Zalm gefeliciteerd

Zalm gefeliciteerd Gerrit Zalm wordt de chef van De Nieuwe Sterke Nederlandse Bank (voorheen Fortis en ABN-Amro). De trouwe lezers weten dat de redaktie al op de eerste versie van dit weblog een hotline verbinding had met heer Zalm. Na de verbouwing tot dit huidige weblog bleef die lijn wonderwel intact. Dus maar eens geprobeerd of we de felicitaties rechtstreeks aan meneer Zalm kunnen overbrengen.

Hotline: “Tuut……..tuut…….tuut…..”
pp: “Zucht…….”

Hotline: “Tuu…klik, krak..Welkom op de Zalmlijn. Wilt u informatie over de geschiedenis van De Zalm, toets een 1. Wilt informatie over het heden van De Zalm, toets een 2. Wilt informatie over de toekomst van De Zalm, toets een 3. Maak nu uw keuze”.
pp: (toetst een 3).

Zalm: “Jahaa, zegt u het maar….”
pp: Meneer Zalm, u zelf aan de lijn, wat een verrassing!”

Zalm: “Ik dacht het al! Daar krijg ik u aan mijn lijn”.
pp: “Da's nieuw, dat keuzemenuutje. Wat als ik nou een 1 of een 2 had ingetoetst?”

Zalm: “Mocht ik thuis zijn dan had u mij daar ook aan de lijn gekregen”.
pp: “Maar dat is dan toch onnodig wachten voor niks?”

Zalm: “Voor niks? U moet niet beledigend worden!”
pp : “Ik bedoel dat niet persoonlijk. Maar het lijkt me overbodig als je in alle gevallen toch een en dezelfde persoon aan de lijn krijgt”.

Zalm: “Ik kom gewoon tegemoet aan de behoefte van mensen keuzes te willen hebben. Ik noem dat de democratisering van de Zalmlijn. Bovendien kan ik dan hier zien voor welke informatie men heeft gekozen, dus als iemand dan over iets anders begint verbreek ik gewoon de verbinding”.
pp: “Sjonge, dat noemt u democratisering?”

Zalm: “Dat is mijn keuze. Verder valt democratisering hier onder toets 1 dus komt u eens ter zake”.
pp: “Ja, ik dacht ik ga u persoonlijk feliciteren met uw nieuwe functie onder Wouter Bos”.

Zalm: “Dank u, dank u, maar u ziet het niet helemaal goed. Geeft niet, dat ben ik inmiddels wel van u gewend”.
pp: “Hoezo niet goed?”

Zalm: “U zei 'onder Wouter Bos'. Da's niet correct”.
pp: “Nou, Bos zei dat hij zeker tot 2011 de boel blijft controleren, dus zult u verantwoording aan hem moeten afleggen”.

Zalm: “Ik blijf verbaasd over het feit dat dit blogje van u nog bestaat, ondanks het leveren van halve waarheden”.
pp: “Halve waarheden?”

Zalm: “Jazeker. Het klopt dat Bos dat heeft gezegd, maar hij zei ook dat hij het dagelijks management overlaat aan de deskundige ter plaatse”.
pp: “En dat gaat u dus worden. Heeft u er zin in?”

Zalm: “Amice, anders had ik…..”
pp: “Heer Zalm! Kunnen we het nou nooit eens worden ?!”

Zalm: “Pardon?”
pp: “Hoe vaak heb ik u gevraagd mij niet uw amice te noemen?”

Zalm: “Oh, zo. Juist, ja. Hahaha, het was maar een grapje”.
pp: “Kan zijn, maar ik lees hier
bij de NOS dat uw humor niet bij iedereen in goede aarde valt en dat doet dat 'amice' bij mij ook niet”.

Zalm: “Tja, wij hadden lang geleden ook al een verschil van humor, nietwaar?”
pp: “On topic weer, heer Zalm. Ik vroeg of u er zin in had. Het lijkt me niet zo'n gemakkelijke klus”.

Zalm: “Het is geen klus, het is een uitdaging”.
pp: “En wie zegt dat u daar de meest geschikte kandidaat voor bent?”

Zalm: “Wouter Bos!”
pp: “Ja , die was wel erg complimenteus over uw staat van dienst”.

Zalm: “Erg fideel van hem en zo uitmuntend gesteld!. Mijn aanvankelijke scepsis over een sociaal-democraat op Financiën heb ik moeten bijstellen. Wat kan die man rake dingen zeggen”.
pp: “Wouter en u lijken ineens opperbeste vrienden. Dat is wel eens anders geweest, toch?”

Zalm: “Ach, meneer, Wout en ik kennen elkaar al zo lang. Ik verwijt de kerel niets”.
pp: “U kent elkaar al lang. U doelt, neem ik aan, op de tijd dat u beiden nog lid was van de PvdA?”

Zalm: “Ook dat. Ik weet nog goed dat ik hem wekenlang probeerde over te halen samen met mij de overstap naar de VVD te maken. Jammer, dat hij dat nooit heeft gedaan”.
pp: “Sans rancune dus?”

Zalm: “Ach, meneer, iedereen zo zijn hobby's. Dat moeten we respecteren van elkander”.
pp: “Hobby's? Regeren of een grote bank leiden, dat noemt u toch geen hobby's?”

Zalm: “Kijk, nu draaft u alweer door. Dat heb ik niet gezegd. Ik had het over de keuze voor een politieke partij”.
pp: “Dat is hobbyisme?”

Zalm: “Tot op zekere hoogte wel, ja”.
pp: “Ik begrijp er niets van”.

Zalm: “Dat komt door uw grenzeloze naïviteit”.
pp: “Huh?”

Zalm: “Luister, regeren of een bank van naam leiden, dat is het echte werk. Aanpakken, handen uit de mouwen en zo”.
pp: “En macht hebben natuurlijk”.

Zalm: “Wie wat wil bereiken moet daar gaan zitten waar-ie ook daadwerkelijk invloed heeft”.
pp: “Dat is de dieperliggende reden om deze baan aan te nemen?”

Zalm: “Nee, nee, als men een beroep op mij doet het landsbelang te dienen, dan ga ik die verantwoordelijkheid niet uit de weg. Ik weet wat goed burgerschap dient in te houden”.
pp: “Heeft u nog voorwaarden gesteld?”

Zalm: “Dat gaat u niks an!”
pp: “Kom, meneer Zalm, banken zullen meer transparantie aan de dag moeten leggen dan tot op heden het geval was. Wen er vast maar aan en vertel: wat zit er voor u in?”

Zalm: “Niet meer dan mijn huidige salaris”.
pp: “Niks meer? Ik kan het nauwelijks geloven”.

Zalm: “Nou goed dan, als ik het goed doe, dan zit er misschien wel een bonusje in het verschiet”.
pp: “Misschien wel…?”

Zalm: “Okee, okee. Het staat nu al vast dat ik het goed al doen”.
pp: “Wie zegt dat?”

Zalm: “Zit u wel te luisteren?”
pp: “(zucht…) En als het nou allemaal niet lukt?”

Zalm: “Uw kennis van zaken is bedroevend slecht. Mijn hele carrière kenmerkt zich door louter successen”.
pp: “Daar wordt verschillend over gedacht”.

Zalm: “Dat is nu eenmaal een bijverschijnsel van democratie. Dat noemen we vrijheid van meningsuiting. Het heeft mij echter nooit belemmerd of schade toegebracht. De huidige benoeming mag daar wel een uitstekend voorbeeld van zijn”.
pp: “Verder nog iets in de kleine lettertjes vast laten leggen?”

Zalm: “Ik verheug me er nu al op mijn oude flipperkast op mijn nieuwe kantoor te zullen zien”.
pp: “En dan maar hopen dat die nieuwe bank geen flipperkast zal worden”.

Zalm: “Zo is het wel genoeg, amice!”

Tijdmanagement

Tijdmanagement

Het is de hoogste tijd voor werktijdverkorting. De vakbonden gaan naar Den Haag om het kabinet duidelijk te maken dat het voor een slow-decision-beleid nu nog veel te vroeg is. De auto-industrie heeft last van de kredietcrisis en wil onmiddellijk steun van de overheid.

Werktijdverkorting is het toverwoord. Geld wordt, vooralsnog, niet gevraagd. Het kabinet zou immers het Amerikaanse voorbeeld kunnen volgen en geen cent in de autobusiness willen steken. Zijn er nog andere mogelijkheden?

Tuurlijk wel. NedCar en Daf zouden zich te koop aan kunnen bieden. Misschien heeft SolarWorld interesse. Deze Duitse producent van zonnepanelen heeft al een bod van 1 miljard euro uitgebracht op Opel om die om te vormen tot een fabriek die louter ecologische modellen op de markt zou moeten brengen. Opel ziet daar helemaal niets in en houdt liever de hand op bij de Duitse regering.

Het is een grappig idee van SolarWorld. Maar niet de oplossing voor dit moment, want zou de consument nu wel geld uitgeven aan een nieuwe elektrische auto? Een goed functionerend elektrisch karretje gaat echt niet goedkoper worden dan de huidige benzinemodellen.

Tijd is geld. De werktijdverkorting gaat de overheid geld kosten. Die moet namelijk uit de ww-pot worden betaald. Maar tijd kun je ook anders besteden. Een paar suggesties.

Men zou wat langzamer kunnen werken. Er is minder vraag. De autofabrikanten denken dat het een tijdelijk dipje is. Kalm aan dus.
De tijd die minder wordt besteed aan het sleutelen aan de auto’s kan productief worden gemaakt door die te besteden aan zaken die volgens het bedrijfsplan hard nodig zijn maar nog weinig ontwikkeld. Gewoon omdat men daar te weinig tijd voor had. Het duurzaamheidbeleid, de bijscholingen voor de bedrijfsveiligheid, het opzetten van personeelscommissies die hun eigen innoverende ideetjes kunnen doorontwikkelen, fitness op de werkvloer, omscholing, of wat dan ook.

Of men neemt de tijd om de zaak grondig te verbouwen. Afgelopen met de benzineauto. Het bedrijf gereed maken voor de ecologische wagens. Tijd besteden aan de toekomst dus.
Als daar geld voor nodig is om dat te realiseren, mag wat mij betreft de staatskas worden aangesproken.

Leidinggevenden

Leidinggevenden Behalve zo'n 110.000 loodgieters zijn er ruim een miljoen andere leidinggevenden. Loodgieters geven u een leiding voor uw sanitair, centrale verwarming of riolering. Die andere ambachtslieden geven leiding aan mensen. Ik weet niet wat makkelijker is.

Een beginnend loodgieter verdient wel iets meer dan een beginnend academicus. Dat verschil wordt gauw ingelopen als de hoge opgeleide een leidinggevende functie weet te krijgen. De loodgieter kan na jaren last van zijn rug krijgen, de leidinggevende kan al gauw de rug op van zijn werknemers en dan ligt een burn-out op de loer. Een loodgieter verbrand hooguit zijn handen aan de gasbrander als-ie een leidinkje moet fitten.
Onderschat de werkdruk van loodgieters overigens niet. Er zijn er veel te weinig van, dus ze werken zich een slag in de rondte om het werk gedaan te krijgen.

Het lijkt een erg scheve verhouding: slechts ruim 100.000 loodgieters tegenover ruim 1 miljoen andere leidinggevenden. Zou de behoefte aan sturing zoveel groter zijn dan aan sanitair en cv's ? Of is het nu eenmaal zo dat je altijd baas boven baas hebt?

Dat laatste is zeker het geval. De ploegbaas geeft leiding aan wat uitvoerenden, de manager geeft leiding aan de ploegbazen en de directie geeft leiding aan de managers. En dan zijn er nog bedrijven waar een raad van bestuur leiding geeft aan de directie.

Nu is “leiding geven” ondertussen bijna net zo'n taboewoordje als “baas” en heet het tegenwoordig managen of aansturen. Ondergeschikten heb je ook niet meer. Dat zijn medewerkers of soms heel sjiek employees geworden.
De hiërarchie is er niet minder door geworden. Uiteindelijk hakken de leidinggevenden de knopen door en beslissen zij wie wat doet, hoe dat gedaan moet worden en wie wordt aangenomen of ontslagen. Natuurlijk, niet zonder te luisteren naar de werkvloer en in overleg met de ondernemingsraad. Dat hoort bij het moderne leidinggeven. Maar gelijkwaardige collega's zijn een leidinggevende en een werknemer niet.

Dat 14 procent leiding geeft aan de overige 86 procent is misschien nog aan de lage kant. Mag ik dat met een voorbeeldje illustreren?
Toen ik vorig jaar een min of meer leidinggevende functie kreeg was het bij de collega's ineens over met de zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid. Bijna elk probleempje werd op mijn bord gegooid, terwijl ze de jaren daarvoor zelf oplossingen moesten bedenken. Dat ging vergezeld met de opmerking dat men blij was dat er weer eens leiding op de werkvloer aanwezig was.

Dat vind ik vreemd. Het tekende wel het ongemak dat sommige mensen voelen bij de begrippen “zelfsturing” en “eigen verantwoordelijkheid”.
Voor een deel ligt dat aan slecht leiding geven. Een team dat inderdaad knopen doorhakt, maar nooit een complimentje krijgt of te stelselmatig te maken krijgt met het terugdraaien van besluiten door de managers, zo'n team houdt wel een keer voor gezien. Dat geldt ook voor teams die in hun bewegingsvrijheid ernstig worden beperkt. Zeker als niet goed wordt uitgelegd waarom die beperkingen er zijn. Zo zal het niet in elk bedrijf gaan, hoop ik.

Voor een ander deel willen sommige mensen verantwoordelijkheden helemaal niet. Gewoon het ding doen waar ze goed in zijn en verder geen gedoe. Moeten die mensen een manager over zich heen krijgen die net op een training heeft geleerd hoe hij het beste uit zijn mensen kan halen om ze vervolgens met beperkte verantwoordelijkheden op te zadelen?

Dat er een miljoen leidinggevenden zijn zegt, behalve over een traditionele hiërarchie-cultuur, ook iets over het grote aantal mensen dat graag de leiding uit handen geeft. Pas als men die opeist hebben we waarschijnlijk nog maar twee procent leidinggevenden nodig.

De burger als blusdeken

De burger als blusdeken De blusdeken voorbij. Minister Ter Horst had vandaag de eer duidelijk te maken waar de verantwoordelijkheden van de overheid ophouden. Op een veiligheidscongres legde ze uit dat de burger niet bij elk wissewasje een beroep moet doen op de overheid. Dat is ook niet handig, zo zegt ze, want als er ergens een ramp plaatsvindt zijn de burgers eerder ter plaatse dan de overheid. Dus de burger moet dan niet met de armen over elkaar wachten op overheidsdiensten. Jawel, eerst 112 bellen, maar dan de handen uit de mouwen.

Gelukkig zijn er, zo memoreert Ter Horst, al veel burgers die hun verantwoordelijkheid nemen: “Kijk naar onze vrijwillige brandweer. Het is geweldig om te zien hoe al decennia lang, vaak van grootvader op vader op zoon en soms dochter, hele families zich inzetten om naast hun baan, als vrijwilliger bij de brandweer op te treden en met gevaar voor eigen leven vaak brandende panden in te gaan om mensenlevens te redden. Er is dus een groot potentieel dat we meer kunnen benutten. Ten eerste in een actieve deelnemende rol en ten tweede in een zelfredzame rol“.

In Nederland hebben we zo'n 22.000 van die actieve, deelnemende en zelfredzame burgers. Een deel daarvan trok vandaag naar Den Haag. De VBV (Vakvereniging van brandweervrijwilligers) is niet zo blij met de beperking die de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) hen oplegt bij de onderhandelingen over een nieuwe CAO. De vrijwilligers willen actief deelnemen en eisen een plaatsje aan de onderhandelingstafel, de VNG vindt dat dit om formele redenen niet kan. De CAO-besprekingen gaan niet alleen over de brandweerlieden, maar ook over andere beroepen, bijvoorbeeld de vuilnismannen. Die andere beroepsgroepen worden door de officiële vakbonden vertegenwoordigd.

Dat kan wel zijn, zegt de VBV, maar “De beroepsbonden (ABVAKABO-FNV, CNV-Publieke Zaak, CMHF) kunnen de Brandweer Vrijwilligers natuurlijk niet vertegenwoordigen“. Daarom willen de vrijwilligers rechtstreeks over hun rechtspositie meepraten. “Het kan niet zo zijn dat anderen voor ons beslissen“.

Nou, Ter Horst heeft gelijk. Toonbeeld van actieve deelneming, sterk staaltje zelfredzaamheid.

Nu is de VBV een nog jonge organisatie, waarvan onduidelijk is hoeveel leden zij vertegenwoordigt. Toch hebben zij wel erkenning gekregen van het ministerie van ter Horst, in de vorm van een startsubsidie. Dat vindt Ter Horst voorlopig wel genoeg. In een brief aan de 2e Kamer schrijft zij: “De VBV richt zich derhalve primair op brandweervrijwilligers. De VBV voldoet daarmee op dit moment niet aan de voorwaarden die gesteld worden aan de onderhandelingspartners over de gemeentelijke arbeidsvoorwaarden“. En daarmee steunt zij de VNG.

Daarmee ze ook dat “groot potentieel dat we meer kunnen benutten“, waar ze het in haar speech over had. Want is het niet voorbeeldig dat die vrijwilligers niet alleen vele uren steken in oefeningen, opleidingen en daadwerkelijke brandbestrijding en dan niet te beroerd zijn ook nog eens tijd te steken in de CAO-besprekingen? Dat democratisch potentieel wordt terzijde geschoven.

Gemiste kans. De burger moet wel als blusdeken fungeren, maar over de voorwaarden waaronder dat dient te gebeuren, mag de burger slechts op de tweede plaats een zegje doen. Hoe actief wil de overheid de burger eigenlijk hebben?

Productencrisis

Productencrisis

Er circuleren nogal wat scenario's over de gevolgen van de kredietcrisis voor andere sectoren dan de bankwereld en huizenmarkt.

Een veel gehoord statement is dat de consument, bang geworden door al die financiële onheil, de huishoudbeurzen gesloten houdt. Fabrikanten vrezen omzetdalingen en zelfs het sluiten van complete productielijnen. Dat is dan weer niet goed voor diezelfde consument, want behalve klant is die ook werknemer.

Om de malaise het hoofd te kunnen bieden doen nu ook fabrikanten een beroep op overheidssteun: gesubsidieerde werktijdverkorting. Werknemers tijdelijk in de ww, in de hoop ze op de langere termijn te kunnen behouden.

Minister Donner wil eerst eens onderzoeken hoe hard overheidssteun nodig is. Sommige bedrijven zien dat als welwillendheid van de overheid en dus hebben nu al 36 bedrijven aangekondigd die steun zeker nodig te hebben. De kredietcrisis is een calamiteit, zo zegt men, en dus vallen ze onder de voorwaarden die voor deze uitzonderingsmaatregel gelden. Kernpunt van die voorwaarden: de bedrijven moeten aannemelijk maken dat de nood slechts tijdelijk is en dat de productie over niet al te lange tijd wel weer hervat kan worden.

Hopelijk leest minister Donner de kleine lettertjes in de paniekberichten. Natuurlijk: er zijn in september ineens minder schoenen verkocht. Maar dat kwam vooral omdat de consument zijn stappers al in de maanden daarvoor had aangeschaft en het mooie nazomerweer de behoefte aan nieuw schoeisel temperde.
En zeker, het lijkt op het eerste gezicht zorgwekkend dat Philips de productie
van scheerapparaten twee weken gaat stilleggen. Maar nadere lezing leert dat Philips dat elk jaar doet om de voorraden op te ruimen en het dit jaar bovendien goed uitkomt omdat de kerstdagen op door-de-weekse dagen vallen.

Voor zover er wel een direct verband lijkt tussen de voorzichtigheid van de consument en te verwachten omzetdalingen, zijn er een paar opvallende keuzes waar te nemen bij veranderingen in de kooplust.
Er lijkt een productencrisis aan te komen. Zoals banken sneuvelden omdat ze te veel risicodragende leningen verstrekten, zo lijken nu fabrieken te sneuvelen die te veel produkten maakten, waar de consument wel zonder kan.

Neem de mobiele telefoons. Producenten verwachten de nodige ellende omdat de consument nu wel twee keer op zijn hoofd zal krabben alvorens een nieuw mobieltje te scoren. Die heeft hij ook niet direct nodig. Slechts 9 procent van de huishoudens had in 2005 geen mobiele aansluiting. Steeds meer mensen bezitten meer dan één gsm. Het is treurig dat de consument zijn verstand hervonden lijkt te hebben dankzij de kredietcrisis, maar de keuze geen mobieltje met lavendelgeur aan zijn arsenaal toe te voegen, is toch ook een gevolg van de productencrisis. Een markt volplempen met nieuwe modelletjes en gadgets: overdaad schaadt.

De autobranche klaagt ook steen en been. Nu is een auto wel wat duurder dan een mobieltje. Maar blijkbaar zakt de behoefte de oude kar in te ruilen voor de fonkelnieuwe auto
van het jaar, nog voor het oude karretje echt levensmoe is. Dan maar wat langer met het Kadetje rondgereden.
Ook hier geldt dat de consument een productencrisis lijkt te veroorzaken. Meer dan één auto voor de deur, snel wisselen van model, de consument gaat even rustiger aan doen.

Het wordt nog even afwachten of dat ook opgaat voor de naderende feestaankopen. Tot nu toe haalden de kado-aankopen voor Sint en Kerst telkens nieuwe records. Maar in de Chinese speelgoedfabriek Smart Union was in juli al sprake van een productencrisis. De productie van feestelijke produkten betekende voor een chinese werknemer al gauw een verdubbeling van het doorsnee maandloontje van 75 euro. Nu moeten steeds meer werknemers onverrichter zake huiswaarts keren. Zonder dat loon wel te verstaan.

Overdaad schaadt. De banken die op een overdaad aan bonussen uit waren hebben als eerste het lid op de neus gekregen. Volgen nu de fabrikanten die een overdaad aan produkten op de markt hebben gegooid?

Muziek voor hart en bloedvaten

Muziek voor hart en bloedvaten

Joggen met de muziek van je mp3-speler in je oren mag dan slecht voor het gehoor zijn, het is uitstekend voor hart en bloedvaten. Waarmee is verklaard waarom hardlopen goed is. De beweging zelf helpt wel, maar met het juiste muziekje op is het gegarandeerd gezond.

De professor die de gezondheid van de lach heeft ontdekt, heeft nu ook uitgedokterd dat leuke muziek je hart ten goede komt. Bij proefpersonen die naar muziek luisterden waar ze vrolijk van werden, gingen de bloedvaten zo'n 26 procent wijder openstaan. Goed voor de doorbloeding, goed voor je hart.

Geen tearjerkers en heartbreakers opzetten, natuurlijk. Misschien zijn liedjes met een lach wel dubbel zo goed. De lach-aria uit de opera Zaïde (Mozart) of de aria uit de Faust van Gounod, waar Bianca Castafiore, de diva uit de Kuifje-strips, zo gelukkig van werd (Ah, je ris de me voir).

De prof, Michael Miller, ontdekte dat de meeste proefpersonen gelukkig werden van countrymuziek. Dat kan bij een Amerikaans onderzoek. Zouden Nederlanders dan een goed hart krijgen van Ilse de Lange of de boerenrock van Normaal?

Nu valt de doorsnee Amerikaanse countrymuziek het meest te vergelijken met wat hier het levenslied wordt genoemd, in Portugal de fado, sommige Franse chansons of Zwitserse alpenliedjes. Niet dat je daar meteen het Zwitserlevengevoel van krijgt, daarvoor passeert er toch teveel leed in al die muziek. Maar blijkbaar vinden ze in de USA een tearjerker van Dolly Parton toch hartverwarmend goed. Of het moet zijn dat je van sommige countrysongs zo vreselijk in de lach schiet, vanwege het hoge campgehalte, dat daarmee het lach-onderzoek van Miller wordt bewezen.

Van welk liedje wordt u zo vrolijk, dat u een aanmerkelijke verbetering van uw bloeddoorstroming waarnam? Noemt u er maximaal drie en volgende week presenteer ik hier de top-chart van gezonde muziek.

Van het pluche gebrand

Van het pluche gebrand Met het vertrek van Ella Vogelaar, stijgt Balkenende in de statistieken. In een onderzoekje hier naar de binnenbrandjes in Balkenende's coalitie, heb ik het smeulende vuurtje binnen de PvdA over het hoofd gezien. Daarmee komt dit jaar het aantal interne conflicten op 12, maar nu is er wel iemand van het pluche gebrand.

Een ander onderzoek wees uit dat de kabinetten Balkenende ook hoog scoren als het gaat om bewindslieden die opstappen na een vertrouwensbreuk. Onderzoekers van de Universiteit van Utrecht kwamen tot concludeerden: “Wanneer je het aantal vertrouwensbreuken afzet tegen het aantal dagen dat een kabinet heeft geregeerd, dan zijn de kabinetten Balkenende zelfs koplopers in de naoorlogse parlementaire geschiedenis. Nog nooit eerder zaten de bewindslieden zo losjes op het pluche“.

Bijna 15 procent van de bewindslieden is niet zo gehecht aan het pluche, als menigeen soms denkt. Van de bijna 750 aangestelde ministers en staatssecretarissen, hebben 106 bewindslieden het centrum van de macht verlaten (meegeteld: het huidige kabinet, het vertrek van Cees van der Knaap in 2007, Aboutaleb die naar Rotterdam gaat en nu dan Ella Vogelaar). Zie een overzicht van 1945 tot 2006 onderaan dit artikel.

Het vertrek van Vogelaar is een geval apart. Het komt erg weinig voor dat bewindslieden opstappen omdat zij zelf bij het parlement, of de 2e Kamer bij hen, een gebrek aan vertrouwen constateren. Nu blijkt er binnen één van de coalitiepartijen het vertrouwen tekort te schieten in één van de eigen bewindslieden. Natuurlijk, de andere twee partijen hebben de nodige kritiek geventileerd jegens Ella Vogelaar, maar niemand van hen heeft haar geadviseerd een andere betrekking te zoeken. Men ligt er verder niet wakker van. De meeste reacties komen neer op een schouderophalend “jammer, maar helaas”.

Maar weinigen maken zich hardop ongerust over het hoge personeelsverloop in de kabinetten onder Balkenende. Zijn roemruchte voorganger Lubbers zag twee keer zoveel bewindslieden weglopen en ook Den Uyl (16x) en Drees (14x) moesten wat vaker de vacaturebank raadplegen. Toch is Balkenende inmiddels Van Agt (11x) voorbij gestreefd en is met 13 opstappers opgerukt naar de vierde plaats.
CDA-mp's hebben in de gehele naoorlogse periode 70 bewindslieden zien vertrekken, de sociaal-democratische mp's kwamen niet verder dan 36 opzeggers. Maar goed, het CDA heeft dan ook bijna continu (mee-)geregeerd. Een stevige klus en waar gehakt wordt, vallen spaanders.

Affaires als die van Vogelaar komen weinig voor. Onrust of niet, meestal zijn er andere redenen waarom bewindslieden hun heil elders zoeken.
Verreweg de meesten zijn vertrokken om persoonlijke redenen, zoals een kwakkelende gezondheid of men had moeite werk en privé-leven te combineren.
Reden numero twee: carrière-ontwikkelingen. Regelmatig vonden bewindslieden een andere functie, als burgemeester of Navo-secretaris, interessanter dan deelname aan een kabinet.
Op de derde plaats komt dan het binnenbrandje. Soms vond men weinig steun bij collega's binnen het kabinet, soms was men het niet langer eens met het uitgestippelde beleid.

Het minst vaak stapten bewindslieden op omdat de 2e Kamer geen vertrouwen meer in ze had. Kamerleden hebben wel degelijk soms keiharde vraagtekens gezet bij bepaalde bewindslieden, maar dat heeft er niet zo vaak toe geleid dat een minister of staatssecretaris dan maar de handboek in de ring gooide. Waarna de Kamer over ging tot de orde van de dag.

De Utrechtse onderzoekers constateerden dat de ene periode wat stormachtiger was dan de andere. De periode Balkenende mag tot de eerste categorie worden gerekend. Nu lijkt de vierde editie steviger op het pluche te zitten dan de voorgaande afleveringen. Of is het vertrek van Vogelaar een voorbode van de uiteindelijke val van dit kabinet?

Tweede Kamer stopt taalgebruik

Tweede Kamer stopt taalgebruik In Trouw staat een fraaie zin: “Een Kamermeerderheid denkt na over een 'morele code' om het taalgebruik in de Kamer een halt toe te roepen”.
Het taalgebruik te stoppen? Wat een oplossing! Gerdi Verbeet wil helder taalgebruik, zodat iedereen een Kamerdebat kan volgen, de SP wil verhullend taalgebruik weren, de SGP wilde bepaalde woorden uit de notulen schrappen en Johan Remkes (VVD) heeft in een brief opgeroepen tot codificering van het Reglement van Orde.

De vergissing in Trouw is eigenlijk een meesterlijke vondst om al die problemen in één klap van tafel te vegen. Meer dan twee regels hoeft die code niet te bevatten.
1. Als een politicus niet aan kan tonen dat zijn informatie 100 procent juist is: hij of zij doet er het zwijgen toe.
2. Als een politicus er ook niet zeker van is of een bepaald term wel door iedereen begrepen zal worden: spreek alleen als een begrijpelijke term voorhanden is.

De eerste regel lost het grootste deel van de parlementaire taalproblemen al op. Een minister zal de Kamer volledig en met de juiste feiten de aanwezigen moeten inlichten en geen kamerlid zal nog genoodzaakt zijn de bewindsman- of vrouw voor leugenaar uit te maken. Mocht iemand desondanks menen dat een minister een tekort aan verstandelijke vermogens heeft, dan is een simpel attestje van een psychiater voldoende om dat te bewijzen.

Ontbreekt het aan zulke bewijslast dan moet die uitlating juist niet uit de notulen worden geschrapt. Daarmee zou het bewijs van het onvermogen van betreffend kamerlid weggemoffeld worden. Een kabinetslid of een parlementariër, die bij herhaling de juistheid van zijn of haar woorden niet kan aantonen, kan wegens misleiding uit de functie worden ontheven.

De tweede regel is wat lastiger. Probeer maar eens vakjargon te vermijden en toch de spreektijd binnen de perken te houden. Maar als elke politicus wat vaker het woordenboek hanteert om begrijpelijke synoniemen op te zoeken, kunnen ze een heel eind komen.

Voorstanders van het vrije woord menen dat in de Kamer alles gezegd moet kunnen worden. Liefhebbers van de felle polemiek zijn bang dat beperkende codes het debat vreselijk saai zullen maken.
Natuurlijk maakt een leuke kwinkslag en een gevatte sneer het voor het publiek aantrekkelijker een debat te volgen. Alleen: wie moet er dan oordelen of de ironie ook inhoudelijk van toepassing is? Dat lijkt mij een iets te zware taak voor de Kamervoorzitter. Die moet toch al oppassen niet op alle slakken zout te leggen, anders zal haar snel verweten worden de democratie de mond te snoeren.

Misschien is het beter het maar te laten zoals het is. Een kamerlid die in schelden vervalt, diskwalificeert zichzelf. Het mag even leuk lijken, maar als de volksvertegenwoordiger daar in volhardt, zullen steeds minder mensen hem of haar serieus nemen.
Zo zal het ook de politicus vergaan die het met de waarheid niet zo nauw neemt. De Kamerleden zullen dan wel hun werk meer dan goed moeten doen. Dat zal soms wat tijd kosten, maar er zijn genoeg nachtelijke overuurtjes bekend waar zelf hele kabinetten sneuvelden, omdat de Kamer het onderste uit de kan eiste.

Dat is dan het ergste wat er kan gebeuren. Niemand hoeft te vrezen voor hardhandige taferelen, die bekend zijn van parlementen in Azië of Spanje. Of zou Johan Remkes wel bang zijn dat het debat in de polder ooit zo uit de hand zal lopen, als zijn VVD-collega Aproot de christelijke partijen weer eens van taliban-praktijken zal beschuldigen?

Aan namaakbaarheid ten onder?

Lego

Het imperium van speelse maakbaarheid heeft problemen. De bouwsteentjes, waarmee zovelen de beginselen der maakbaarheid met de paplepel kregen ingegoten, mogen nu vrijelijk worden nagemaakt.

Lego, het wereldwijd bekende speelgoed, wordt niet langer beschermd door het Europees merkenrecht. Het patent op de blokjes is verstreken en bovendien vindt het Europees Hof van Justitie dat een bouwsteentje geen bescherming behoeft. Een technisch onderdeeltje kan geen beschermd merk zijn.

Hiermee schept het Hof jurisprudentie voor ongebreidelde namaak. Alle octrooivrije onderdelen kunnen nu zonder problemen gebruikt worden om tot elk denkbaar produkt te worden geassembleerd. Goed voor menig portemonnee, want dat scheelt al gauw wat euro's, die anders aan ontwikkeling en innovatie besteed moeten worden. Dodelijk voor veel creativiteit, want wie zou nu nog de moeite nemen zelfs iets te bedenken?

Lego hanteert de slogan “je verbeelding is de enige beperking”. Met de bouwsteentjes kan je hele werelden maken Maar je verbeelding loopt al gauw stuk op de beperking van Lego zelf.
Dat zit 'm niet alleen in dat rechthoekige blokje, dat verantwoordelijk mag worden geacht voor hele generaties die slechts binnen vastomlijnde kaders kunnen denken. Dat zit 'm ook in de kant-en-klare pakketten die Lego aanbiedt om miniatuurweergaven van talloze bekende werkelijkheidjes te maken. Lego mag dan tegen namaak zijn, zelf schuwen ze dat concept helemaal niet.

Lego meent, behalve een bijdrage te leveren aan de pedagogische ontwikkeling van de jeugd, ook volwassenen stapelgewijs bij te staan. Managers en beleidsmakers kunnen speels vergaderen met Lego Serious Play. Er is in Nederland een bedrijf dat de KLM, Rijkswaterstaat en zelfs de GGD helpt haar identiteit met Lego te ontdekken. Da's mooi: haal het speelse kind in de mens naar boven, toch?

Nee, de beperkingen van Lego zijn zelfs een octopus bekend. Dat Lego nu door jan-en-alleman mag worden nagemaakt is niet zo best. Zo krijgen we nooit het idee de wereld uit dat alles alleen maakbaar is, zolang we maar als rechthoekige blokjes aan elkaar gehecht zijn.

Waterschapsparticipatie

Waterschapsparticipatie

Donderdag wordt u geacht uw burgerplicht te doen bij de waterschapsverkiezingen. Deze keer in nieuwe stijl. Voor het eerst doen ook politieke partijen mee.
De nieuwe stijl is in het leven geroepen om, onder de noemer “burgerparticipatie”, het waterschap dichter bij de burger te brengen. Of omgekeerd, da's niet helemaal duidelijk.

Dat de burger tot nu toe zich amper geroepen voelde een stem in het kapittel van zijn kraanwater te hebben, lag vooral aan de manier waarop waterschappen en verkiezingen waren georganiseerd. Dat is bij rijk, provincie en gemeente wel anders, dus als je bij deze ook politieke partijen laat meedoen, dan zal de burger ineens wel veel meer geïnteresseerd zijn.
Met die gedachte in het hoofd, stemde de 2e Kamer voor een wetswijziging en de waterschapsverkiezingen nieuwe stijl waren een feit. Doel: een grotere burgerparticipatie bij het waterschap.

Even los van de zin of de onzin van verkiezingen voor zulke uitvoerende organen, wil ik hier eens bekijken wat het waterschap eigenlijk aan burgerparticipatie doet, in vergelijking met, bijvoorbeeld, een gemeente. Die vergelijking pas ik toe omdat mijn eigen waterschap stelt dat de dijkgraaf te vergelijken valt met de burgemeester van een gemeente, de heemraden met de wethouders en de rest van het dagelijks bestuur met een gemeenteraad.

Nu doet het waterschap veel dingen, waarbij een participerende burger alleen maar in de weg zou lopen. Het houdt water op peil, letterlijk en kwalitatief. Een dijk aanleggen en onderhouden moet je aan vaklui overlaten. Het drinkwater schoonhouden ook. Hooguit zou de burger zich meer kunnen bemoeien met het waterbeheer. Wanneer moet een stuk polder, wegens problemen met overtollig rivier- en regenwater, of welke sloot mag worden gedempt om er een recreatief voetpad van te maken?
Maar ook dat zijn zaken die zorgvuldig moeten gebeuren en die de burger dus graag aan ingenieurs overlaat.

Toch kunnen de ingezetenen van een waterschap al op verschillende manieren participeren. Net zoals andere overheden houdt men regelmatig hoorzittingen over tal van kwesties. Bovendien laat een waterschap zich bijstaan door commissies, te vergelijken met gemeenteraadcommissies en waar ook de waterschapburger in plaats kan nemen.

De burger kan ook heel praktisch meedoen. Neem de dijkschouw. Twee keer per jaar worden de dijken gecontroleerd. Onder leiding van de schouwmeester gaan deskundige ambtenaren en vrijwilligers kijken of alles nog in orde is. Het dijkleger, noemt men dat. Ook bij dreigende watersnood, gaat dat leger de dijken bewaken. Heel praktische participatie.

Ook kan de burger zelf melden dat hij een zwak plekje in een dijk of kade heeft gezien, evenals dode vissen in de sloot of te hard varende boten die een gevaar voor de waterkant kunnen betekenen.

Het lijkt dus al aardig wat, maar het valt niet te vergelijken met de participatiemogelijkheden die gemeenten er op na houden: wijk- en dorpsraden in alle maten en soorten, buurtpanels, stadsdeelbesturen, dialoogdagen, de mogelijkheid tot een burgerinitiatief en zelfs, op nog veel te bescheiden schaal, directe invloed op besteding van geld (het burgerbudget).

Het Rijk heeft een Participatieprijs ingesteld om de kleinere overheden te stimuleren de gewenste participatie tot grote hoogten op te stuwen.
Tot op heden is er nog geen waterschap genomineerd geweest, laat staan in de prijzen gevallen. Daar ligt dus nog heel wat terrein braak, zou je zeggen.
Een betrokken waterschapsburger gaat wellicht anders tegen bepaalde zaken aankijken, als hij vanuit het water sommige zaken beschouwt.

Voorbeeldje: een terras aan een stadskade of bij een parkje van een vinexwijk is een gemeentelijke kwestie. Burgers kunnen van hun lokale participatiemogelijkheden gebruik maken en zullen in dit geval eerder gefocussed zijn op hoe het er moet uitzien of op de eventuele overlast.

Maar stel je bent participerende waterschapsburger en je constateert dat het gemaal vaker moet worden schoongemaakt omdat er peuken, servetten en plastic bierglazen in terechtkomen? Of omdat de kwaliteit van het water achteruitgaat om dat jan-en-alleman, op een zonnige dag, de blote poten in het wijkwater laat bungelen?

Kortom, je moet er bij betrokken zijn, wil je er ook wat van kunnen weten. En die kennis zou misschien je mening over gevolgen van gemeentebeleid kunnen veranderen.

Wat denkt u? Ziet u participatiemogelijkheden bij de waterschappen?