Wie had gedacht dat in zo’n snel tempo vroeger alles beter zou worden? Normaal gesproken gaat daar minstens een generatie overheen, maar Rutte I krijgt het in een paar maanden voor elkaar. Nu al kijken we met weemoed naar wat we vandaag nog hebben, in de wetenschap dat we het morgen kwijt zullen zijn.
Zijn we zo verwend dat we niet eens meer weten hoeveel beter het lang geleden was? De gouden tijden waarin we oma tot haar dood toe thuis verzorgden. De tijden waarin ongelukkige Japie, getroffen door polio, opgevangen werd door de enige hulpverlener in de wijde omgeving, oom agent, als hij weer eens met die malle beentjes van hem ergens in was blijven hangen.
De tijd waarin de dokter bij een hoestaanval van opa, een veel beproefd recept voorschreef: we kijken het nog even aan. Een maand later, op de begrafenis, was de dokter een hele steun, toen hij troostend sprak: dat is weer een hele zorg minder.
We waren niet rijk.. We hadden niet eens televisie. Maar de zorg was goed geregeld. De bijstand bestond uit burenhulp. Psychiatrische hulp kreeg je van een wijze oom: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. In tijden van nood had je persoonsgebonden budgetten in de vorm van voedselbonnen.
Veel meer kon de overheid ook niet voor ons doen. De overheid had het al druk genoeg met de werkverschaffing. Hele bossen legden we aan, complete kanalen groeven we uit. Dat was een goed idee van de overheid, anders zou de verstrekking van voedselbonnen veel te duur zijn geworden. Het versterkte ook de saamhorigheid in de samenleving. Je zag werkloze ingenieurs naast even werkloze fabrieksarbeiders de spades hanteren en elkaar voorzien van begeleidende ondersteuning. De ingenieur wist hoe je onder welke hoek je de spade het beste in de grond kon steken, de arbeider wist hoe je de greep moest vasthouden om blaren te voorkomen.
Het moeten die gouden tijden zijn, die Rutte I voor ogen heeft om dit prachtige land weer terug te geven aan de hardwerkende burgers. Maar dan ook alleen aan dat ijverige deel van het volk. Op één uitzondering na: de hardwerkende hulpverleners. Ze doen natuurlijk puik werk, waarvoor dank, maar het heeft helaas de verkeerde effecten. Dat werkt zo (beknopte weergave van een liberale economie): op de markt van vraag en aanbod, is het pompen of verzuipen. Daartussen zit de aanzuigende werking. Geen probleem als dat leidt tot een groeiende verkoop van iPhones (hoeveel heeft u er al?), wel een probleem als de AWBZ en de pgb’s even succesvol zijn.
Als dat marktmechanisme onbedoelde effecten sorteert, dan schakelen we over van liberalisme naar communisme. Ofwel: hard staatsingrijpen. Vroeger, nog niet zo heel lang geleden, heette dat de vermaledijde bemoeienis van de linkse kerk. U ziet: vroeger was niet alles beter. Nu wordt staatsingrijpen verkocht als ‘het land er weer bovenop helpen’.
De maatregelen zijn zo simpel, dat we ons wel voor de kop kunnen slaan, dat we er zelf niet op gekomen zijn. Minder mensen in de bijstand? Gewoon minder bijstand verstrekken. Minder dure hulpverlening? Gewoon minder geld in de AWBZ-ruif stoppen. Want dat prikkelt. Het prikkelt mensen die niet kunnen werken en daarom niet weten wat werken is. Het prikkelt ze uit de negatieve spiraal te treden. Mensen die al lang de handdoek in de ring hebben gegooid, omdat ze niet kunnen werken en waar geen werk voor is, denken ineens: ‘Hé, laat ik eens gaan werken’.
En Rutte I zei dat het goed was: helpers weg, volgende ronde!