De illusie dat de overheid met wetten in staat is maatschappelijke problemen op te lossen en het samenleven van mensen te regelen, leidt tot veel regels. Regels zijn zeker nodig, maar ze kunnen mensen niet moreel vormen en hun voorkeuren niet sturen. Een citaat uit het rapport De ontregelde samenleving van het wetenschappelijk bureau van het CDA.
Een van de doelen van het huidige kabinet is minder overheidsbemoeienis, minder regelgeving en minder administratieve druk. Het wetenschappelijk bureau van het CDA doet een poging uit te leggen wat er mis is met veel wetten en regels: “De overheid handelt in de praktijk vaak alsof de samenleving maakbaar is. De samenleving is niet maakbaar, maar de overheid handelt alsof dat wel zo is”, is een stelling uit het rapport (pdf).
De klaagzang over de Nederlands bureaucratie zal velen als muziek in de oren klinken. In het rapport staan een aantal praktijkvoorbeelden, die doorgeschoten bureaucratie illustreren. Voor velen herkenbaar. Wie heeft niet het gevoel gehad een formulier teveel in te moeten vullen, of werd bij een vergunningaanvraag geconfronteerd met regels waarvan het bestaan onbekend was? Gekoppeld aan een soms wat al te strikte regelnaleving van een enkele rigide ambtenaar, zijn die voorbeelden smakelijk voer bij menig borrelpraatje.
In 2004 verscheen, op verzoek van kabinet Balkenende, een onderzoeksrapport (Alle regels tellen, pdf) naar de productie van wetten, algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelgevingen. Voor het onderzoek werden wetten en regelgevingen geteld van 1975 tot en met 2003. Conclusie: “Jaarlijks krijgen gemiddeld 86 nieuwe zelfstandige wetten en 128 nieuwe zelfstandige AMvB’s rechtskracht. Het aantal nieuwe zelfstandige ministeriële regelingen dat jaarlijks wordt geproduceerd neemt wel toe. De schommelingen in de regelproductie hangen samen met het kabinetsjaar. Gedurende een kabinetsperiode neemt de wetgevingsproductie geleidelijk toe, om bij het aantreden van een nieuw kabinet weer te dalen”.
Er waren wel een uitzonderingen op deze regel. Het tweede kabinet-Lubbers had een geringere regelproductie dan in de voorafgaande jaren en in het tweede kabinet-Kok lag de wetgevingsproductie weer wat lager. De politieke cyclus geldt niet voor de ministeriële regelingen omdat deze tot stand komen zonder inmenging van kabinet en Kamer.
Nog een conclusie: “De ministeries van Verkeer en Waterstaat en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit zijn de naar aantal bezien grootste producenten van regelingen. De bulk van de regelingen die deze ministeries produceren bestaan uit ministeriële regelingen. De grootste producent van wetten is het ministerie van Justitie”.
Het wetenschappelijk bureau van het CDA lijkt het jaarlijkse gemiddelde van 86 nieuwe zelfstandige wetten en 128 nieuwe zelfstandige AMvB’s aan de (te) hoge kant te vinden. Voor een deel wijt men dat dus aan het maakbaarheidsstreven van de overheid. Het CDA pleit ervoor niet alles dicht te timmeren. Bijvoorbeeld door niet op elk incident of elke onvolkomenheid in de samenleving te reageren met het wijzigen van wetgeving of nieuwe regeltjes te bedenken. De overheid zou meer vertrouwen in de het oplossend vermogen van de burgers moeten hebben.
De burgers krijgen ook een veeg uit de pan. Ze moeten hun ziel en zaligheid niet in handen van de overheid willen leggen.
We zijn er aan gewend en we klagen er graag over, maar zouden we zonder een overheid kunnen? Als de overheid het probleem is, waarom schaffen we die dan niet af?
Dat is de vraag van vandaag. Schiet er eens op los en ik kom er later op terug.