbesluiten tijdens een vergadering van de Raad van Ministers van de EU”.

Deze keer vraagt de 1e Kamer wel wat meer dan excuses en loze beloften. Mij lijkt die vraag overbodig. Het omzeilen of negeren van het parlement is een traditie geworden. Het kabinet heeft er een gewoonterecht van gemaakt en is er tot nu toe mee weggekomen. Alleen al in voornoemde gevallen heeft de regering onomstotelijk bewezen niet van haar fouten te kunnen leren, laat staan herhaling te voorkomen.

Drie maal plichtsverzuim? Ik weet niet wat uw ervaring daarmee is, maar in de dagelijkse praktijk van burgers betekent het een fikse boete of ontslag uit welke functie dan ook.
Een boete is niet toepasselijk. Aan wie moet het kabinet die betalen? Het lijkt logisch dat het kabinet deze keer geen excuses als antwoord geeft, maar haar ontslag aanbiedt. Of ziet u dat anders?

Niet antwoorden een misdaad?

Niet antwoorden een misdaad?

Laten we het er nu niet over hebben dat het wat vreemd is dat een partij die stelselmatig vragen en debatten uit de weg gaat, een aanklacht indient tegen een minister die hetzelfde gedaan zou hebben. Laten we ook even vergeten dat dit kabinet ontelbare keren van ambtsmisdrijven beschuldigd had kunnen worden, omdat de PVV niet de eerste en enige is, die ontevreden is met bepaalde antwoorden.

Laten we eens kijken of die aanklacht nog ergens toe zal leiden.
Volgens staatsrechtgeleerde Tijn Kortmann,
in het NRC, is de aanklacht misplaatst. Ontevreden met een antwoord? Aan het werk en doorvragen. Is dat niet genoeg dan over tot de motie van wantrouwen. De heer Kortmann wijst op artikel 68 van de Grondwet, waarin staat dat het geven van informatie aan de Kamer verplicht is, mits niet in strijd met het belang van de staat.
Ik kan me voorstellen dat Van der Laan dat belang van de staat meegenomen heeft in zijn antwoord aan de PVV. Ook kan ik me voorstellen dat Kamerleden dat belang van de staat wat al te rekkelijk geïnterpreteerd vinden.
In een heel andere kwestie, de zaak Mink K., heeft de Hoge Raad in 2003 al wel eens beslist dat het recht van het parlement op inlichtingen zo fundamenteel is, dat “de minister slechts bij hoge uitzondering, en alleen met toereikende motivering, kan weigeren de Kamer in te lichten wegens strijdigheid met het belang van de Staat” (aldus
de Wikipedia).

De PVV haalt echter artikel 355 van het Wetboek van Strafrecht van stal, met name lid 4: Met gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren of geldboete van de vierde categorie, worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen:
(…) die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun ministeriële departementen behoort of uitdrukkelijk hun is opgedragen.

Het is geen unicum dat sommige mensen vinden dat bewindslieden een ambtsmisdrijf plegen en de bestuurder(s) graag voor de rechter hadden gezien. Een paar voorbeelden.
In 1977 vond Tom Schalken, hoogleraar straf- en procesrecht, dat Neelie Kroes zeer dubieus heeft gehandeld in de Rotterdamse Tank Cleaning-affaire. De 2e Kamercommissie Biesheuvel had verwijtbaar en bestuurlijk nalatig gedrag geconstateerd en dus zou Neelie Kroes, destijds verantwoordelijk als minister van Verkeer en Waterstaat, wel veroordeeld kunnen worden wegens ambtsmisdrijven. Een aanklacht is er nooit gekomen.

In 2000 meende R.M. Vennix, docent strafrecht, dat de ministers Peper en Korthals zich mogelijk schuldig gemaakt aan een ambtsmisdrijf, door toestemming te geven voor de grootscheepse fouilleringsactie eind november in de Rotterdamse Millinxbuurt. Ook hier is nooit een aanklacht ingediend.
In 2003 kwam er
wel een aanklacht. Prinses Margarita en Edwin de Roy van Zuydewijn beschuldigden oud-premier Wim Kok en zijn toenmalige ministers Klaas de Vries en Gerrit Zalm van valsheid in geschrifte, schending van het ambtsgeheim, oplichting en ambtsdwang Het OM en minister Donner van Justitie besloten hier geen strafrechtelijk onderzoek naar te doen.

In 2005 wees advocaat M. Wijngaarden, gespecialiseerd in het vreemdelingenrecht, op een mogelijk ambtsmisdrijf, gepleegd door minister van Justitie Korthals, bij de naturalisatie van prinses Maxima. Alweer geen heuse aanklacht ingediend en geen onderzoek ingesteld.
In 2006 deed
rechtsfilosoof Afshin Ellian een oproep aan Piet Hein Donner, toen minister van Justitie, om een onderzoek in te stellen naar ambtsmisdrijven gepleegd door Rita Verdonk en Hilbrand Nawijn, in de kwestie Ayaan Hirsi Ali. Zij zouden bepalingen uit de grondwet met opzet hebben genegeerd, waardoor het mogelijk werd dat Hirsi Ali Kamerlid kon worden.

En dan hebben in 2007 nog de uitspraken van de Hoge Raad, in de zaken rond de Schipholbrand en de moord op Fortuyn. In beide gevallen werden bewindslieden van ambtsmisdrijven beschuldigd. Het Openbaar Ministerie wilde niet tot vervolging overgaan, waarna de klagers in beroep gingen bij de Hoge Raad. Die stelde echter dat “vervolging van zodanige ambtsmisdrijven uitsluitend kan worden gegeven bij Koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer der Staten-Generaal”. (In de zaal rond Fortuyn had de Hoge Raad in 2004 al eerder zo iets beslist).

Op grond van die uitspraken is het dus aan de koningin of de Tweede Kamer te besluiten of de aanklacht van de PVV in behandeling moet worden genomen. Ik zou zeggen: laten ze, tegen de traditie in, hier nou eens wel een zaak van maken. Op zich ben ik het eens met een ieder die vind dat de PVV haar werk gewoon beter moet doen. Niet alleen allerlei vragen stellen, maar met de luie reet uit het pluche en zelf informatie verzamelen en de minister er mee om de oren slaan. Het debat aangaan. Daarvoor worden ze tenslotte betaald.

Maar goed, geef de PVV nu eens de zin. Gewoon om eens te kijken wat er nou van die aanklacht overblijft. Ik durf mijn hand ervoor in het vuur te steken, dat er niet veel van overblijft en de klager dus veroordeeld zal moeten worden in de proceskosten, wegens belemmering van de rechtsgang.

Eerste burger of burgervader?

Eerste burger of burgervader? Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) denkt dat het ambt van eerste lokale burger in de toekomst zal veranderen. Maar hoe? De gezamenlijke burgervaders zien drie opties. Of zouden er meer zijn?

De burgemeester, benoemd door Hare Majesteit, heeft het lastig. Besturen is ingewikkelder geworden. Niet alleen zijn er minder, dus grotere gemeenten. De burgemeester krijgt ook steeds meer taken, onder andere op gebied van openbare orde en veiligheid.
De burger verwacht meer van het hoofd der gemeente, zoals persoonlijk en sterk leiderschap verwacht. De media zitten steeds meer op de nek en, door regionalisering en globalisering, opereert de burgemeester meer op bovenlokaal niveau.

De voorbeelden kennen we wel. Als de media de burgemeester niet opzoekt, doet hij dat zelf wel. Gerd Leers (Maastricht) vond kennelijk dat de plaatselijke VVV zijn stad te weinig promoot en bracht het drugstoerisme nog eens in het nieuws. Hij is so-wie-so een liefhebber van televisie en verder niet te beroerd de benoeming van een collega te bekritiseren.
Job Cohen heeft een zware portefeuille waarin thema's schitteren als Schiphol, lastige jeugd in Zuid-Oost en terrorisme zich verplaatst van Theo van Gogh naar de Ikea.
Aboutaleb mag nu in Rotterdam een crisis bezweren. En de burgemeester van Apeldoorn was ineens speerpunt van belangstelling op de laatste Koninginnnedag.
Dat vraagt veel van de hedendaagse burgervaders en moeders. Eén 'faux pas' en ze vallen onder de 22.000 google-hits als je 'burgemeester in opspraak' intikt.

Het NGB ziet drie scenario's voor de burgemeester van de toekomst. De eerste is die van primus inter pares, eerste onder zijns gelijken. Misschien met wat extra bevoegdheden. Een scenario die met de huidige situatie valt te vergelijken, stelt het NGB.
Is dat zo? Nu is de huidige burgemeester zeker geen eerste onder zijns gelijken. Hij of zij wordt door het Rijk aangewezen en kan overal vandaan komen. Maar stel dat de burgemeester wordt gekozen uit de lokale bevolking, zoals een stamhoofd door leden van zijn club worden aangewezen, dan zou je een echte primus inter pares hebben. Of niet?

Het tweede scenario voorziet in een 'gewonere bestuurder'. Geen hotemetoot, een wat elitair figuur, maar eentje die meer ingebed is in de lokale gemeenschap. Misschien zelfs een gekozen burgemeester. Meer vergelijkbaar met de positie van wethouders.

Het derde scenario schetst een burgemeester die met sterk, persoonlijke leiderschap zijn rol vervult. Aan zo'n captain of community zouden veel burgers wel behoefte hebben.
Een behoefte die ik wel herken in andere context. Ook in bedrijven en organisaties lijken mensen meer behoefte aan een sterke leider te hebben en hun eigen verantwoordelijkheid daar aan ondergeschikt te willen maken.

Tot zover de opties van het NGB. Er zijn er natuurlijk meer te bedenken. Zo zou de individuele burgenmeester vervangen kunnen worden door een klein leidend collectief. Juist omdat het ambt ingewikkelder is geworden, zou een collectief waarin alle nodige competenties zijn vertegenwoordigd, de bestuurslast kunnen verlichten en verder professionaliseren.

En moeten burgemeesters een bestuurlijke achtergrond hebben? Een ex-minister of staatssecretaris, zoals nu regelmatig het geval is. Of mag het ook een voormalig bankdirecteur zijn of ex-voorzitter van de KNVB? Om maar iets te noemen.

Hoe ziet u uw toekomstige burgemeester? Lijkt één van de opties van het NGB u wel wat? Of weet heeft u behoefte aan iets heel anders?

Het vrije woord

Het vrije woord

Sprekerd: “Voorzitter, nu ik toch het woord heb….”
Voorzitter: “Meneer de Sprekerd, u kunt het woord niet hebben”.

Sprekerd: “Pardon?”
Voorzitter: “U kunt het woord niet hebben, het woord is vrij”.

Sprekerd: “Maar u zei zelf dat ik nu aan de beurt ben, dus neem ik dan ook het woord…”
Voorzitter: “Ho! Niet zo grof alstublieft! Het woord nemen! Kuis uw taal een beetje”.

Sprekerd: “Voorzitter, ik volg u niet. In de Dikke van Dale staat het woordje nemen, dus mag ik dat gebruiken”.
Voorzitter: “In de Dikke van Dale staat: nemen – gebruikmaken van de gelegenheid; (plat) iem ~ seksuele gemeenschap hebben met; dat kan ik dus niet accepteren”.

Sprekerd: “Nou ja zeg, dit is te gek voor woorden! Het woord is geen iemand”.
Voorzitter: “Het woord is, in al haar vrijheid, wel kwetsbaar. Het kan zich niet verdedigen”.

Sprekerd: “Daar wilde ik het nu juist over hebben”.
Voorzitter: “Goed, komt u ter zake, maar let wel op uw woorden”.

Sprekerd: “Voorzitter, ik ben van mening dat het woordgebruik alle vrijheid dient te krijgen. Het is een democratie onwaardig als de burger wordt gemuilkorfd en beperkt in de vrije keuze van het woord”.
Voorzitter: “Mooi gesproken. Kunt u dat toelichten?”

Sprekerd: “Zeker! Mag ik de metafoor van de vrije markt gebruiken? We hebben zoveel woorden. Als de overheid of welke instantie of persoon dan ook gaat bepalen welke woorden er in de kraampjes van de taalmarkt worden aangeboden, dan heeft de burger toch geen vrije keuze meer? Hoe zou u het vinden als er slechts twee wasmiddelen in uw supermarkt worden aangeboden? Dat moeten we niet willen.”
Voorzitter: “Mwah, het zou een stuk makkelijker zijn en heel wat tijd schelen bij het boodschappen doen. Maar goed, de metafoor gaat mank, geachte Sprekerd. Woorden liggen niet in de winkel, ze zitten in onze hoofden”.

Sprekerd: “Juist, helemaal juist, voorzitter! U kent het gevleugelde woord: De gedachten zijn vrij?”
Voorzitter: “Dat is mij bekend, ja. Wat wilt u daar mee zeggen?”

Sprekerd: “Wel, als die vrij zijn, waarom zouden we ze dan niet mogen gebruiken?”
Voorzitter: “Daar heb je woorden voor nodig”.

Sprekerd: “Weer juist, voorzitter. Hulde! Ik pleit er nu voor de vrije keuze van het woord grondwettelijk vast te leggen”.
Voorzitter: “Ik wijs u er nog eens op dat het woord zelf weliswaar vrij is, maar zelf geen keuze heeft. Dan ontstaat er een kwetsbare positie, waarin het woord makkelijk misbruikt kan worden. Misschien is het beter in de grondwet het misbruik van het vrije woord te regelen?”

Sprekerd: “Dan zitten we met de vraag wie dan bepaalt wanneer er sprake is van misbruik”.
Voorzitter: “Heeft u een suggestie?”

Sprekerd: “Voorzitter, ik heb de wijsheid ook niet in pacht….”
De Zaal: “Hear, hear!!”
Voorzitter: “Orde! (klop, klop…) Orde!”

Sprekerd: “Dank u, voorzitter. Ik versta genoeg engels om te begrijpen dat De Zaal mij wenst te beledigen. Fijn dat u even ingrijpt”.
Voorzitter: “Ah! Daar bent u wel voor?”

Sprekerd: “Natuurlijk! Hoe kan ik anders het vrije woord voeren?”
Voorzitter: “En De Zaal mag slechts het vrije woord toeteren als u dat uitkomt?”

Sprekerd: “Eh, nee, hm, ja., ik bedoel….”
Voorzitter: “Ik vrees dat deze discussie tot in de eeuwigheid gevoerd zal worden en daar de vergadertijd reeds ver is overschreden, sluit ik nu het debat tot nader orde”.

Sprekerd: “Maar voorzitter! Ik ben nog niet uitgepraat!”
Voorzitter: “Geachte Sprekerd, ik zei tot nader orde. We zullen er ongetwijfeld op terugkomen. Het kan ook geen kwaad een tijdje in stilte onze gedachten er over te laten gaan”.

Sprekerd: “Huh? Watte?”
Voorzitter: “U kent dat woord toch wel?”

Sprekerd: “Stilte? Nooit van gehoord”.
Voorzitter: “U spreekt voor zich”.

Praktisch wel, politiek geen prijs

Praktisch wel, politiek geen prijs De wetenschapsredacteur van GeenCommentaar, Victor, heeft een lappendeken bedacht en is daarmee beloond met een 1e prijs in de Science Park Nieuwe Ideeën Prijsvraag 2009. Een initiatief in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdam Centre for Entrepreneurship.

Victor heeft
de Play'D ontwikkeld. Een zachte, dikke plaid waar zeer jonge kinderen niet alleen lekker op kunnen dagdromen, maar die tevens dienst als interactieve leeromgeving. De deken bestaat uit meerdere vakjes die elk verbonden is met software waarmee de motorische en cognitieve ontwikkeling van het kind kan worden gestimuleerd.

Alle eer gaat naar Victor zelf, want het bloggen op GC kost hem één woensdagmiddag per week. De rest van de tijd is-ie dus van alles en nog wat aan het uitvinden. Het zou kunnen dat de lappendeken is uitgeprobeerd op de kinderen van de voltallige GC-redactie. In dat geval ook hulde aan het kroost van GeenCommentaar.

Opmerkelijk aan de uitslag is dat de jury heeft gekozen voor praktisch en niet voor politiek. De 2e prijs ging namelijk naar een robot die onderzoek naar interactie tussen mens en robot moet ondersteunen en de publieksprijs ging naar een idee de wereldwijde logistiek te verbeteren.

Buiten de prijzen viel Polidocs. Een website die parlementaire data voor iedereen open en makkelijk toegankelijk moet maken. Deze zoekmachine is ontwikkeld door mensen van de opleiding Informatiekunde van de UvA, in het kader van het project PoliticalMashup.
Bijzonder hieraan is dat de makers vinden dat
Polidocs.nl moet voldoen aan alle voorwaarden die opgesteld zijn in een brief die Sargasso-redacteur Steeph heeft verzameld en in november 2005 heeft opgestuurd aan de Tweede Kamer.

Sargasso maakt zich al jaren druk om de parlementaire democratie opener en transparanter te maken. En het liefst op een zo gebruiksvriendelijke manier. Je kunt nu zelf zien of Polidocs.nl er in slaagt kamerstukken en stemgedrag van kamerleden vlot, makkelijk en helder toegankelijk te maken.

Het zou kunnen dat de jury het niet zo'n origineel idee heeft gevonden en daarom het geen prijs waard vond.
Als een eerste stap richting de Open Democratie 1.0 gedachte van Sargasso, ontwikkelde GeenCommentaar
een tooltje om Parlando, de overheidssite om in kamerstukken te grasduinen, een stuk makkelijk door te worstelen (zie GC-Parlando).
Verder is er de site ikregeer.nl van de Stichting Scartabello. Hier vind je alle kamervragen en kamerstukken, die met trefwoorden snel te vinden zijn.
Kortom: Polidocs is zeker geen novum. Wel jammer dat de makers, nota bene ene Marx (!) niet in de prijzen zijn gevallen. Met een financieel steuntje in de rug zou het idee verder ontwikkeld kunnen worden en misschien is er dan ook ruimte om politici op hun beloftes te screenen.

Wat zou het mooi zijn als een initiatief van de Amerikaanse krant St. Petersburg Times in Polidocs geïntegreerd kan worden.
De krant houdt bij of politici hun verkiezingsbeloftes waar maken in de tijd dat ze officieel aan de bak zijn. In dat kader volgen ze met de Obamameter de nieuwe president op de voet. Met dit initiatief heeft de krant de Pulitzerprijs in de wacht weten te slepen.

Snel en makkelijk in te kijken Kamerstukken en stemgedrag gekoppeld aan beloftes, daar heb je toch veel meer aan dan verkiezingspolls en kieswijzers?

Opblazen tot desillusie

Opblazen tot desillusie Vandaag een gastlog van Jonathan Mijs, die reageert op een artikel in de NRC over het meer inzetten van wetenschap bij politieke beslissingen. Met toestemming overgenomen uit ScienceGuide, waar het 2 april verscheen.

“Een complexe democratie als de onze doet er goed aan minder te vertrouwen op burgers en meer wetenschap in te zetten om tot fatsoenlijke beslissingen te komen”, schrijft
Herman de Regt in de NRC van 27 maart j.l. Een redelijke stelling, zo op het eerste gezicht, zegt Jonathan Mijs van de UvA, oud-LSVb-voorzitter. Achter zijn appèl op de ratio gaat echter een tweetal misvattingen schuil.

Allereerst blijkt zijn oproep gestut op een naïef beeld van wetenschappelijke epistemologie (kennisleer): zoals De Regt zelf al aangeeft in één van zijn voorbeelden, zijn kansen dikwijls niet met nauwkeurigheid vast te stellen en zijn risico’s vaak onvoorzien. Zeker als het mensen aangaat, valt de uitkomst van beleid vaak niet beter te benaderen dan met een verwachting. Beleidsvoorbereiding en –evaluatie is in zo’n geval gediend door betrokkenheid van de wetenschap, maar veel meer nog door het erkennen van haar beperkingen. Een opgeblazen geloof in wetenschap leidt tot desillusie, verontwaardiging en, erger, tot het aanwijzen van de verkeerde verantwoordelijke. Want het zijn politici, niet wetenschappers, die politieke besluiten nemen.

En, zo kom ik bij mijn tweede punt, zo moet dat ook zijn. Anders dan De Regt doet vermoeden, kunnen we namelijk een onderscheid maken tussen doelrationele beslissingen en moreel ingegeven besluiten. Max Weber, één van de voorvaders van de sociologische wetenschap, maakte dit onderscheid al in het onderscheiden van Zweckrationalität en Wertrationalität. Het eerste motiveert doelgericht handelen waarbij de middelen om dat doel te bereiken rationeel zijn bepaald, waarderationaliteit daarentegen geeft het primaat aan ethische, filosofische en normatieve waarden in de keuze van middelen om een doel te bereiken. De misvatting van De Regt behelst het verwarren van deze twee.

De Regt roept niet zo zeer op tot een kabinet van wetenschappers, als wel tot een kabinet van actuarissen: knappe koppen die complexe vraagstukken kansrekenend oplossen. Naast naïviteit, getuigt die oproep van een miskenning van de morele en politieke filosofie; de wetenschappelijke disciplines waarin wetenschappers al eeuwen lang denken en schrijven over het complexe vraagstuk hoe te komen tot ‘rechtvaardige’ besluiten, en hoe de maatschappij zo ‘eerlijk’ mogelijk in te richten. Zo hield de Britse filosoof John Rawl zich zijn leven lang bezig met de vraag hoe om te gaan met de verdeling van schaarse goederen onder mensen. Dient zo’n verdeling te geschieden op basis van behoefte? Verdienste? Gelijkheid?

Of is het een beter idee, cf. David Miller, om zulke criteria afhankelijk te maken van het domein waarbinnen men dergelijke keuzes maakt, zodat de familie, de arbeidsmarkt en het openbare domein andere verdelingscriteria kennen – respectievelijk behoefte, verdiensten en gelijkheid. Simpelweg verwijzen naar ‘rationaliteit’ biedt hier geen soelaas. Zulks een oproep miskent niet alleen morele basis van zulke beslissingen, zij ontkent ook de waarde van de democratische vertegenwoordiging: het wegen van doel en middelen niet op basis van kans en risico, maar ingegeven door de ideologische beginselen op basis waarvan het electoraat haar parlementaire vertegenwoordigers heeft gekozen.

Jonathan Mijs

Jongeren en een nieuwe democratie

Jongeren en een nieuwe democratie Meten is weten. Maurice de Hond meet veel en denkt dus veel te weten. Als het kabinet nu uiteen spat op de fundamenten van haar crisisakkoord, krijgen we verkiezingen waar alleen een combinatie van CDA, PvdA en PVV een Kamermeerderheid van 80 zetels zal halen.

Tsja, misschien zouden de jongerenpartijen zich eens wat minder druk moeten maken om de oude dag van hun oudere collega's en zich wat meer richten op een het initiatief van de JOVD uit 1976 eens herhalen, maar dan in een wat minder luxueus hotelletje (vanwege de crisis).

Het Des Indes-beraad had tot doel eens te bekijken of de onderlinge verschillen tussen PvdA, VVD en D66 opzij gezet konden worden om een eind te maken aan jaren van christelijke “overheersing”.
In deze barre tijden zou eens bekeken kunnen worden of er een eendrachtig antwoord gevonden kan worden op religieus geïnspireerde politiek (CDA, CU) en antireligieuze politiek (het anti-islam van de PVV).

Daar zal heel wat voor opzij moeten worden gezet en alleen een breed front van PvdA, D66, VVD, GroenLinks en SP haalt dan, volgens de genoemde peiling, vier zetels meer (84) dan het CDA, PvdA, PVV scenario.

Vraag aan de lezers: wat moeten PvdA, D66, VVD, GroenLinks en SP opzij zetten om tot een nieuwe democratische politiek te komen, waarin geen plaats meer is voor dogma's die tot verdeeldheid in de samenleving leiden?
(Subvraag: en in welk hotel moeten de jongerenafdelingen van die partijen dat zaakje dan voorbereiden?)

De vrijheid van meningsuiting: een idee-fixe

De vrijheid van meningsuiting: een idee-fixe

Soms willen we iets dat niet bestaat. Neem de vrijheid van meningsuiting. Wie je er ook over hoort, wat je er ook over leest, altijd wordt het gedefinieerd met beperkende criteria. Dat was al zo bij een oude Griek als Socrates, die alle opvattingen graag getoetst zag door een tribunaal van de ratio. Dat is nu nog zo, bij Mark Rutte die een grotere vrijheid van meningsuiting wilde bepleiten, mits het niet aanzet tot geweld en haat en beperkingen kent ook Geert Wilders, die bepaalde godsdienstige uitingen wenst te verbieden.

In de eeuwen tussen de oude Grieken en de hedendaagse roeptoeters, is de vrijheid van meningsuiting regelmatig uitgebannen door orthodox-religieuze en dictatoriale regimes. En de bepleiters van meer meningsvrijheid wisten het eveneens niet te stellen zonder nadere regeltjes. Goedbedoelde regeltjes, om te voorkomen dat de vrijheid van de één, een beperking voor een ander zou kunnen betekenen of regels die bepaalden welke mensen het beste die vrijheid kunnen uitoefenen.

Er zijn twee problemen met de vrijheid van meningsuiting.
1. Vrijheid, in de zin van volledige vrijheid alles te kunnen doen en zeggen, is een onhaalbaar ideaal. Alles zeggen zou nog kunnen, omdat het woord ook een uiting kan zijn van alles wat we maar denken. Onze hersens zitten zo in elkaar dat we ook de meest onpraktische, irreële en waanzinnige gedachten in taal kunnen uiten. Maar een mens bestaat niet uit gedachten alleen. Ons vlees en bloed is gebonden aan de beperkingen van dat vlees en bloed en aan de aanzienlijke beperkingen die onze leefomgeving stelt. Het idee dat we met louter onze “vrije” gedachten die werkelijkheid naar onze hand kunnen zetten, heeft al tot aardig wat ongelukken geleid.

2. Mening wordt te vaak verward met werkelijkheid. Een mening is een expressieve mix van rationaliteit en emotionaliteit en sterk beïnvloedbaar door wisselende omstandigheden buiten onszelf. Ofwel: een mening van vandaag kan ingehaald worden door een werkelijkheid van morgen.

Wie, in navolging van Pim Fortuyn, streeft naar een vrijheid te kunnen zeggen wat je denkt, streeft een ideaal na die er altijd is geweest en tegelijkertijd, soms vergaande vrijheidsbeperkingen voor medemensen betekent.

Zeggen wat je denkt. Een fundamentalistische religieuze doet het, een provocerende liberaal doet het, een kalme filosoof doet het. In dat spectrum lijken de meningen van met wapens uitgeruste machtigen en van de hardste, ongenuanceerdste roependen telkens de meeste vrijheid te verkrijgen.

De Vlaamse hoogleraar sociologie, Mark Elchardus ziet weinig verschil tussen de religieuze fundamentalist en liberale fanatici. “Perfecte spiegelbeelden zijn het, de fanatici van de profeet en die van de vrijheid. Wat gelijken ze op elkaar. […] Dit is een wereld die zich opent, globaliseert, divers wordt. Is dat leuk? Niet noodzakelijk en zeker niet altijd, maar het is wel een feit. En een meer diverse wereld heeft tot gevolg dat je rekening moet houden met meer en andere en soms moeilijk te begrijpen gevoeligheden. Wie alleen woont, moet geen rekening houden met huisgenoten; wie samenwoont, mag zelfs in eigen huis de absolute vrijheid vergeten. Maatschappelijk is dat niet anders. Meer divers is meer beperkt” (zie lvb.net van de liberaal Luc van Braekel).

Is het dan goed met wetten en regels duidelijkheid te verschaffen over die beperkingen?

De ervaring leert dat we dan wel de mogelijkheid creëren ons via de rechter te verweren tegen beledigingen, vals veronderstelde aantijgingen en discriminerende meningen. Egbert Dommering, hoogleraar informatierecht, verwijst in een boekbespreking (pdf!) over uitingsdelicten, naar “de relikwieënkast: majesteitsschennis, belediging van vreemde staatshoofden en godslastering. (Meestal leveren die processen wel prachtige cultuurhistorische documentatie op! Omwille van de geschiedschrijving zou je ze dus moeten handhaven.) Toepassing van de overige bepalingen zou alleen in harde gevallen van wezenlijke aantasting van de menselijke waardigheid en bedreiging met geweld moeten plaatsvinden, met de kanttekening dat voortdurend het gevaar dreigt dat politiek incorrecte uitspraken worden afgestraft in plaats van dat rechtgoederen worden beschermd“.

Er zouden twee opties kunnen zijn om tot een nieuwe vrijheid van meningsuiting te komen.
1. Volledige vrijheid, inclusief uitingen die wie dan ook als beledigend kan ervaren vastleggen in de grondwet. Maar dan ook in de grondwet de vrijheid van boosheid vastleggen, evenals het recht op stilte. Een ieder die ook maar één van die drie rechten schendt, is strafbaar.
Ik ben het meteen met uw mening eens dat zo'n regeling nergens op slaat.

2. Dan maar optie twee? Erkennen dat volledige, onvoorwaardelijke vrijheid niet kan bestaan. Tenzij we met de tijdsgeest meegaan en afspreken dat iedereen het grondwettelijk recht heeft op zijn/haar eigen werkelijkheid. De uitoefening van die werkelijkheid dient beperkt te worden tot de privé-sfeer, die onaantastbaar wordt verklaard.

Een derde mogelijkheid, het recht op meningsverschil, lijkt me in deze woelige tijden een onhaalbare optie, omdat er nu net iets teveel mensen zijn die zo'n recht als krankzinnig zouden afdoen.